Het hierna volgende gedicht treft men aan in de Heksenkeuken uit Goethe's Faust (blz. 92/93) en het zal de Lezer opvallen dat hier sprake is van een magische bediening, die in alle tijden gebruikelijk was.
Mephisto nodigt Faust uit in de cirkel te treden.
Dan leest de heks het gedicht:
"U moet begrijpen,
Uit één maak tien,
En twee laat gaan,
Maak de drie gelijk,
Dan bent u rijk!
Verlies de vier,
Uit vijf en zes,
zo zegt de heks,
Maak zeven en acht,
Dan is het volbracht,
En negen is één,
En tien is geen. (niets)
Dat is het Heksen-eenmaal-één."
De heks wordt hier dus gebruikt om een magisch gegeven te citeren, een gegeven dat uitsluitend gebaseerd is op de numerologie en dat, in zijn geheel, de universele esoterie weergeeft.
Faust zelf leefde van 1490 tot 1540 en gold als een z.g. heksenmeester, iemand, waarvan gezegd werd dat hij zijn ziel aan de duivel verkocht had.
In werkelijkheid was hij, net als Paracelsus en zovele anderen, een bekende met de universele leringen, zoals Kabbala, astrologie en astrosofie, numerologie en de gegevens omtrent het beoefenen van magie.
Het 'in een kring staan' is tot aan vandaag een methode tot geesten oproepen, omdat het inhoudt: het zichzelf opsluiten in de eigen etherische trilling, al of niet vergezeld van een 'religieuze relikwie', van de baquette.
Men kan daardoor zichzelf beschermen, opsluiten, dan wel, een cirkel om een ander trekkende, de ander opsluiten.
Men trekt hem daadwerkelijk of imaginair.
Het Heksen-éénmaal-één zou dus een oproep moeten zijn, wat in werkelijkheid waanzin is. Het is een getuigenis van een archaïsche esoterische overtuiging.
Dat er bij het, op de juiste toon, lezen een krachtige trilling vanuit gaat is logisch, want het bevat de sleutel tot de geestelijke herschepping.
In het Heksen-éénmaal-één komen slechts de getallen van 1 tot en met 10 voor, in tegenstelling tot gecompliceerde getallen-berekeningen, die nog andere getalswaarden kennen.
Deze beknopte getallenreeks is echter voldoende.
"U MOET VERSTAAN !
UIT EEN MAAK TIEN....."
De eerste regel is dus reeds een aanmaning en moet als zodanig opgevat worden, omdat er een oerwijsheid op volgt:
"Uit één maak tien....."
De één is het begin van alles en symboliseert: Levenskracht.
Een zonnegetal en het fundament waarop de gehele verdere ontwikkeling stoelt. Hij is de eerste geopenbaarde vorm uit de 0 of de eeuwigheid.
Benut dus deze levenskracht om jezelf, de 1, terug te brengen tot de 0, de eeuwigheid. De 10 gold altijd als een getal van volmaking.
Tussen de één en de tien bevinden zich de getallen die tezamen het menselijke leven aanduiden: de indruk van kracht, moed (goede moed - het begin) gaat altijd van de één uit: de bloem op zijn stengel, de korenaar, de grasspriet. De één dráágt de mens en zijn daden.
Iemand, die gebogen gaat door lasten of droefenis heeft zijn één ondermijnd, zijn levenskracht. De energie doorstroomt deze één; verlies van energie doet de mens buigen, de bloem knakken.
De één kan men eveneens vergelijken met de Zoon van de Zon, enz., die zichzelf offert terwille van de naasten, de één 'offert' zichzelf in de volgende getallen.
Dat is ook de bedoeling van de eerste regels: uit de één moet een tien gemaakt worden, geen één blijven.
".....EN TWEE LAAT GAAN....."
De twee moet dus voorbijgaan, geen aandacht eraan schenken.
Geheel in overeenstemming met de pythagorese opvatting, waar de twee als 'geen macht' wordt aangeduid.
De twee wordt altijd beschouwd als een symbool van het natuurlijke kosmische levensveld, waarin de twee tegengestelden verantwoordelijk zijn voor de situatie binnen dit levensveld.
Deze twee is dus eigenlijk een laboratorium of een schoot waarbinnen de 'één een tien' moet worden. Zou deze twee zichzelf verheffen, domineren, dan is dit proces onmogelijk.
