26 - De signatuurleer

Gelaatkunde is één van de leringen die momenteel misbruikt worden voor platvloerse karakterologie. 

Net als de astrologie is het een ideale leer voor nieuwsgierigen. 

Niettemin is het vanaf de oudste tijden bekend dat het innerlijk zich uitdrukt in het uiterlijk. 

De gelaatkunde behoort tot het scala van de uiterlijke persoonlijkheid, die zich heeft geplooid naar de innerlijke situatie; daartoe behoren ook: grafologie; handlijnkunde en schedelkunde, onze gewoonte. 

De signatuur van alle dag. 

Fysiognomie begint bij de vereniging van het embryo met de ziel; dus na de 4de maand; onder invloed van de etherische werking van de ziel en de kosmos vormen zich de specifieke kenmerken van het gelaat. 

Hierbij moeten we een ogenblik familiekenmerken en rassignatuur vergeten; hoewel maar al te dikwijls een familiekenmerk dermate diep in het bloed is ingegraveerd dat het uiterlijke teken kenmerkend is voor een bepaalde familie-eigenschap; evenzo bij het ras. 

Zich innerlijk, qua bloedserfenis losmaken van familiekenmerken is te herkennen aan het uiterlijk en de gewoonten. 

Er zijn families die door b.v. wraakzucht en haat gedreven worden generaties lang; dit is te herkennen in het uiterlijk. 

De Oerdeugd, zowel als de oerzonde vindt men terug in het gelaat; indien deze uitgesproken zijn. 

Men weet dat de Oosterse wijzen veel afgaan op de uiterlijke 

kenmerken van de fysiognomie; veelal behoort de fysiognomie tot een psychologisch, religieuze leer. 

In de oude inwijdingsscholen werd fysiognomie eveneens onderwezen; in de middeleeuwen werd vooral Paracelsus erdoor bekend; dierenuiterlijk en mensen. 

Daarna is het stil geworden rond de fysiognomie, waarna in onze tijd de belangstelling weer ontwaakt. 

In de fysiognomie moet men echter net zo serieus en weloverwogen te werk gaan als in de astrologie. 

Observatie is de basis; en vooral de analogie. 

Als het juist wordt geïnterpreteerd behoort astrologie, handlijnkunde, grafologie en psychologie overeenkomsten te vertonen. 

Ook de getallenleer past hierin. 


Iedereen drukt zich naar buiten uit op twee manieren: 

Instinctief en Algemeen. 

In de fysiognomie vindt men de kentenen, die wij niet door schijnheiligheid en geveinsdheid kunnen wegwerken. 

Maar al te dikwijls gaat de mens af op een bepaalde schoonheid van een gelaat; maar schoonheid heeft met fysiognomie niets te maken! 

Karakterologie van het gelaat berust op de vorm van de gelaatsonderdelen. Met in achtname van bepaalde ras- of familiekenmerken. 


DRIE 

Ook in de fysiognomie kent men de basis van de drie: het geestelijke, het middelende, het materiële of stoffelijke. 

In een zuivere drievoudige verdeling van het gezicht behoren de oorgaten ongeveer in het midden van het middelste gedeelte te zitten, als je een rechte lijn trekt van achteren over het gezicht heen. 

Het voorhoofd behoort tot het geestelijke of het intellectuele gedeelte; 

Ogen en neus tot het middelgedeelte; 

Mond en kin tot het materiële, lichamelijke gedeelte. 


Het lichaam is eveneens in drieën te verdelen: 

borst - buik - bekken. 

De borst is het spirituele gedeelte; 

de buik het middelende gedeelte; 

het bekken het stoffelijke of materiële gedeelte. 

De zonnevlecht en de nieren hebben het zwaar te verduren in deze middelende taak. 

Lever en hart behoren bij het spirituele gedeelte en lijden onder zuiver materieel misbruik. 

De zintuigen behoren altijd tot de middelende werktuigen; waarbij de ogen, de oren en de neus de belangrijkste zijn. 

Het voorhoofd is de drager van het geestelijke- of het intellectuele denken en van de intelligentie. 

De ogen, de neus en de wangen behoren tot het gevoel, waarbij de bovenlip meewerkt. 

De mond en de kin en de kaken behoren tot het instinctieve, het stoffelijke. 


VORM 

Men onderscheidt drie gezichtsvormen: 

driehoek - rond - vierkant. 

Het uitgesproken lange gezicht is een onevenwichtigheid van hetzij boven of beneden. 

Alles wat hoekig is, duidt op energie, verdediging, doorzetting; te scherp is hardheid en gevoelsarmoede. 

