"De mens moet niet zorgen dat hij in de hemel komt, maar dat de hemel in hem komt."
Otto Ludwig.
Over het algemeen willen mensen ergens bij horen; ze willen groeps- of geestverwanten hebben, want de eenzaamheid is een gevreesde vijand.
Er zijn maar enkelen die deze verbondenheid niet zo hoog achten, dat zijn de Uranus- en de Saturnusmensen.
De typen die alleen kunnen staan en eenzaamheid een betrekkelijk woord vinden, omdat eenzaamheid de basis vindt in de betrokkene zelf.
Het zijn nooit de anderen die je eenzaam maken, maar jijzelf kweekt eenzaamheid aan. Toch is het verbonden zijn met de medemens een geruststelling voor menigeen, omdat men zich dan beschut gevoelt of dat men niet alleen staat tegenover de problemen of angsten.
Dat wat men deelt lijkt altijd minder erg of afschrikwekkend.
Het is dus vrijwel altijd de moedige, de wijze of de individuele mens, die de eenzaamheid niet vreest of niet kent.
Hij verbindt zich immers in die mate en op de wijze die hij zelf bepaalt. Eenzaamheid is een zeer persoonlijk begrip, want men kan in menigten en tussen kennissen eenzaam zijn.
Beroemdheid kan eenzaam maken, maar ook onbekendheid; je innerlijke verschil met andere mensen kan eenzaamheid veroorzaken.
Men moet wel erg doordrongen zijn van zijn innerlijke waarde om de eenzaamheid te kunnen overwinnen.
Saturnusmensen, dus zij wier afkomst door Saturnus wordt bepaald, zijn typen die tegelijkertijd hoogmoedig en bescheiden kunnen zijn; zij zijn ervan overtuigd dat ze anders zijn dan de anderen en dit anders zijn, maakt hen zeer individueel, zij sluiten zich vrijwel altijd af voor de anderen, daardoor zijn ze vaak eenzaam, doch bemerken dit zelden.
Uranusmensen, dus zij wier oorsprong bij Uranus ligt, zijn vrijwel altijd hoogmoedig; zij WETEN dat zij anders zijn dan de anderen en ondergaan dit verschil als een voorrecht. Hun eenzaamheid wordt bepaald door hun kennis.
Indien de Uranusmensen, zowel als de Saturnusmensen gaan lijden onder hun eenzaamheid, is dit een uitvloeisel van hun gedwongen aardsheid.
Aarde-typen zijn groepsmensen, zij houden van gemeenschap, van contacten, van overeenstemmingen. Hetzelfde geldt voor Jupiter-, Venus-, Mars-, Maan- en Mercurius-mensen.
Zij willen allen tezamen ijveren voor een doel.
Dat komt voort uit hun gezamenlijke komst op deze aarde; ieder van ons is verbonden met de naam "die de hemel ons gaf". En die hemel wordt bepaald door de plaats waarvandaan wij kwamen.
De godsdiensten vertellen ons vrijwel alle dat we uitverkorenen zijn, althans indien we die bepaalde godsdienst aanhangen, maar godsdienst is een aardse zaak, een zaak voor middelmatigen of gelijkgestemden.
De eenling kent geen godsdienst, maar slechts "trouw aan de naam die de hemel hem gaf".
Het is de trilling die ons verbindt met ons oorspronkelijke tehuis en wel precies met de plaats waar wij ons bevonden.
Een naam is een mantram; monniken, die een kloosternaam krijgen, worden verbonden met de trilling of de kracht van die naam, hetzij goed hetzij slecht.
Men ziet dikwijls dat een naamsverandering de mens verandert; men ziet ook herhaaldelijk hoe mensen zich aan een bepaalde naam kunnen vastklampen, als aan een reddingsboei.
De "naam die de hemel ons gaf" is niets anders dan een trilling, die we noch kunnen uitspreken, noch op een andere wijze kunnen definiëren. Het is de naam of het teken waarop we reageren als iets hemels ons treft. Bij die "naam" worden we geroepen.
Het klinkt heel kerks, maar het is een oerwet.
Iedereen reageert op de kernklank die bij hem of haar aansluit en die kernklank bevindt zich verborgen in ons innerlijk, in onze ziel, als dit u iets zegt.
Maar eigenlijk bevindt zij zich in ons gehele organisme, wij worden erdoor bijeengehouden; het is de gebalde energie die ons doet zijn die we ZIJN.
Gelukkig voor ons is deze verborgen naam onbekend bij vrijwel alle medemensen, soms gelukt het iemand hem te treffen en dan zijn we verrast; op zo'n moment herkennen we de andere eenling die op aarde ronddoolt, maar we vormen geen groep met de betrokkene, het blijft bij een herkenning.
Het herkennen van je gelijke is als het beseffen dat eenzaamheid niet bestaat. Nogmaals, het zich eenzaam VOELEN is een teken van je oorspronkelijke groepvorming.
Saturnusmensen kwamen individueel, één voor één op aarde met een opdracht, elk voor zichzelf, alle verschillend, hoewel één doel dienend.
