529 - het centrum van allen en alles

"De geur behoort bij de bloemen, de olie bij het sesamzaad, het vuur bij het hout, en zo herkennen de wijzen de ziel in het lichaam". 

De Avedas

Niets existeert en leeft zonder centrum. In het mineralen- en plantenrijk is dit hetzelfde, maar ook in de kosmos is dit zo. 

Elk aards lichaam bezit een middelpunt zoekende kracht. 

Het aardse is dus middelpuntzoekend, in tegenstelling tot het hemelse, dat middelpuntvliedend is. 

Het is interessant dat de mysterieplaneten (Uranus, Neptunus, Pluto) als lichamen die niet tot het zonnestelsel behoren, middelpuntvliedend zijn. Vandaar dat deze mysterieplaneten behoren bij het hemelse in de mens en dus nooit met het zonnestelsel-wezen te maken hebben. 

Een zonnestelsel-op-zich is altijd middelpuntzoekend. 

De cellen van de mens zijn middelpuntzoekend, dat is het kenteken van hun existentie. Het is dus waanzin en zeer onwijs om mensen te dwingen hemels, middelpuntvliedend te laten zijn. 

Het enige aan de mens dat middelpuntvliedend is, is de onaardse ziel, die echter het lichaam niet tot eenzelfde gedrag kan dwingen, omdat het zichzelf anders zou vernietigen. 

Het woord: egocentriciteit behoort dus bij de existentie van de mens, het ligt er slechts aan hoe en wat dit ego is. 

Het ego is eigenlijk gelijk aan de aardse ziel, het kernpunt van het aardse wezen: een energiekern die alles tot zich trekt. 

De kosmische ziel is net zo middelpuntzoekend als de kleine aardse ziel. 

Want het "Alles in Allen" beduidt voor de aardse-mensen de grote aardse ziel. 

De onaardse ziel is niet in allen, die is slechts in bepaalde levende wezens. De aardse ziel bezit alle kwaliteiten die de natuur bezit,  tot en met de z.g. paranormale gaven. De natuur bezit gaven die menigeen nog niet kan onderscheiden en dit tekent de betreffende mens. 

De wijze kan aan het gedrag van het lichaam de inwonende ziel herkennen, zoals b.v. elke bloem haar specifieke geur heeft. 

Hetzelfde is dit met dieren: elk dier heeft een aardse, egocentrische ziel, maar slechts enkele dieren hebben een onaardse middelpuntvliedende ziel, waaraan zij dan ook zijn te herkennen. Het z.g. trots zijn op iets b.v. is een typisch aards kenmerk. 

De middelpuntvliedende ziel b.v. bestaat nooit uit nemen, maar altijd uit geven. Het "hebben" behoort bij de aardse ziel, het "zijn" bij de onaardse. 

Een harmonisch evenwicht tussen het "hebben" en het "zijn" van de betrokkenen vertelt aldus iets van de onderlinge harmonie van hun zielen. De moeilijkheid is echter dat niemand kan leven uit twee centra.  

Men moet, om innerlijke vrede te vinden, altijd uit één centrum leven, dus hier: de onaardse dan wel de aardse ziel. 

Men kan existeren met de aardse ziel, dat moet ook, maar men kan ook leven uit de onaardse ziel en dit is dan duidelijk herkenbaar in het gedrag. 

Dit is geen religieus uitgangspunt, maar een scheppingsgegeven waaraan niemand ontkomt en dat zich als een rode lijn dwars  door alle opvattingen en sociale verbintenissen heen beweegt.  

Men kan theoretisch nog zoveel beweren, maar deze lijn is nooit uit te wissen.  

Men kan aanhangen wie en wat men wil, deze rode lijn en dit vaststaande feit zijn niet te negeren. 

Velen bezitten een angst om middelpuntvliedend te zijn, omdat men meent dan de grond onder de voeten te verliezen; deze angst is kenmerkend: er is hier geen centrum. Dit is een onnatuurlijk of ziekmakend gegeven. Zulk een mens is slechts te genezen door harde ervaringen, want niemand kan een ander een centrum aanpraten. 