In planten- en dierenrijk is dit hetzelfde. 

De astrologische fysiognomie gaat zelden op, omdat de levenservaringen en de microkosmische erfenis mede het gelaat tekenen. 

Daar wordt geen rekening mede gehouden in de astrologie. 

Alles wat rond is duidt op goedigheid, sociaal gevoelig. 

Te rond is levensangst, men is sterk beïnvloedbaar. 

Een regelmatige elipsvorm betekent logica, evenwicht. 

Een ontwikkelde bovenkant van het gelaat betekent idealisme, abstracte doelgerichtheid. 

Idealisme en geestelijkheid vloeien ineen. 

Zoals in het schrift ook kenbaar is, betekent alles wat naar boven gaat een streven naar iets hogers en alles wat naar beneden gaat, een streven naar lagere doelen. Extremiteiten benadrukken dit. 

In de psychologie is bekend dat mensen die altijd met de blik naar beneden lopen onzeker, angstig en beïnvloedbaar zijn. 

Een opgericht hoofd gaat van optimistische aard tot arrogantie. 

Arrogantie en geestelijkheid (zon) dragen uiterlijk bijna dezelfde kenmerken. 

De hoogmoedige deemoed, de hoge moed laat zich in de fysiognomie nooit verwisselen met angstigheid, maar wel met hoogmoed; de blik is hier bepalend: het oog. 


VOORHOOFD 

Deze oppervlakkige verwisseling van hoogmoed en de hoge moed of deemoed is interessant omdat: 

in het voorhoofd tussen de wenkbrauwen ligt het Ik. 

Bij de spirituele mens, indien hij evenwichtig is, drukt zich daar de Ziel uit, die vanuit de hartlotus opgroeit tot in het voorhoofd. 

De strijd tussen ego en ziel is te herkennen in de partij van voorhoofd, ogen en wenkbrauwbogen. 

"Een bewolkt voorhoofd hebben." 

"Een stalen voorhoofd hebben." 

"Iemand voor het hoofd slaan." 

Een hoog voorhoofd betekent: denkkracht. 

De vorm, de lijnen, de grootte, vertellen van intelligentie. 

Een uitgesproken intellectueel behoeft geen opvallend hoog voorhoofd te hebben; de intelligente mens heeft altijd een hoog voorhoofd. 

De ruimte die het ego dan wel de ziel bezit drukt zich uit in het voorhoofd. 

Een bekrompen Ik is smal tussen de wenkbrauwen. 

Een verspillend egocentrisch Ik heeft ruimte tussen de wenkbrauwbogen. 

Een opvallend laag voorhoofd getuigt van een weinig ontwikkeld ik en van een lui denkvermogen. 

De vrijheidsdrang in denken, de universaliteit is te herkennen in de hoofdvorm. 

Beperkingen van het eigen wezen trekken lijnen in het gezicht en misvormen vaak voorhoofd en mond. 


OGEN 

De ogen zijn uitdrukking van de waarde van de mens. 

De ogen zijn gevormd, volgens Henoch, uit het licht van de zon en het water van de oceanen. 

De ogen liggen direct tegen het voorhoofd; zij worden, in hun blik, beïnvloed door het bovenste en het onderste; in de blik van het moment herkent men de som van de levenservaringen en de signatuur van de mens. 

De ogen geven inlichtingen over de verhouding: hogere gevoelens en lagere gevoelens: geestelijke gevoeligheid en instinctieve gevoeligheid; gevoelsarmoede of gevoelsrijkdom. 

In de ogen vermengt zich: gevoel en denken; bedachtzame of instinctieve gevoelens. 

De verhouding van zon - water; geest - materie; Intellectualiteit - emotie. 

Het oog in de symboliek: 

het oog in een stralenkrans betekent Alwetendheid; 

het oog in een driehoek betekent de Heilige Drievoudigheid; 

het oog in een hand betekent Gods Wijsheid en Almacht. 

Ongelijk geplaatste ogen geven een disharmonie in gevoelens. 

Grote ogen: geïdealiseerde activiteiten, dromend, dichterlijk, abstracte  interessen. 

Kleine ogen: verwerkelijkingen, zijn daadmensen; 

Ronde ogen: besluiteloosheid, aarzeling, misleidende verbeelding als zij groot zijn; doordringende ronde ogen zijn een teken van brutaliteit. 

Lange ogen: artiesten, houden van luxe, gemakkelijk leven, overredend. 

Kleur van de ogen: kleursoort is onbelangrijk; 

egale ogen - gezond; 

donkere ogen - hartstochtelijker, uitdrukkingsvoller; blekere ogen - kouder, concentratie, passiever. 