Met Uranusmensen was het net zo, maar alle anderen kwamen als groep, gezamenlijk een doel dienend.
Saturnusmensen opereren dus zelfstandig, alleen de Uranusmensen staan hen bij. Uranusmensen hebben hun dienaren, maar alle anderen dienen andere wezens.
Het astrologische beeld dat men van Saturnus geeft, is dus niet geheel juist, hoewel logisch, omdat Saturnusmensen moeilijk te doorschouwen zijn.
Het beeld van de "slechte", "minderwaardige" Saturnus is een uitvloeisel van onwetendheid. Saturnus, ook in de toekomst, is de bewaker van het hemelse goed.
Iemand, die iets bewaakt, kan zich nooit afgeven met de menigten, dus hieruit vloeit zijn eenzaamheid voort.
Hij laat zich noch misleiden, noch afleiden.
In zoverre zal hij in de toekomst de Uranusmensen en hun helpers, de Jupitermensen, kennis en wijsheid kunnen overdragen.
Vooropgesteld dat de Uranus- en de Jupitermens dit waardig zijn, zij moeten nl. het z.g. wachtwoord afgeven tegenover de poortwachter Saturnus.
Het wantrouwen van de Saturnusmens is nooit ongegrond.
Zo zal, als de diverse planeetmensen hun hemelse schat bewaard hebben, hun naam bepalend worden bij wat zij gaan doen.
Moet het nog gezegd worden dat de tekenen erop wijzen, dat al deze typen bij name geroepen zullen worden, omdat de tijd dringt?
Moet er nog op gewezen worden dat deze tekenen zich dagelijks ophopen, en dat deze mensen zich moeten haasten om hun hemelse naam uit de vergetelheid op te delven, opdat zij reageren kunnen indien dit noodzakelijk is?
Want wat heeft hun leven anders tot doel dan geroepen te worden, als hun opdracht vervuld moet worden?
Is er iemand die meent dat zij hun leven probleemloos verder kunnen voortzetten, doende alsof zij doof en blind zijn?
Zal er één buitenaards wezen zijn dat NIET wil reageren op de roep vanuit zijn oorspronkelijke plaats?
De Venusmensen worden opgeroepen tot liefde;
de Marsmensen tot strijd en verzet;
de Maanmensen tot dienstbaarheid;
de Mercuriusmensen tot openbaring van de dingen;
de Saturnusmensen tot bewaking van de hemelse schatten;
de Jupitermensen tot activiteit in dienst van de redding;
en tenslotte de Uranusmensen worden individueel met hun taak belast.
Een taak die zij op het moment suprème BEHOREN te kennen.
Daarom is het "herkennen" momenteel zo belangrijk: het herkennen kan de aanzet worden tot een levensverandering, tot de belangrijke levensopdracht.
Iemand, die niet WEET dat hij een opdracht heeft, slaapt nog, onverschillig waar hij vandaan komt.
De aardemens probeert de aarde te redden niettegenstaande hij tegen de bierkaai vecht, want de aarde is reeds teveel beschadigd om zowel fysisch als psychisch haar schepselen te redden.
Dit beschadigingsproces zet door, het is als een perpetuum mobile, het rad is aangezwengeld en draait vanzelf door. Een kosmische klok tikt verder, onverschillig wat de mensen daarvan zullen vinden.
In die kosmische klok nemen al de buitenaardse wezens hun plaats in, omdat zij tot de kosmos behoren. Ook een planeet staat niet op zichzelf, hij is een onderdeel van een gezamenlijk geheel. Het is totaal onbelangrijk van welke onaardse plaats we komen, het is slechts belangrijk dat we DOEN tot hetgeen die onaardse plaats ons verplicht.
Groepen vormen zich zo vaak onder de verzamelnaam van een etiket, hoewel de leden onderling zeer verdeeld zijn; op het moment suprème valt zo'n groep uiteen, hetzij dan dat een machtige leider hen onder doods- of verdoemenisdreiging angst aanjaagt.
Maar welk individu zal op deze wijze gedwongen kunnen worden?
Welke dreiging is noodzakelijk om het individu aan iets dienstbaar te maken? Geen enkele dreiging!
Want het individu reageert individueel, luistert naar de eigen innerlijke stem, en is, ten goede of ten kwade, onvoorstelbaar eigenwijs. Die eigenwijsheid is gefundeerd ofwel in eigen ervaring ofwel in blinde hoogmoed. Eigen ervaring is nl. betrekkelijk.
In hoeverre heeft men zijn eigen ervaring, vanaf die verre oorsprong tot nu toe, bloot kunnen leggen?
In hoeverre werd men één met zijn ervaring?
Wat wéét men en wat vermoedt men!
Eigenwijsheid is ten dele verblindheid.
Wijsheid is gebaseerd op ervaren en WETEN.
Eigenlijk behoren alle buitenaardse schepselen te WETEN, een weten afhankelijk van hun oorsprong.