Wanneer de één zichzelf uitstort ìn de twee, wil dat niets anders zeggen dan dat de bewust levende, geestelijk edele mens zich uitdrukt binnen het natuurlijke levensveld, om aan zijn 'terugkeer tot de nul' te werken.
Zonder deze twee kan er niets gebeuren. Want uit de twee komt de drie. De twee is een tussenfase, blijf niet bij haar staan, maar 'laat gaan'.
De twee behoudt de kracht en de macht van de edele één niet, maar 'laat alles gaan', zij is slechts dienstbaar en wie dienstbaar is moet zichzelf vergeten.
De twee staat voor 'weten', in de vorm van het intuïtieve kennen.
Als de mens weet wat hij dient en waarvoor hij dient, kan hij zijn offerande opbrengen.
Twee-mensen zijn altijd dienende, in zichzelf besloten typen; hun kracht is niet hun moed en levensenergie, maar hun bedachtzaamheid. Zij moeten alles wat zij zelf bezitten, hun gaven in dienst stellen, onthecht zijn, láten gaan.
Hun planeet is de Maan, een afhankelijke lichtkracht.
Schijnt in de duisternis, zoals het 'weten' van de twee de duisternis moet verlichten. De twee vervult de taak van schoot. En de schoot moet altijd afgeven, troost, bescherming.
Zij bevordert het 'groeien', zoals de Maan. Zij kent dus het geheim van Wu-Wei, het vanzelfsprekende groeien.
Het Niet-Doen in de ogen van de mens, niettemin het onontbeerlijke dienende doen.
In deze twee rijpt de idee die tenslotte tot drie wordt.
"MAAK DE DRIE GELIJK,
DAN ZIJT GIJ RIJK."
In alle symboliek staat de drie voor licht of vrucht.
Het is een getal van Jupiter, Vader Ether.
1 is het Geloof, 2 is de Hoop en 3 is de Liefde, maar de meeste van deze is de Liefde.
De drie verandert alles, de vrucht of de liefde maakt de mens rijk, verandert de kracht van de één in de mens; het blijft niet bij goede moed, maar nu is er een denkrealisatie, etherisch, denk-verlichting. Een realisatie brengt verandering.
De één schenkt zich aan de twee en de twee láát het gebeuren, dan komt de drie. Zonder deze drie, de realiteit of de daad is er nog niets gebeurd, is de mens nog niet rijk.
Zodra de mens zich innerlijk verlicht gevoelt, of een verlossende idee krijgt, dan wel iets concreets ondergaat gevoelt hij zich 'rijk'.
De twee offert zich terwille daarvan.
Het is volkomen fout de één, de twee en de drie van elkaar te scheiden. Alleen kunnen zij niets volbrengen. Moed alleen is niet voldoende, 'weten' alleen evenmin en de vrucht ontstaat slechts na het voorafgaande proces, evenals het 'verlichten' een voortvloeisel is van het voorgaande.
De krachteloosheid en de vergissingen komen voort uit het scheiden van de één, de twee en de drie. of het blijvend vertoeven in de twee, in de schoot, of deze twee verheffen tot een kracht die zij niet bezit!
En als de één zich niet wil wegschenken, is de mens een arrogante betweter, die de twee, het dienen of de natuur minacht. Zijn vruchten zijn altijd voos.
De één moet leren buigen, de machtige eik heeft vele groeiprocessen achter zich om staande te kunnen blijven. Hij draagt dan ook zijn kroon met trots. Hij heeft leren buigen, hij heeft zich overgegeven aan het groeien en hij draagt zijn kroon als een lichtend aureool.
UIT EEN EN DRIE KWAMEN VERGISSINGEN INPLAATS VAN WAARHEID.
Ook hier wordt de twee niet genoemd, omdat alles begint bij de één en zijn kwaliteit bepalend is en tenslotte wordt de drie zichtbaar en toont de kwaliteit van de één of van de mens.
Zowel de onkunde, de eigenwijsheid als de arrogantie van de één brachten verwarring in de wereld, terwijl de mislukkingen, de slechte vruchten en de kunstmatige vruchten het aanzicht van de wereld eveneens veranderden.
U kunt dit op alles van toepassing brengen.
De heksenvervolgingen waren de vruchten van de slechte kwaliteit van de mens, de vergiftiging van de natuurlijke wereld en alles wat daarin leeft en tenslotte bracht dit boosaardige vruchten voort.
