532 - onze onzichtbare metgezel

"De kooi zonder vogel heeft geen waarde." 

De paranormale therapieën en de onzichtbare mogelijkheden van lichaam en ziel zijn in onze tijd vrijwel geaccepteerd. 

Het is zeker meer dan een een eeuw geleden dat de eerste spiritistische seances werden gegeven en veel opzien baarden. 

Voor die tijd leefden we in de donkere middeleeuwen, een tijd die als een gordijn voor een rijk verleden werd neergelaten. 

Er zijn op- en neergangen in de mensheidsgang, zoals iedereen weet; er zijn dus ook op- en neergangen te constateren in zijn innerlijke ontplooiing, zijn leergierigheid en zijn intellectuele ontwikkeling. 

Als je de literatuur mag geloven dan was de meest verlichte tijd zo rond 100 jaar voor Chr. of nog vroeger in Egypte, Griekenland en India. 

Daar liggen de bakermatten van onze spirituele informatie, alsmede de bronnen van de kennis omtrent het ontstaan van de mens en het begin van de aarde. 

Hoe we de informaties interpreteren is onze zaak, maar de informaties komen uit de eerste hand. 

Het zijn de inlichtingen die mee kwamen met hen die op aarde neerdaalden en van deze aarde een nieuw tehuis maakten. 

Laten we het woord "zondeval" even uit onze gedachten bannen, want het ging meer om een nieuwe levenssfeer zoeken, daar de oude onmogelijk werd, op allerlei niveaus. 

Er zijn drie mogelijkheden: je kunt verbannen worden, je kunt vluchten en je kunt genoodzaakt zijn iets anders te zoeken vanwege een kosmische ramp. 

Degenen die dit meemaakten, en dus de aarde als nieuw tehuis verkozen, tekenden hun ervaringen op en dat we deze ervaringen tot mythe of legende verheven, ligt aan ons onbegrip, omdat we veel vergeten zijn. 

Vergeten door de invloed van het materialisme. 

Maar dat we niettemin het land waar we vandaan kwamen idealiseren, wordt bewezen door onze nostalgie, door allerlei godsdiensten en leringen, waarmee we theorieën opbouwen zonder eraan te denken dat we over een werkelijkheid spreken. 

Na ons zullen de nieuwe generaties dit waarschijnlijk over ons doen, indien we de aarde verzieken en er nieuwe leefmogelijkheden worden geschapen. 

De goden van vandaag worden de demonen van morgen en omgekeerd. 

Er is een onmetelijk onbegrip ontstaan, doordat we vergaten of wilden vergeten. Dat Atlantis door eenzelfde ramp is ondergegaan als waaraan wij nu werken, is wel zeker. 

Maar hebben we er wat van geleerd ? 

Hebben degenen die destijds aan atoomsplitsing deden en zich nu, in een nieuwe incarnatie, weer op dat gebied bewegen, er iets uit geleerd? 

We dragen de herinneringen mee en veel herinneringen worden tot waarschuwingen, maar zij blijken toch niet bij machte de mensheid te weerhouden van herhalingen. 

Menigeen vindt herhalingen vervelend, maar uit ons leven blijkt dat we erom vragen. 

Als we het over "onze onzichtbare metgezel" hebben, dan gaat het eigenlijk om diegene die destijds uit zijn oorspronkelijke land moest vertrekken, om welke reden dan ook, en dat kan bij ieder van ons anders zijn. Het in analogieën lezen b.v. zoals enkelen zeer goed kunnen, is een eigenschap, een kennis, die we meebrachten, het is een oerkennis gebaseerd op het "zo boven zo beneden". 

Degenen, die de analogieën negeren, bewijzen, ofwel puur aards, ofwel verstokt eigenwijs te zijn. We zijn zo gewend in wat vage termen te spreken bij onze theorieën, leringen en godsdiensten, zoals termen als ziel en God, geest, aura, etherisch lichaam, positieve en negatieve energie, enz. 

Momenteel wordt de moderne taal ermede doorspekt, maar hoevelen weten, uit ervaring, en aantoonbaar waar het om gaat ? 

Hoevelen zeggen niet: het gaat niet om het lichaam, maar om de psyche en dan praten ze over bio-energie, intuïtie-training, meditatie, yoga, chakra-massage, of chakra-training, enz.. 

