31a - wat blokkeert ons van buitenaf? wat staat onze lichamelijke ontwikkeling in de weg?


Dames en Heren, 

Er is mij gevraagd een uiteenzetting te geven over hetgeen onze lichamelijke ontwikkeling van buitenaf blokkeert, maar eigenlijk is deze omschrijving geheel niet juist, daar de mens in wisselwerking staat met zijn omgeving en in feite zelf verantwoordelijk is voor de directe omstandigheden die hem omringen. 

Het is de mens eigen om de schuld van zijn problemen af te schuiven op een medemens of de buitenwereld, doch eigenlijk doet hij zijn menswaardigheid daarmede onrecht, aangezien hij, als enig schepsel in deze grote schepping, een unicum is en door middel van zijn denken zowel de materie als de geest kan beïnvloeden. 

Momenteel bevinden we ons in een merkwaardige tijdfase, waarin vele schatten uit het verleden opnieuw in ere worden hersteld, terwijl de mens, na eeuwenlange geestelijke onderdrukking, op zoek is naar een oprechte en vooral vrije levensstijl. 

Er wordt opnieuw ontdekt dat deze mens in nauwe wisselwerking staat met de kosmos, zowel de zon als de maan beïnvloeden zijn gedrag, de weersgesteldheden hebben invloed op zijn humeur en de hoedanigheid van zijn natuurlijke omgeving werkt in op zijn zenuwgestel. 

Proefnemingen met planten hebben bewezen dat er eveneens een nauwe verbintenis bestaat tussen plant en mens, dus zeker tussen dier en mens, en boven alles tussen mensen onderling. 

In werkelijkheid is de gehele mensheid besloten in een energisch levensveld, waarbinnen ieder zijn eigen gedachten en emoties projecteert, zonder erover na te denken dat deze projecties direct de naasten beïnvloeden. Er rust op ieder van ons, en zeker degenen die kennis dragen van de geestelijke achtergronden of principieel strijden voor een herstel van de natuurlijke harmonie, een grote verantwoordelijkheid. 

Zij zijn de dragers van een toekomstige verandering binnen het levensveld der mensheid, hetzij een verandering ten goede, hetzij een verandering ten kwade. 

Wij zullen allen, ieder voor zich, ijveren voor een edele doelstelling waarvan natuur en medemens heil zullen ondervinden en zulk een streven is uiterst lofwaardig, maar indien tegelijkertijd de mens afwijzend of vijandig tegenover zijn medemensen komt te staan, dan zullen we ons eigen nobele streven weer te niet doen, omdat onze emoties en onze gedachten direct inwerken op ons eigen en het grote mensheids-levensveld. 

Het behoort eigenlijk een vanzelfsprekend gevolg van ons morele, geestelijke en mentale instelling te zijn, dat we ons in alle opzichten zullen houden aan de fundamentele levensbasis binnen de natuur: eert het levende. 

Want al het levende staat nauw in contact met elkaar en is afhankelijk van elkanders harmonische, natuurlijke, dan wel waardige levensgedrag. 

Een disharmonie binnen de natuurwetten werkt disharmonisch op ons gehele organisme. 

Leed binnen één der vier natuurrijken treft ons zeer onaangenaam, zelfs zonder dat wij ons daarvan bewust kunnen zijn en kan een mogelijke oorzaak worden voor een ziektebeeld, hetzij psychisch, hetzij lichamelijk. 

Zo langzamerhand beseffen we wel dat het geen zin heeft kwalijke gevolgen weg te nemen wanneer we daarvan de oorzaak niet kennen. 

De medische wetenschap stelt zich heden op het standpunt dat men "geheel de mens" moet kennen om de oorzaak van zijn lijden te ontdekken. 

Zo is het in wezen ook met de natuur, en de kwalijke gevolgen die heden die natuur treffen: wij behoren de natuurwetten te kennen, hen te eerbiedigen, en vooral in ere te herstellen, willen we de oorzaak van onze huidige milieu-ellende opheffen. 

Ieder mens staat direct in wisselwerking met Moeder Aarde door middel van het aardmagnetisme, dat via de voeten in hem opstijgt en via de handen hem weer verlaat. 

Onze voeten, en dit bevestigen de alternatieve geneesmethoden, behoren eigenlijk regelmatig in aanraking te komen met de goede aarde, of met het energie-verstrekkende gras, om ons in een goede lichamelijke en daardoor ook geestelijke conditie te houden. 

Het grootste gedeelte van de dag lopen we over beton of asfalt dat belemmerend werkt op dit natuurlijke contact dat we zo broodnodig hebben. 