Venusmensen behoren de liefde in al zijn hemelse facetten te kennen;
Marsmensen behoren de strijd, vooral het noodzakelijke verzet in al zijn aspecten, te kennen;
Saturnusmensen behoren te weten wat zij bewaken;
Jupitermensen behoren te weten wanneer en wie zij moeten helpen;
Maanmensen behoren te weten wie en wat zij behoren te dienen;
Mercuriusmensen behoren te weten wat zij, op het moment suprème openbaar moeten maken;
Aardemensen behoren te weten wanneer en hoe zij de aarde nog kunnen redden.
Het gaat om dit zeer persoonlijke naamgebonden weten, dat ons allen aangaat.
Iemand, die niet WEET wat hij moet doen, waar zijn opdracht ligt, òf hij wel wordt geroepen, laat het moment voorbijgaan en slaapt met de massa's.
Het is de zwakheid van degenen die van buiten kwamen dat zij zich zodanig met de aardesfeer vermengden, dat zij verdronken in de Lethe, in de stroom der vergetelheid. Vergetelheid kan worden opgeheven op het moment dat uw hemelse naam wordt geroepen, dus op het moment dat uw hemelse kennis, de hemelse trillingen ofwel onaardse feiten herkent.
Die vergetelheid kan volkomen worden opgeheven, hij was slechts nodig om de incarnaties te doorleven, maar het is een bijkomstigheid, die eigenlijk slechts diende als een balsem voor hen, die de waarheid nog niet konden verdragen.
Vergetelheid is een zegen voor de zwakken, maar een obstakel voor de sterken. Vandaar dat deze laatsten hem zullen wegvagen.
In hoeverre kan de mens de hele waarheid verdragen?
Kijk om u heen!
Zijn kop in het zand steken is nog steeds een geliefde bezigheid. Zich verbergen is een verdediging tegen kennis. Want het zijn de sterke schouders die de kennis kunnen dragen, en het zijn de eigenwijzen en de hoogmoedigen die de kennis verminken.
Want kennis is geen aards, menselijk begrip, maar een hemels begrip: het gaat om de Pistis, de Kennis, die de Sophia, de Wijsheid huwt. Geen van beide kan zonder de andere bestaan.
Ieder mens zal, nu de tijden zich toespitsen, alle kennis en alle wijsheid die hij mogelijk verzamelde, nodig hebben.
Als de kennis, of zij die kennis bezitten, geen contact zoeken met de wijsheid of met hen die wijsheid bezitten, zullen zowel de kennis als de wijsheid krachteloos zijn.
De oplossing ligt in de bundeling: dat wat gebundeld is, is machtig; dat wat verdeeld is, is krachteloos.
Een oude wijsheid, die overal herkenbaar is, maar die tragisch wordt wanneer aarde en mensheid hulp nodig hebben.
Ook individuen kunnen zich bundelen, naast hun individuele, innerlijke bundeling. De massa WORDT door een eenling gebundeld, de eenling bundelt zichzelf, dat is het onderscheid.
Daarom wordt de historie geschreven door de eenlingen, de menigten vormen het door hen bediende apparaat.
Bundeling is heel erg moeilijk, omdat deze een alles overheersende kracht vraagt en kracht ontstaat eveneens door concentratie, nooit aflatende, nooit verbroken concentratie.
Zolang ergens nog angst of twijfel huist, blijft deze concentratie ten dele en dat wat ten dele is blijft krachteloos.
Zolang de buitenaardse mens een verdeelde liefde bezit, is hij krachteloos; hij moet, op het moment suprème, WETEN waar zijn EERSTE LIEFDE ligt.
Het is vanuit die EERSTE LIEFDE dat onze naam wordt gefluisterd, hoewel die fluistering voor ons een donderslag bij heldere hemel kan zijn en dan wordt het voor ons: kiezen.
De geconcentreerde eenling of de gemanipuleerde massa kiezen gemakkelijk. Het zijn de verdeelden die niet kiezen kunnen.
En wat verdeelt de mensen?
Uiterlijke zaken, innerlijke onwetendheid of innerlijke kennis, sympathieën en antipathieën en allerlei andere, bijkomstige dingen.
De verdeeldheid is groter dan de eenheid.
Vandaar dat de historie al ontelbare eeuwen verhaalt over verloren wijsheid, over bespotte kennis en over verloren zielen.
Waarom zijn het altijd de machtige, despoten, angstaanjagende eenlingen, die de mensen tot eenheid moeten dwingen?
Waarom komt die bundeling, die macht schenkende kracht niet uit de mens zelf voort?
Omdat zij zwemmen in de Lethe, de stroom der vergetelheid, en de waarheid vrezen. Het zijn de slaapwagens in de trein des levens die het drukste bezet zijn. Maar ook die slaapwagen zal verongelukken in het kosmische geweld, dat een eind maakt aan het misbruik van hemelse en aardse gaven.
Het is te hopen dat we bij het ontwaken vrienden mogen zien die ons halen en ons verder helpen.
Want de tijd voor slapen is voorbij, de wekker ratelt al.
Hoort u hem niet?