Vrijwel elke week komt er wel een school, een z.g. academie of een cursus bij, en dan nog niet gesproken van de therapieën, die malafide genezers in het leven roepen. 

De resultaten bewijzen dat men niet weet waarmee men bezig is.

Dat men, noch een idee heeft van de onzichtbare metgezel in de betrokken mens, noch weet hoe de verhouding tussen lichaam, ziel en geest ligt. 

Deze drie zijn nl. op elkander aangewezen. 

Als het lichaam ziek wordt, kunnen noch de ziel, noch de geest zich 100% uitdrukken, dat is toch begrijpelijk. 

De verwaarlozing van het ene geeft altijd een reactie in het andere. De geest manipuleren, de ziel beïnvloeden, geven lichamelijke stoornissen. 

En daarmee treffen we ook die onzichtbare metgezel. 

Men zegt wel eens dat de mens een gecompliceerd wezen is, maar dit komt voornamelijk, omdat hijzelf zoveel deuren heeft toegesloten. 

Er behoort een eenheid te zijn tussen lichaam, ziel en geest, een eenheid die gefundeerd ligt in de onzichtbare metgezel, die we allen bezitten. 

Meestal is het zo, dat hetgeen we niet zien, gemakkelijk te negeren is, maar meer en meer gaat blijken dat dit een foutieve gedachte is, omdat juist het onzichtbare het zichtbare leidt. 

En om het onzichtbare te accepteren moet je stoelen op oerherinneringen, herinneringen van die onzichtbare metgezel dus. Die onzichtbare metgezel, die denkt in analogieën, kent de gevolgen van de ingrepen in de natuur en van de invloeden vanuit allerlei trainingen. 

Hij weet dat daar waar het evenwicht wordt verstoord, catastrofale gevolgen te verwachten zijn. En onwetende, blindelings zoekende mensen verstoren een evenwicht maar al te gemakkelijk. 

Omdat men nu algemeen wel vermoedt dat het onzichtbare, hoe we dit ook noemen, de leiding over het zichtbare heeft, probeert men dit onzichtbare te beïnvloeden door trainingen en cursussen, waardoor dus defecten gaan ontstaan in de eenheid: lichaam, ziel en geest, aantoonbare defecten met aantoonbare oorzaken, maar daarom nog niet geaccepteerde oorzaken. 

Doordat een mens moeilijk, of nauwelijks zijn eigen fouten accepteert, duurt het herstel van hemzelf, van de natuur, van de maatschappij en van het milieu zo lang. 

We willen er in den treure over praten en praten betekent uitstel en zelfbedrog. 

Intussen gaat de tijd voort en met haar schrijden de defecten voort. Iedereen die aan den lijve, anders gezegd, die als onzichtbaar of oorspronkelijk wezen, eenmaal een catastrofe heeft meegemaakt, weet wat er gebeurt, waaraan dit ligt, en wat je moet nalaten. 

En ons aller metgezel weet dit, het is zijn meegebrachte kennis. Hij maakt ons onrustig door zijn wetenschap en soms zelfs maakt hij ons angstig, omdat we een herhaling vrezen. 

En angst is een slechte leermeester. Die angst delen we met de aardemensen, die hun leefgebied zien verzieken en bang zijn voor hun voortbestaan. 

Niemand van ons kan de z.g. vooruitgang tegenhouden, want het is elk schepsel, behalve de dieren, eigen, om gehoor te geven aan voortgang en progressie. Maar dit is echter nauw verbonden met het inzicht van de betrokkene. 

Zo noemt de ene vooruitgang wat de andere achteruitgang noemt. 

Niettemin heeft vooruitgang te maken met die onzichtbare metgezel, we zoeken nl. altijd datgene dat we verloren hebben en we menen door meer aan ons intellect en meer aan onze techniek en onze uitvindingen toe te voegen eenmaal die aloude staat van alwetendheid terug te krijgen. 

Niettemin lopen al onze uitvindingen achter bij wat in het onzichtbare mogelijk is. Of wat in de zichtbare natuur mogelijk is, als reactie op het onzichtbare. 

Een uitvinding is zo knap of ingenieus als de hersenen van zijn schepper, en die hersenen zijn beperkt vergeleken bij de onzichtbare mogelijkheden. 

Er ligt altijd een faalmogelijkheid ingebouwd. 

De natuur en haar onzichtbare uitdrukking falen niet. 