We omgeven ons met beton, met disharmonische muziek, waar onze planten van zouden sterven, en sluiten ons op in gevangenissen van gewapend beton, die dikwijls zo hoog zijn dat we het directe contact met de goede aarde grotendeels verliezen, terwijl we door de hoeveelheid daarin verwerkte ijzer agressief worden opgeladen en nog begrijpen we niet hoe het komt dat het aantal zelfmoorden, vooral in flatgebouwen, toeneemt. 

We beletten onszelf energisch-magnetisch opgeladen te worden. We isoleren onszelf in een kunstmatige wereld, waar het natuurlijke ritme van nacht en dag is vervangen door een kunstmatig ritme dat de economie of de samenleving beter van pas komt. 

We denken ongestoord te kunnen zondigen tegen de oerwetten van de schepping: de eenheid binnen alle natuurrijken en hun harmonische wisselwerking met de kosmos. 

Gelukkig horen we over 't algemeen niet hoezeer we omgeven worden door opbrekende trillingen; stralingen uit allerlei apparaten die we zo nodig hebben moeten, gelukkig zien we over 't algemeen niet hoezeer het leed zich onzichtbaar etherisch samenspant boven steden en landen en speciaal daar waar gedood, gepijnigd en psychisch geleden wordt, zowel door mens als door dier. 

Zouden we dit wel zien, we zouden het geen dag langer kunnen uithouden en innerlijk worden verscheurd door medelijden en medeleven, maar we zouden dan wel al die kleine probleempjes vergeten, waar we ons zo dikwijls druk over kunnen maken. 

We zouden, door een geestelijke bezieling en oprechte emoties gedreven, contact zoeken met onze medemensen, die evenzeer door dit gigantische lijden zouden worden overrompeld. 

Maar helaas, we zien het niet, dus blijven we maar al te dikwijls hangen in de onbelangrijke problematiek en in de eigenbelangetjes, terwijl de disharmonie binnen de natuur en het leed van onze medeschepselen, hetzij dier, plant, dan wel mens eenvoudig doorgaat en ons, onbewust dan wel bewust, medesleurt in die disharmonische levensgang. 

Aan de andere kant is het een genade dat we niet direct kunnen waarnemen hoezeer we (en ieder van ons draagt mede verantwoording) dit grote laboratorium waar we onze levensleringen moeten ervaren, uit zijn voegen rukken. 

En hoewel we momenteel veel daartegen trachten te doen, zou het toch veel zinvoller en succesvoller zijn, indien we de kracht-van-de-eenheid zouden onderkennen, het: "eenheid maakt macht" is een zeer diepzinnig woord. 

We zijn hier nu met honderden mensen bij elkander en in ons allen leeft de wil om op de een of andere wijze harmonie, gezondheid (wat ook harmonie is) en geluk te herstellen, zodat alle schepselen in vrede en begrip met elkander zouden kunnen leven. 

In diepste wezen hebben we allen éénzelfde doel of werken aan een bepaald facet van dat doel, daarom moeten we ons verenigen; alles wat scheidt brengt disharmonie, is anti-geestelijk en anti-natuurlijk. 

Oorspronkelijk is de natuur geschapen als één groot, samengesteld geheel, direct in wisselwerking met de kosmos en elk schepsel en elke schepping dienende. 

Alleen het gedrag van de mens maakt hierop een uitzondering, terwijl hij door zijn, dikwijls eigenwijze arrogantie, daarin ook de andere rijken betrekt. 

We weten nu langzamerhand dat het ontkrachte voedsel, dat we heden het onze mogen noemen, dank zij allerlei bewerkingen die zo nodig moesten, onszelf eveneens ontkracht en ons berooft van de zo noodzakelijke energie, en ons dermate organisch stoort, dat zelfs onze emotionele- en onze denkkracht daardoor in disharmonie geraken. 

In de natuur geschiedt niets voor niets. 

Iemand, die de natuur eerbiedig en vooral intensief bestudeert, weet, dat géén blad van de boom kan vallen zonder doel. 

Hoe zouden we dan ooit kunnen veronderstellen dat de mens, die een unicum en een groot mysterie is, binnen dit geheel géén doel zou hebben? 

Hoe zouden we dan mogen veronderstellen dat hij begiftigd is met een denkvermogen uitsluitend om zijn lagere medeschepselen, hetzij dier, plant dan wel mineraal onbegrensd uit te buiten en hen hun natuurlijke plaats in het grote geheel te ontnemen? 

Vanwaar komt deze gedachte, die een mens onwaardig is, maar die toch, gezien de huidige resultaten in samenleving en milieu, hoogtij viert? 