Het middelpuntzoekende systeem, de bron van de existentie is dan ziek of aangetast. Hieruit ontstaat het vluchtidee, de zelfvernietiging, de wanhoop. Het centrum kan dus worden aangetast. Er is maar één vorm die dit centrum kan aantasten en wel een bepaalde vorm van religie. 

De religie of de z.g. spiritualiteit kan de mens tot op de bodem verzieken, vernietigen en zover bederven, dat de betrokkene zijn religie of zijn organisatie in de plaats van het natuurlijke centrum stelt en zich slechts daarop richt. 

Dan krijgt men b.v. het volgende beeld: indien de betrokken religie of de leider of de sekte wegvalt, wordt die mens oeverloos, wanhopig, een psychiatrische patiënt. Zijn eigen centrum kent hij niet, zijn vervangende centrum liet hem in de steek en wat nu?  

De oergrond van zijn bestaan is beschadigd. 

Zonder zijn eigen centrum te kennen gaat hij op zoek naar een vervangend centrum; voor deze mensen zijn er de psychotherapeuten en de cursussen waar ze leren, zoals dat heet, "bij zichzelf te blijven". Het is de ziekte van deze tijd. 

Het is de vrucht van duizenden jaren religieus en spiritueel bedrog. Men solt met centra, waardoor de bestaansdrift wordt aangetast.  

Diverse religies trachten deze bestaansdrift op te heffen, en als een koekoek in het lichaam, in het gehele organisme, denken en gevoelen inbegrepen, binnen te dringen. 

Zo gaat een religie dit slachtoffer met huid en haar bezitten en dat is het mooiste wat een sekte of een kerk zich kan wensen, maar er wordt geen enkele aandacht besteed aan het risico dat het slachtoffer loopt. Ofwel is de koekoek onwetend, dan wel boosaardig, d.w.z. ziekelijk egocentrisch. 

De koekoek doet het uit onmacht, hij kan zijn eigen ei niet uitbroeden, de diverse sekten doen het uit machtswellust en machtswellust is een ziekte van het ego en de aardse ziel. 

De aardse ziel van de mens geeft hem zijn geur, de geur die de wijzen ruiken en geeft hem zijn levensinstelling. 

Het karakter is hierin bijzaak. 

Bij de dieren is het hetzelfde: de levensinstelling, zijn gedrag tegenover andere wezens en zijn "ondefinieerbare" geur maken hem tot de ziel die zij zijn. Het heeft niets met lichaamsgeur te maken. Bij de planten is dit bekend geworden doordat een sterke gevoelsziel, een sterke geur afscheidt. Bij de mineralen is het hun geur en hun aantrekkingskracht die vertellen over de aard van hun ziel. 

Gelijkgestemde zielen trekken elkander aan, dus de overeenstemming tussen aardse zielen vertelt wat over de voorkeur voor bepaalde stenen of voor bepaalde planten of dieren. 

Dit heeft niets met onaardsheid te maken. 

Een bergkristal heeft de naam dat hij sterk spiritueel zou zijn, niets is minder waar, indien men deze opvatting zou koesteren is dit  een teken van onwetendheid. Hij heeft een zuivere aardse ziel; terwijl silicium b.v. tevens een onaardse ziel heeft. 

Men kan het herkennen aan hun geneeskrachtige werking. 

Een amethist heeft ook, naast zijn aardse, een onaardse ziel; de amethist werkt op de onaardse ziel van de mens in, terwijl de bergkristal de mens sterk aan de aarde bindt. 

Het gebruik van een bergkristal bij paranormale doeleinden is logisch, want hij versterkt de aardse gaven, maar kan niets doen voor onaardse gaven, terwijl de amethist dit wel zou kunnen. Indien de mens er van zou uitgaan dat paranormale gaven spirituele bezittingen zijn, is de opvatting over een bergkristal dus vanzelfsprekend. 

Mensen die iets van stenen weten, zullen b.v. altijd het verschil herkennen tussen rodoniet en rodochrosiet: de eerste is rose met zwarte strepen, de tweede rose met witte strepen. 

Beide stenen worden voor dezelfde doeleinden gebruikt, hetgeen dus fout is. Dat wat zwart is, is nooit onaards. 

Men kan, generaliserend, nooit zeggen dat hetgeen doorzichtig is altijd onaards zou zijn. Er zijn doorzichtige vissen b.v. die beslist niet onaards zijn. 