De drie als een Jupiter-getal symboliseert Vader Ether of de etherische werelden, de denkwerelden waarin de vruchten reeds aanwezig zijn voordat zij zichtbaar worden.
Als de gedachte sterk genoeg is, wordt zij zichtbaar gemaakt.
"VERLIES DE VIER....."
Vier is een getal van de Zon en Uranus en staat voor de daad.
Ook dit is een concretie, echter niet uitsluitend etherisch, zoals de drie. Als de drie het denkbeeld heeft gevormd volgt de daad.
Het is tevens een getal van het menselijke ego, dat uit de vier elementen: lucht, water, vuur en aarde is opgebouwd.
Verlies de vier, d.w.z. vergeet de ego-daad zolang één, twee en drie nog niet harmonisch samenwerken. Staar je niet blind op deze daad, zoals menigeen doet.
De vier wordt het onontbeerlijke doorvoerkanaal van het denkbeeld van de drie, of van het licht. In het scheppingsproces is de vier: de aarde met zijn elementen. Deze aarde of het lichamelijke zijn moet men verliezen.
De vier symboliseert ook tegenstand. Het aardse zelf.
In werkelijkheid is zij voor de 'rijk' geworden mens, die de één, twee en drie heeft gerealiseerd, niets anders dan een voorbijgaande fase, die hij benut, maar niet tot bezit maakt.
Hij moet tenslotte teruggaan tot de eeuwigheid en als hij deze 'vier' of zijn aardse wezen niet kan 'verliezen' zal hij daarin niet slagen.
Bepaling bij zijn aardse moeilijkheden is dus belemmerend in alle opzichten; methoden om dat ego te dwingen eveneens.
De kunst van het 'verlies de vier' verstaat de mens pas als hij zich 'rijk' gevoelt door iets onaards, etherisch.
Als men zover is dat deze regel gemakkelijk verwerkelijkt kan worden, is het vanzelfsprekend dat er dan twee regels in één adem worden genoemd.
"UIT VIJF EN ZES, ZO ZEGT DE HEKS,
MAAK ZEVEN EN ACHT, DAN IS HET VOLBRACHT."
Vijf en zes zijn getallen die bij elkaar behoren.
Het is een soort nieuw begin, want uit vijf, het symbool van religiositeit, bovenzinnelijk interesse (Mercurius), brengt de mens iets geheel anders voort, iets dat boven de vier of de aarde staat; iets dat hem zozeer zal aangrijpen dat hij gemakkelijk tot de zes overgaat: de keuze, de beslissing. (Venus - vereniging, samenvoeging)
Iedereen die in deze vijf-fase blijft staan is een slachtoffer van de tegenstromen van de vier of de yin en de yang, het spel der elementen enz. Ook in zijn geestelijke bezinning of zijn paranormale interessen. (de draaiende ster)
De vijf is het 'gulden' getal ofwel het 'zwarte' getal.
Het getal van de magiër, edel of onedel.
Iemand, die de vier niet verloren heeft (zijn ego), wordt een kwaadaardige magiër met behulp van zijn natuurlijke capaciteiten (vier); dan wordt de vijfpuntige ster met de punt naar beneden gekeerd. Andersom wordt hij een edele magiër, iemand, die over zijn edele krachten, geboren uit de voorgaande fasen of getallen, kan beschikken.
Dan is de 'keuze of de beslissing' gemakkelijk.
De zes is een definitief beslissend getal, een getal van Venus, de verleidster, dan wel de geleidster. Geen goede vijf maakt de zes tot een verleidster.
Juiste voorgaande fasen maken van de zes een totale nieuwe weg, een opgang, een geestelijke verbintenis, iemand, die leeft uit de energie van de geest.
De kracht van de geofferde één stelt de zes in staat direct binding te maken met de geest. (zie cijfer 6)
Dan is het logisch dat "uit vijf en zes maak zeven en acht.
Vanzelfsprekend wordt dan de zeven hetgeen menigeen van hem denkt: een overwinning, een vlag (zie cijfer 7), uitsluitend in geestelijke zin, maar het is nog niet volbracht; zoals ook velen denken, indien zij zeven treden betreden, men mag nooit blijven staan in de zeven.
Zeven is een getal van afsluiting, een afgesloten geheel.