Dit komt doordat we, na een eeuwenlange foutieve instelling tegenover geest en natuur, onszelf verenigd hebben met de disharmonie, in denken, in gevoelen. 

De mens went, helaas, aan alles, dat weet elke psychiater, en men kan hem alles suggereren, als het maar op de juiste psychologische manier gebeurt. 

Dat komt omdat we, mede door onze ontkrachte voeding en onze onwetendheid omtrent onze plaats in natuur en kosmos, onszelf beroofd hebben van onze individualiteit. 

Voedsel heeft een bepaalde invloed op de mens, dat kunnen we ook herkennen in de onderzoekingen destijds betreffende de fluor. 

Maar aan de andere kant, ieder mens die nog enigszins zijn individualiteit heeft bewaard, kiest zijn eigen voedsel dat speciaal bij hem hoort, en laat zich niet rangschikken in de mening der menigten. 

Tenslotte vraagt het unicum "mens" zeer persoonlijk voedsel, een zeer persoonlijke omgeving, een zeer persoonlijke uitdaging. 

Geen mens is gelijk! 

We kunnen dus nooit generaliserend spreken over zijn behoeften en zijn beletselen. 

Slechts één ding hebben allen gemeen en dat is: behoefte aan harmonie met de natuur en daardoor komt men tevens in harmonie met de geest. 

Dat is een grondwet. 

Het heeft nooit in de natuur besloten gelegen dat we een godsdienst zouden maken van deze harmonie, dan wel iets natuurlijks zouden verheffen tot afgod. 

Eigenlijk moeten we terugkeren tot de normale, oorspronkelijke levensverhoudingen binnen die natuur. 

Zolang we daartegen blijven zondigen, in gedachten, in emoties, in levensprincipes, zullen we ons moeten behelpen met noodmaatregelen, die min of meer onze natuurlijke ontregeling proberen bij te sturen. 

Leven we niet heden in zulk een tijd? 

Komen van alle zijden niet de noodkreten op ons toe van allen die zich natuurlijk ontregeld gevoelen, maar die, in de grond, eigenlijk niet van plan zijn hun huidige levensgewoonten de rug toe te keren en dus altijd maar ten dele geholpen kunnen worden? 

We leven in een machtig interessante tijd. 

Een tijd waarin we met de rug tegen een muur worden geplaatst en daardoor noodgedrongen naar uitwegen omzien. 

In de grote kosmos is het ritme van op- en neergang te herkennen, waaraan de mensheid eveneens onderhevig is en steeds opnieuw wordt die mensheid temidden van een fase van harde tegenstellingen geworpen, waar de ontwikkeling van een topcultuur lijnrecht geplaatst wordt tegenover een herwaardering van de geestelijke, natuurlijke en vooral hartverwarmende eenvoudige levensinstelling. 

Er is niets zo moeilijk als de eenvoud te praktizeren, in alle opzichten. 

Maar de eenvoud ligt nog steeds het dichtste bij de harmonie, de waarheid en de natuur. 

Onder eenvoud versta ik niet primitiviteit, maar die hartelijke, medelevende, verwarmende menselijke levensinstelling, die harten met elkander verenigt en waartoe geen reeks schone woorden noodzakelijk is. 

We kunnen oceanen dempen met de schone woorden die in de loop der eeuwen gesproken zijn, maar heden gaat niettemin de mens verloren, omdat het contact van hart tot hart  werd genegeerd. 

Er zijn momenteel diverse volksziekten, waaronder kanker, reuma en hartinfarct een belangrijke plaats innemen, die een indirecte gevolg zijn van de gevoelsarmoede. 

Elke tijdfase kent zijn eigen volksziekten, als gevolg van de levensomstandigheden en de menselijke levensinstelling. 

We hebben behoefte aan een mens- en ziel-bevredigend levensdoel, dat we zelf, zonder suggestie of dwang van buitenaf, hebben gevonden.

Niettegenstaande de z.g. welvaart zijn we in ons hart onbevredigd en hetgeen in ons hart leeft is verantwoordelijk voor onze verhouding tegenover medemens, natuur en maatschappij. 

We zijn onszelf tot een obstakel geworden, omdat we volkomen tegennatuurlijk geleefd hebben, terwijl we ons lieten suggereren dat alles goed was zoals het liep, en zoals we ons ontwikkelden. 

Maar nu komt daarin een kentering en deze denkwijziging is eigenlijk gegroeid doordat we samen in een noodsituatie worden geplaatst, zodat we moeten reageren, en waarin dat oude woord "in de nood leert men bidden" op alle mogelijke wijzen wordt gepraktizeerd. 