Het bepalende accent ligt op de hoeveelheid aantrekking of uitstraling. Iemand, die vindt dat een bergkristal sterker uitstraalt dan een amethist, bekijkt de mineralen dus niet als een wijze. 

De bergkristal trekt aan, de amethist straalt uit. 

Als zijn onaardse ziel actief is, straalt een mens uit, als zijn aardse ziel actief is trekt hij aan. 

Om sympathiek te willen zijn moet men aantrekken, om genezend te kunnen zijn moet men uitstralen. Iemand, die dus behoefte gevoelt om sympathiek gevonden te worden, bezit een gehavend innerlijk centrum en wil zich sterken door de centra van anderen. 

De driftige drang naar religie die sommigen bezitten, is een teken van innerlijke leegte. Men klemt zich vast aan iets buiten zichzelf, tracht dit althans.  

Als men over God spreekt is het altijd als over iets of iemand waaraan men zich zou kunnen vastklampen. Hoe onaardser iets of iemand is des te sterker is de uitstraling, maar des te minder is de behoefte aan onderdanen of discipelen of parasieten. De mug verbrandt in de lamp, nietwaar? 

Dit is geen wreedheid maar onwetendheid. 

De wijze kan zijn uitstraling terugnemen, de lamp niet. 

De aardse zowel als de onaardse ziel, twee kernen, beiden uit een verschillend gebied, bestaan beiden uit energie. 

De aardse ziel kan nooit een onaardse ziel worden, maar de onaardse ziel kan wel haar onaardsheid verliezen. 

Zoals bekend: er kan van boven naar beneden afgezwakt worden, maar er kan niet van boven naar beneden verhoogd worden, in geestelijk opzicht. Men kan de aardse ziel niet transformeren in een onaardse ziel, maar de onaardse ziel zou haar mogelijkheden kunnen verliezen en dan zal zij geen aardse ziel worden, maar  een "verloren" ziel, zoals dat heet, een ziel die haar tehuis heeft verloren. 

En wie op deze aarde zal haar tehuis terug kunnen geven? 

Niet de psychotherapeuten, hoogstens de wijze. 

Maar waar vindt men onaardse wijzen? 

Daarom kan zulk een "verloren" ziel slechts geholpen worden door haar gelijken en dat zullen altijd 100% onaardsen zijn. 

Denk eraan: niet gestorvenen, maar onaardsen. 

Een gestorvene is als een bergkristal, hij bezit een doorzichtig uiterlijk, maar dit bewijst niet dat hij onaards is. 

Een helder kristal is zuiverder dan een onhelder kristal, maar deze zuiverheid zegt niets van zijn onaardsheid. Het is het karakter van de steen die hier meespeelt en, zoals gezegd: karakter is ten opzichte van onaardsheid onbelangrijk. 

Men denkt b.v. dat een jaspis een onedele steen is, zuiver aards, ondoorschijnend en vele minachten hem, maar er is ook een jaspis met een onaardse ziel naast zijn aardse en dat is de groene jaspis. 

De mens oordeelt vrijwel altijd onoordeelkundig over zijn naasten of het nu medemensen, dieren, planten, dan wel mineralen zijn, uit onwetendheid en gebrek aan zelfkennis. 

Kleuren zijn kenmerkend. Bij de steen en de bloem zijn het de kleuren die hen een herkenningsteken geven, bij de dieren is het hun gedrag. 

De geur geldt voor alle drie, maar geur ligt een trap hoger dan kleur. Geur behoort bij het onaardse: de innerlijke centra van de mens geven een geur af. Denk maar aan de oude uitspraken, vooral uit het Oosten en van de oude volkeren. 

Het is de geur, naast de flonkering, die parasieten aantrekt. 

Geld heeft ook een geur, sommigen zijn er gek op en de flonkering van juwelen b.v. trekt ook bepaalde mensen aan. 

De wijze flonkert niet, zoals goud niet flonkert, maar een verzadigd gouden glans heeft. De ruwe diamant flonkert niet, men polijst zijn onaardse ziel weg om te kunnen flonkeren. 

Daarom hebben ruwe stenen altijd meer ziel dan geslepen stenen. De z.g. beschaving, het intense schaven, kan bij de mens immers ook zijn ziel wegpolijsten?  