Uitdrukking van de ogen: 

ledig: geen kennis verzameld uit het leven; een baby heeft ledige ogen: de registratie en indrukken geeft hen uitdrukking. 


NEUS 

De neus kent men als middelaar tussen de instincten en het intellect.  Hij toont direct de overheersing van één van beide. 

Het is moeilijk te onderkennen omdat de neus ook ras-en familie-kenmerken draagt. 

Hij kijkt niet verder dan zijn neus lang is. 

Lange neus: kalmte, evenwicht, voorzichtigheid, beheersing van zijn instinct. 

Korte neus: impulsiviteit, emotionaliteit. 

Rechte neus: vastbeslotenheid, soms zelfs dominerend. Stompe neus: onbezorgdheid en lichtvaardigheid. 


NEUSWORTEL 

De neus wordt bevestigd aan de woning van het Ik: Met een grote wortel: superieure kwaliteiten; 

Met een diepe uitgeholde wortel: gemis aan energie;  Totaal geen holte: onontwikkelde gevoelens. 

Smalle wortel: banaliteit in alles, smaak voor platgetrapte wegen. 


RUG 

Breed en groot: uitgebreide gevoelens - niet hoe. Klein en smal: terughouding. 

Te smal: egoïsme, afwezigheid van gevoel. 

Een lichte bult: dichterlijk. 

Te: onevenwichtigheid, soms in denken, soms in gevoelen (indien geen raskenmerk) 

Een volk kan worden gekenmerkt door een bepaalde Intellectualiteit of sentimentaliteit; volkeren herkent men dikwijls aan hun gezicht, vooral de neus. 

Alleen de neus zegt niets van het volk, wel van de mens. 

Neuspunt: gevoelsleven. 

Puntige neus: geïnteresseerde natuur, 

Zeer puntig: gierigheid. 

Vierkantte neus: realiteitszin. 

Te vierkantte: positiviteit. 

Ronde neus: glimlachende goedigheid. 

Rond en groot: sterke instincten, weinig ontwikkeling in de gevoelens. 

Bolletje: wulpsheid. 

Neusgaten: 

open - hevige emoties, passies. 

dichte - koude. 

Neusvleugels: 

dik: materiële gevoelens. 

dunne: pure gevoelens, sensuele smaak. 

beweeglijke: grote levensenergie. 

Richting: 

Rechte neus: vastbeslotenheid, mogelijkheid om te lijden zonder zich te beklagen. 

Trompet - Wipneus: zorgeloosheid, frivoliteit, soms lef. 

Naar de mond gebogen neus: egoïstische gevoelens. 


WANGEN 

Geven de interessen aan van de persoon, net als de neus. 

Vlezige: een vriendelijke natuur. 

Magere: de gevoelens vergeestelijken zich. 

Droge: hartdroogte. 


JUKBEENDEREN 

Hoge, dicht bij de ogen: gevoeligheid en edelmoedigheid. 

Naar de zijden uitstekend: wreed, en vooral hardheid, als zij van voren zijn afgeplat. 

Niet zichtbare: een koud hart. 

Sterk zichtbaar: boosaardigheid. 


MOND 

De mond domineert de kin. Zij is dus een kenmerk van de wat hogere instincten; de partij van gevoel, de mond en wil, de kin. 

Bovenlip: minst materieel, goed afgewerkt, 

Mooi getekend: algemene harmonie, goedheid, loyaliteit, evenwicht, eerlijkheid. 

Slecht getekend: onregelmatig, scheef (indien niet ziek): lagere instincten. 

Dik: instinctiever dan de smalle mond. 

Onderlip: uitstekend over de andere: goedheid en gevoeligheid; 

bovenlip overhangend: sensualiteit. 

Extra dik: gewelddadige instincten, overheersend. 

Vallende mond (neerhangend): men kan alles vrezen van hem. 

Dikke lippen: grof, eetlustig, dierlijke instincten. 

Dunne lippen: totaal gemis aan instinctieve smaken, veelal verborgen achter het intellect, minder eenvoudig. 


KIN 

Vierkant kin: redelijk; 

Ronde kin: goedaardigheid 

Puntige kin: fijnheid, precisie; 

Sterke kin: actieve verwerkelijker; 

Weke kin: passief, 

Vlezige of dubbele kin: terughoudende activiteit, eetlustig, sensueel. 

Platte kin: koude; 

Uitstekende kin: overleg, voorzichtigheid, maar uitstekend en week: doorlopende besluiteloosheid. 

Kleine kin: verlegenheid, angst om voorop te lopen. 

Grote kin: het tegendeel. 