Zij kunnen slechts verziekt worden. 

De geest, d.w.z. de onzichtbare leidende denkkracht faalt niet, zij kan ingrijpen, vernietigen, opnieuw beginnen, maar falen doet zij niet. Onze instrumenten kunnen falen. 

Ons lichaam kan, door ziekte of disharmonie, falen en we zijn erop getraind elke geestelijke ingreep te verhoeden. 

Dat wat disharmonisch is en zich niet herstelt wordt opgeheven.  Zo eenvoudig is het. 

Als we ons disharmonisch gevoelen en we weten dat we onze omstandigheden of onze gewoonten moeten veranderen, maar we doen dit niet, vragen we om mislukkingen, om ziekten, om catastrofen. 

Therapeuten, artsen en leraren gaan dan aan ons sleutelen, proberend zowel de omstandigheden te handhaven, als een herstel te verkrijgen. Dat is het eeuwige compromis. 

Het compromis waardoor wij, het milieu en de aarde, nu in de knoei zitten. Een compromis is pas goed wanneer beide er beter van worden, maar dan heet het geen compromis meer, maar samenwerking. 

Wij werken niet samen met de aarde, noch met onze onzichtbare levensgezel, noch met ons lichaam; samenwerken kun je in eerste instantie alleen maar met je gelijken; werken kun je wel met je tegengestelden. 

Voor herstel heb je gelijken nodig, voor progressie tegengestelden. 

We leven nu in de tijd dat herstel noodzakelijk is. 

Progressie kunnen we even vergeten. 

Vanuit een disharmonie is noch herstel, noch progressie mogelijk. En we zitten temidden van de disharmonie om ons heen, er is teveel van het ene en te weinig van het andere. 

Er is een teveel aan materiële hebzucht en een te weinig aan geestelijk wensen en willen. Je kunt deze disharmonie op elk niveau terug vinden. 

We behoeven echt niet te roepen: "God laat niet varen de werken Zijner handen", dat zou een bespotting zijn. 

God is niet verantwoordelijk voor onze huidige leefsituatie. 

Het wordt tijd dat we zelf de pijnlijke en zware verantwoording nemen. 

Hoe religieus of gelovig we ook zouden zijn, onder deze verantwoording komen we niet uit, wat ons ook is geleerd. 

Talloze malen horen we zeggen: Dat wil ik wel, maar dan moet ik dit of dat kunnen behouden. Deze weg leidt nooit naar herstel, maar altijd naar een geleidelijke vernietiging. 

Laten we niet vergeten dat, als we in een oerverleden alles hebben verloren, we nu angstvallig bezittingen proberen vast te houden. 

We klampen ons aan iets vast, daaraan hebben we behoefte uit een diepgewortelde oerangst. En nu leert ons de harde natuur en de kosmische wet dat er maar één houvast voor ons is: het onzichtbare, de onzichtbare metgezel, de onzichtbare geest, de onzichtbare leiding, de onzichtbare ziel. 

Dat is voor de meesten een regelrechte onmogelijkheid. 

Alles wat zichtbaar is kan vallen; niet altijd falen, maar wel ons ontvallen. We hebben daardoor onnodige teleurstellingen. 

En teleurstellingen kunnen obstakels vormen als we onze eigen foutieve instelling niet inzien. 

Niets is moeilijker dan zó onthecht te zijn, zoals de ouden het noemden, dat het zichtbare je niet kan teleurstellen. 

Niemand is onthecht, we spelen onthechtheid. 

Onthecht is alleen degene die een onbreekbare innerlijke zekerheid bezit, een onverstoorbaar vertrouwen in het Onzichtbare. 

Hetzelfde kun je zeggen bij de ramp die over onze hoofden zal uitbreken; als we op deze verstorende weg voortgaan, is het zeker dat het Onzichtbare, de ongeschreven wet, ingrijpt. 

Dat is de zekerheid. 

Maar op welke wijze wordt niet aan ons gevraagd. 

En of we het prettig of afschuwelijk zullen vinden, is totaal onbelangrijk. 

Wanneer we nu die ongeschreven wet als houvast en zekerheid zien, kan ons niets gebeuren, let wel, onze onzichtbare metgezel, de wezenlijke persoon, kan niets gebeuren. 

Wat er met zijn tijdelijke kooi, dus met ons geschiedt, is wederom niet van belang. 