Wat is beschaafd en wat is onbeschaafd? 

Het zijn menselijke en dikwijls valse normen. 

Iemand, die zijn bodem, zijn ziel of zijn onaardsheid verloren heeft, kan heel erg beschaafd zijn, een ledig karkas. 

Indien het centrum verdwijnt is er niets meer over dat de moeite waard is. Het centrum echter heeft niets te maken met menswaardigheid, maar met menselijkheid of met spiritualiteit. 

Over menselijkheid behoeft men zich nooit te schamen, al leerden sommige beschavingsnormen of kerkelijke normen dit wel. Tot nadeel van de mens. 

Er is een groot middelpuntvliedend centrum, dat sommigen Schepper noemen en deze moet middelpuntvliedend zijn, anders zou Hij niet kunnen scheppen. Voor het scheppen, ook bij de mens, heeft men een middelpuntvliedende kracht nodig, al het andere wat men doet komt uit een middelpuntzoekende kracht voort. 

Voor middelpuntzoekende activiteiten behoeft men zich niet te schamen, deze zijn natuurlijk. Meestal worden zij echter pas herkend als ze hun grenzen te buiten gaan en dan worden zij ziekelijk. Het is de mens eigen om middelpuntzoekende feiten een aureool te geven door ze onbaatzuchtig of spiritueel te noemen. 

Dit is zuiver hypocriet, want zouden ze dit zijn dan zou men er niet over praten, maar zou het eenvoudig een vanzelfsprekendheid zijn. 

De steen is, die hij is, de plant doet zoals hij is, het dier toont zich zoals hij is. Alleen de mens heeft zijn z.g. beschaving en geleerd zich te gedragen zoals hij niet is, vandaar zijn beschavingsziekten waarvan er steeds meer komen en tenslotte komen dan de degeneratie-ziekten die een gevolg zijn van zijn ontsporing. 

Hij ontspoort door innerlijke ledigheid. 

Ledig zijn zij, die geen vertrouwen hebben, ledig zijn zij, die angstig zijn, ledig zijn zij, die hun kracht buiten zichzelf zoeken. Beklagenswaardig zijn zij, die hun levenstijd nutteloos voorbij laten gaan. 

Het leven is een leerschool voor de persoonlijkheid, om te herkennen wie en wat hij is, om te ontdekken wie en wat er in hem huist. Het leven is een beproeving voor de onaardse ziel, want hij heeft niets aan te leren, alleen moet hij iets blootleggen. 

En iedereen weet dat het "onderste pas boven komt" in noodsituaties. Voor de onaardse ziel van de mens is het aardse bestaan een noodsituatie. Denk aan de oude alchemische plaat: deze toont kinderen die spelletjes doen, waarbij altijd het onderste boven komt, niemand begrijpt die plaat dan de ontwakende onaardse ziel. 

Niemand begrijpt iets van de oude symboliek voordat die onaardse ziel ontwaakt, tot aan dat moment blijft alle uitleg pure zwammerij. 

En er wordt wat afgezwamd op alle niveaus in de wereld! Louter uit onwetendheid en de behoefte om iemand of iets te zijn wat men niet is. 

Men zou zich pas aan bepaalde uitleggingen moeten wagen indien men beseft dat die onaardse ziel ontwakende is. 

Dit is iets dat de mens weet. 

Niemand behoeft hem dit te vertellen en hijzelf zal er niet over spreken, maar zich er slechts over verwonderen. 

Verwondering kweekt geen zwammerij, slechts respect, bescheidenheid en een aarzelende uitleg, waar altijd een vraagteken achter gezet wordt, juist door de betrokkene, want niemand weet beter dan hij dat zijn kennis nog zeer ten dele is, zich morgen al kan verdiepen en andere kleurschakeringen tonen. 

Daarom zegt het spreekwoord: "spreken is zilver - zwijgen is goud". 

Indien dit goud en dit zilver harmonisch gebed liggen in die ene onaardse ader, zullen zij hun perfecte glans bezitten: een doffe, maar verzadigde tint. Want hij die deze onaardse ziel in zichzelf herkent, zal zich kunnen verzadigen aan het onuitputtelijke Centrum.

1970 - 2024, copyright Henk en Mia Leene