Terugwijkende kin: zwak karakter, moeilijk te beheersen instincten, als de kin sterk is weerhoudt dit hem niet te domineren, schijnheiligheid. 

Vooruitstekende kin: dikwijls gewelddadige verwerkelijkers. 

Gespleten kin: controle over zijn instincten. 

Met ronde kin: bedrog. (260) 


OREN 

Dicht tegen het hoofd geplakte oren: verlegenheid, vrees, laten zich leiden of domineren. 

Normale oren: moed en onafhankelijkheid. 

Uitstekende oren: uitzonderlijke onafhankelijkheid; 

rood: gewelddadigheid; 

van onderen uitstekend: moeilijke beheersbare instincten; 

van boven uitstekend: geestelijke onafhankelijkheid. 

Kleine oren: bescheidenheid, verlegen, 

te kleine oren: teruggehouden persoonlijkheid. Middel grote oren: normaal, die heersen als het moet, maar willen niet altijd overheersend zijn. 

Grote oren: overheersing, regeren over de anderen, hebben leefruimte nodig. 

Mooi gevormde oren: evenwicht. 

Goed gevormde rand: schoonheid met praktijk. 

Slecht gevormde oren: gebrek aan evenwicht, moeilijk te herstellen. 

Puntige oren: kritisch, wanneer zij groot zijn van boven. 

kritiekloos als zij groot zijn beneden. 

boven met de hogere interessen, 

beneden met de lagere interessen. 


WENKBRAUWEN 

Rechte wenkbrauwen: energie, wijsheid, zelfvertrouwen. 

Gebogen wenkbrauwen: soepelheid, beïnvloedbaar. 

Wenkbrauwen vlak bij de neus: droefheid, ontmoediging. 

Ver van de neus: optimisme, moed, lef. 

Grote tussenruimte: soms bescheidenheid, besluiteloosheid, concentratie-gebrek. 

Kleine tussenruimte: concentratie. 

Aaneengroeiend: jaloezie, dikwijls schijnheilig en veinzend. 

Zeer hoge wenkbrauwen: naïef van vertrouwen. 

Zeer lage wenkbrauwen: sceptisch, vitterig. 


GEWOONTEN 

Veel gebaren is onzekerheid, onbeheerstheid. 

Spreken met veel gebaren is indruk willen wekken. 

Vorsten wordt onbewogenheid aangeleerd, ook in gebaren, omdat dit van oudsher een teken was van: innerlijke standvastigheid. 


SCHIJN en WAARHEID 

Schouders naar achteren: moed, levensdurf; 

de angstige kromt zijn schouders. 

Een vlugge pas: energie, nervositeit, impulsiviteit. Aarzelende schreden, grote stappen, zekere stappen. 

Korte, langzame gebaren - overwogen, kalm. 

Kort en vlug - verbeelding, soms bezieling, vlug van begrip, houdt van de details. 

Enkele gebaren en vlug - optimisme, soms waarheid veinzend, snelle werkers waardoor zij geabsorbeerd worden. 

Handpalmen naar boven: overgave. 

Handpalmen naar beneden: zich verbergen, afweer. 


GEBED 

concentratie - vingers samen,  

spreiden maakt passief. Krachtverlies. 


HANDDRUK 

BELLEN 

ZITTEN 


CONCLUSIE 

We verraden ons door onze houding, ons gezicht, onze gebaren, onze handen. 

Aangeleerde gebaren zeggen niets. 

Gelaat en gebaren vormen een eenheid, zo niet: dan is het geveinsdheid en is ook in het gebaar te zien. 

Gebaren in de ritualen. 

Dat heeft te maken met de energie-uitstraling; 

behoud of afgifte. 

Moedra's. 

Dieren en mensen. 

De houding tijdens een gebed, de zang; het luisteren en spreken. 

Niemand kan doorlopend zichzelf controleren. 

Een geremd iemand is te herkennen in zijn houding. 

Als de mens geremd is, veinzend, is er iets met zijn ziel niet in orde. 

Geest, ziel en mens moeten met elkander in overeenstemming zijn. 

Een gewonde ziel vormt een verkreukeld mens. 

Een in zijn jeugd gedeformeerd kind is te herkennen in uiterlijk, zijn blik. 

De oorzaak is af te lezen in het gezicht. 

Het gezicht, in zijn algemeenheid, kan veranderen met het herstellen van zijn fouten. 

De gehele indruk verandert. 

Een lager instinctief mens wordt nooit een hoog geestelijk mens. 

Verschil tussen intelligentie en intellect!  

Dan is de plek tussen de wenkbrauwen bepalend.

1970 - 2024, copyright Henk en Mia Leene