Om op deze wijze te kunnen denken, moet je het grote geheel zien, dus dan moet je je gedragen zoals overal geleerd en onderwezen wordt: holistisch denken.  Het wordt onderwezen, maar de praktiserende zijn met weinigen. 

We kunnen ons nooit trainen in het begrijpen en onderkennen van het onzichtbare en zijn structuur. 

Gewoonlijk nemen we aan wat anderen ervan zeggen, dus blijven we in een theoretisch gegeven staan, dat dan dikwijls nog onjuist blijkt te zijn. 

We kunnen ons afvragen: wat is onvergankelijk in mijn leven, in mijzelf en om mij heen. Het onvergankelijke is nl. de dienaar van het onzichtbare. 

De natuur is in diepste wezen veranderlijk, maar zij is wel vergankelijk. 

Als we de natuur als een natuur van de dood zien, hebben we een beperkte blik, want zij gebruikt de dood als een verandering. 

Kijk, als we dit herkennen, kan niets ons angst of twijfel aanjagen, omdat alles zich in alles voortzet. 

Indien we echter disharmonie scheppen, kan deze wet van onvergankelijkheid worden verstoord, omdat de onvergankelijkheid aan bepaalde voorwaarden moet voldoen. 

Herscheppen is altijd mogelijk als de grondstoffen aanwezig zijn. 

Wij leven eeuwig als er helium en waterstof in ons aanwezig blijft. 

Waterstof, een ziel en helium, een geest. 

Een waterstof-atoom uit een verloren gegane wereld, een onverwoestbaar atoom, zoals alle atomen onverwoestbaar zijn. 

In dit onverwoestbare atoom zitten de herinneringsmoleculen. 

En samen vormen zij onze onzichtbare metgezel. 

Onze instrumenten zijn niet geschikt om deze metgezel te kunnen aantonen, dus bestaat hij voor velen niet. 

Maar voor anderen is die metgezel een vaststaand feit, een overtuiging, een weten dat zij nimmer zullen loochenen, omdat zij de herinneringen nog herkennen en bezitten. 

Niemand kan ons iets ontnemen, indien we dit zelf niet willen. 

Niemand kan je een overtuiging ontnemen voordat je deze zelf wilt verlaten. 

Vandaar dat we anderen onze overtuiging niet kunnen aanpraten; voor alles is een tijdstip en dat tijdstip bepalen we zelf. 

De ene verandert snel, de andere langzaam, de ene gaat snel voorwaarts, de andere blijft dralen. Het is een kwestie van energie en inzicht. 

Inzicht gekoppeld aan energie, want aan inzicht zonder energie heb je niets en omgekeerd evenmin. Herstel is een kwestie van energie en harmonie. 

Zolang ikzelf niet harmonisch ben, kan ik mijn omgeving noch harmoniseren noch herstellen. En wat ik van mezelf niet vraag, kan ik zeker niet aan anderen vragen. 

Ik kan mijzelf iets opleggen of iets van mezelf verlangen, omdat ik eraan toe ben, maar ik weet nooit of een ander er eveneens aan toe is. 

Daarom: herstel, harmonie schep je met gelijken; degenen, die op hetzelfde of het daaraan grenzende niveau staan. 

Als je na een herstel met een nieuw begin wilt aanvangen, moet je met gelijken zijn, mensen die met elkander meegroeien. 

Uit die gelijken kunnen wel andere meningen voortkomen, maar er is een bindende factor: de onzichtbare metgezel. 

Het tegengestelde behoeft niet de verbrekende te zijn, mits er die bindende factor is. Dit is ook een natuurwet. 

Als een eeuwigheidsfactor mensen samenbindt, overheersen de wetten der eeuwigheid eveneens en dat zijn altijd herstellende, opbouwende, harmoniserende wetten. 

Hieraan heeft de aarde behoefte en hieraan zou de maatschappij behoefte moeten voelen; zolang het tijdelijke het tijdelijke tracht te herstellen loopt de destructie mee. 

Iemand, die het onverwoestbare kent en bezit en ermee werkt, heeft niets te vrezen. 

Integendeel, hij zal behoren tot de herbouwers en zij zijn degenen om wie het straks gaat. 

Degenen, die in analogieën denken, zullen de voorboden herkennen en hun maatregelen nemen. 

Omdat het tijdstip der Goden nadert.

1970 - 2024, copyright Henk en Mia Leene