We grijpen nu naar ander voedsel, we protesteren tegen zelfvernietiging en we staan op de bres voor de leefwaardigheid van onze medeschepselen. 

En deze verandering kan, maar moet doorzetten. 

Dat is uitsluitend afhankelijk van ons inzicht, dat zich verdiepen moet, zodat we niet ondoordacht denken, ondoordacht onze naasten, mens zowel als dier, leed berokkenen. 

Want we kunnen ons niet langer permitteren ondoordacht te denken, te reageren en te handelen. 

We zijn reeds te ver gegaan in dit opzicht, we lieten alles reeds te gemakzuchtig over aan de enkelingen die naar eigen inzichten de menigten leidden. 

Voor alles moeten we onszelf gaan zien als een radertje in dat grote geheel dat schepping heet en waarvan elk schepsel afhankelijk is en enkele radertjes die niet medewerken kunnen zelfs een grote machine tenslotte lamleggen. 

Vandaar dat "eenheid" van al degenen die op de ene of andere wijze voor natuur en geestelijke harmonie, voor menswaardigheid en eerbied-voor-het-leven strijden, onontbeerlijk is. 

De veelvoudigheid bundelt nooit kracht, maar verstrooit, het is de grote levenskunst om de rode draad te vinden, die het levende behoudt en niet vernietigt. 

Het is onze opdracht, als mens en als bezield wezen, deze rode draad in alle levensuitdrukkingen en alle oprechte levensinzichten te herontdekken en elkander daaraan te bevestigen, zodat niemand van ons door enig beletsel van buitenaf nog geremd kan worden. 

Want het is begrijpelijk dat de inbreuk op de zuivere lucht, de haat en agressieve gedachten, die in de kosmos uitstralen, de ontkrachting en vervuiling van het water en al die chemische  z.g. verbeteringen, ons beroven van een natuurlijke en daardoor geestelijke harmonie. 

Het is zaak ons meer en meer bewust te worden van wie we zijn, waar we naar toe gaan, en vooral: wat we wensen. 

Onze wens zal ons leiden. 

Als we werkelijk onze menswaardigheid, d.w.z. innerlijke en uiterlijke harmonie, willen behouden, dan moet dit onze innigste wens zijn en deze mag dan niet worden doorkruist door allerlei compromissen die ons gemak, of onze materiële welstand ten goede zouden komen. 

We kunnen hier, op dit geestelijke reveil, allen bezield worden door onze innigste harte- of zielewens. 

Die wens, onverschillig op welke wijze we die uitdrukken, zal ons in een fractie van een seconde verenigen en in zulk een moment kunnen we alle problematiek en alle disharmonische machten overwinnen. 

Ik ben ervan overtuigd dat - in ons aller hart kijkende - we saamhorigen zijn, verbondenen, anders zaten we hier niet! 

Laten we eens een ogenblik bij onszelf nagaan of we niet zulk een dominerende en ons bezielende wens kennen, die uiteindelijk natuur en medemens zal dienen en die, waarlijk gerealiseerd, dus tot heil van natuur en mens zal uitwerken. 

En als we dan, diep in ons hart, zulk een wens ontdekken, die naastenliefde, (alle medeschepselen inbegrepen) paart aan eerbied voor het levende en voor de geest, dan geloof ik dat we deze wens niet beter kunnen bundelen dan in dat machtige, maar diep wijze en toch eenvoudige gebed van de Sioux-Indiaan, 

waarin wij allen één kunnen worden en waardoor ik u allen tevens een zeer zegenrijk weekeinde toewens! 


Gebed van de Sioux-Indianen: 

"Grote Geest, wiens stem ik hoor in de winden en wiens adem de ganse wereld leven schenkt, verhoor mij! 

Ik treed voor uw aangezicht als één van uw vele kinderen. 

Zie, ik ben klein en zwak; ik heb uw kracht en wijsheid nodig. 

Doe mij in schoonheid leven en mijn ogen altijd de purperrode zonsondergang aanschouwen. 

Mogen mijn handen de dingen eerbiedigen, die Gij geschapen hebt, en mijn oren Uw stem horen. 

Maak mij wijs, opdat ik de dingen kennen kan, die Gij mijn volk geleerd hebt, de les die Gij in elk blad en elke rots verborgen hebt. 

Ik verlang vurig naar kracht, niet om mijn broeders te overtreffen, maar om mijn grootste vijand, mijzelf, te kunnen bestrijden. 

Doe mij steeds bereid zijn met reine handen en eerlijke ogen tot U te komen, opdat mijn geest, wanneer mijn leven als de ondergaande zon verdwijnt, tot U kan komen zonder zich te schamen."

1970 - 2024, copyright Henk en Mia Leene