Wanneer men de zes, het getal van vereniging, van overgave van het uiterlijke aan het innerlijke volbracht heeft is men een 'Sechser' (zes-ser) of een heks in de diepste betekenis.
Het oudste boekje heette het "Sechser einmal-eins", later geworden het "Heksen éénmaal-één".
Maar een goede 'zes', een goede Venus kan lezen in het boek der natuur en deze natuur beheersen. Hetgeen een goede 'heks' dus ook zou moeten kunnen, in zuiver geestelijke zin, niet in zwart magisch of experimentele magie.
De zeven, Maan en Neptunus, tekent daarom de mens die altijd overwint, zichzelf, de natuur, zijn naasten, tegenstanden. Hij is vast gericht op zijn doel: het worden van een tien. Hij kan dit doel al bemerken. Daarom staat de zeven onder Neptunus en de Maan.
Intuïtief, etherisch schouwt hij zijn doel en daarom is hij bezield.
Niets houdt hem meer tegen, Osiris op de zonnewagen. Hij heeft het doel eigenlijk, in zijn verbeelding, reeds bereikt!
In slechte zin is de zeven een fanatieke, niets ontziende 'streber', zijn slachtoffers niet tellende. Hij wáánt zich een overwinnaar, in werkelijkheid is de arbeid van zijn dienaren of slachtoffers verantwoordelijk voor die eventuele 'overwinning'.
Nogmaals: de kwaliteit van de één, van de bewuste, edele mens, die de 'Goede Moed die de wereld overwint' bezit, is bepalend voor het welslagen van het vers.
De acht is altijd een wonderlijk getal in de symboliek.
Velen noemen het slecht, het is onder Saturnus geplaatst en als cijfer zijn het twee nullen aan elkander gehecht (8).
Het staat voor: waarheid of gerechtigheid.
In het vers is het een slotfase, zoals de waarheid dikwijls een goed dan wel slecht einde betekent.
De acht toont het uiteindelijke resultaat; de puurheid van Saturnus (zijn heerser) bepaalt of uit hem goud te maken is.
In de fase van de acht is het beslissend of de twee werelden van de geest en de stof aan elkander bevestigd kunnen worden, op zodanige wijze dat de energie door beide loopt, door middel van de kruising.
Zo niet dan zijn het twee afgesloten nullen. Ongevormd, twee velden waarbinnen de energie besloten blijft.
Is het in deze acht niet volbracht, dan is dit dus de waarheid van die mens. Een afgesloten filosofische of geestelijke 'nul'; of een afgesloten materiële 'nul'. Geen van beide heeft deelgenomen aan het vormen, aan de arbeid van de één, de eerste die uit de 'nul' te voorschijn kwam.
Hij is dus in werkelijkheid geen volwaardig mens. En toch is het voor hem dus ook 'volbracht' afgelopen. Opgenomen of teruggekeerd naar zijn eigen levensveld, zonder één. De ervaringsrijpe, door de veranderingen of herscheppingen heengaande één.
Een Chrestos, of een Zoon van Zon of Licht.
"EN NEGEN IS EEN....."
De negen is een zelfstandige kracht of macht; ook in de mathematica.
Wanneer we uitgaan van het welslagen van het vers, dan is deze negen de 'opnieuw geborene'. Hij, die wijsheid van den beginne bezit. Iemand, die erin geslaagd is een 'andere of nieuwe mens' te worden uit de vermenging van geest, ziel en lichaam.
Hij heeft de groeiprocessen achter zich gelaten en is een geheel ander levensveld binnengegaan, waardoor hij slechts miniem contact heeft met het veld van de acht (zie cijfer 9).
Hij is een heremiet, die nu een volgend groeiproces begint, absoluut geestelijk, zodat hij ten hemel kan stijgen om een 'tien' te worden.
Maar:
"TIEN IS GEEN....."
De negen is een veranderde mens, herschapen één.
Een bewuste nieuwe mens, die terugkeert naar de eeuwigheid en weet dat hij, staande naast of met die eeuwigheid, niemand is.
Dat is de opgang in de eeuwigheid.
Dat is de vervolmaking van de EEN, die opnieuw NUL is geworden, echter nu eeuwigheid uit eeuwigheid, inspirerenden alles wat geworden is en worden zal en wordende is.
(Ausser acht lassen - la boue, de vermenging tot een materiaal dat hecht - specie)