72 - het getal acht, het getal der omzetting

Het geheim van de verwerkelijking of van de Terugkeer tot de oorspronkelijke staat, ligt verborgen in alle geschriften, die spreken over een Terugweg. 

De strijd die ontbrand is tussen de Lichtzonen, of de Zonen van de Zon en de Zonen der duisternis of de Zonen van de Maa, vindt zijn culminatie in de catastrofale explosie, waarbinnen de lichtloze zonen ondergaan. 

Dit kan u wellicht dogmatisch in de oren klinken, maar u moet deze gebeurtenis benaderen vanuit een verworden dualisme, dat de mens belemmert om de eenheid als hoogste aanzicht te schouwen. 

Vrijwel de meeste religies, wereldbeschouwingen spreken van de strijd tussen goed en kwaad, van het gevecht tussen licht en duisternis, en de mens wordt opgeroepen tot een goede levenshouding, opdat het kwade niet zal overwinnen.  

Dit is de uitzichtloze situatie waarbinnen de natuur, de dualistische natuur, zichzelf geweld moet aandoen om een schijnbare-eenheid binnen het goede te bereiken. Goddelijke eenheid kent deze tijdelijke natuur, dus ook de tijdelijke mens, niet. 

Het is voor hem niet bereikbaar. 

Daarom is de gedachte uit het Scheikundig Huwelijk waarin de natuur de tijdelijke dochter van de oorspronkelijke natuur genoemd wordt en zonder diens bescherming niet leven kan, een verlossende gedachte.  

Opgaande in dat gedachtebeeld vervaagt de strijd tussen licht en duister, maar zoekt men naar de harmonie binnen de tijdelijke natuur, zodat haar beide aanzichten goed en kwaad elkander ontmoeten, en opheffen, waarna de opgang in de boven-natuurlijke eenheid tot stand kan komen. 

Deze gedachte is absoluut niet nieuw. 

De alchemisten-rozekruisers kenden haar, en via het Oude Testament komt dezelfde gedachte tot ons, voort gedragen door de aloude overleveringen.  

Wij herkennen dit beeld in de benamingen van God, zoals het Oude Testament die weergeeft. Vertalers raakten verward in de drie namen: Adon of Adonaï - Jehovah, Elohim en Jahweh en meenden dat alle dienden voor één en hetzelfde Godsbegrip. Niets is minder waar. De namen zijn van zeer ver tot de optekenaars gekomen en zij vertolkten het beeld van een drievoudigheid, zoals ook de Druïden die kende. 

Uit deze benamingen kozen de alchemisten-Rozekruisers de naam Jehovah om deze te gebruiken in hun Fama Fraternitatis. 

"Onder de schaduw uwer vleugelen, o Jehovah!" 

Daar het Israëlitische volk een maangod aanbad, bediende het zich voornamelijk van de naam: Jahweh. 

De drie-eenheid zoals de huidige christelijke kerk die kent, was nog niet als zodanig bekend bij de voor-christelijke boodschappers, maar zij kenden wel de openbaringsvorm van een drie-eenheid. 

Er was de Elohim: de God van het Oerbegin, zoals de naam uitdrukt, is de motor van het Al, het Oervuur, waaruit alle volmaaktheid voortkomt. 

Dan is er de God van de Verwerkelijking, de Verwerkelijker, het werkende Licht: Jehovah of Adon.  

Jehovah en Adon worden dikwijls samengevoegd, hetgeen dan wil zeggen: De eeuwige Verwerkelijker, de levende Adem, het Leven. 

En dan is er nog Jahweh, de God die voortgebracht is, en die leeft uit de kracht van Jehovah. 

In diepste zin gaat het natuurlijk om dezelfde Kracht, maar deze Kracht is op drievoudige wijze werkzaam. Geboren uit de Elohim of Elohai, de eenheid van de godskrachten, de Bron, werkt Jehovah, de God des Lichts of van de Zon, en brengt Jahweh voort als een "god des verbonds", zoals de Israëlieten zeggen, om de mensheid terug te voeren tot de Oerbron. 

Jehovah verwerkelijkt, Jahweh brengt het zaad groot in de mens, indien aan de wet van harmonie zou worden beantwoord. Uit deze schijnbaar onbelangrijke benamingen, waar de vertalers geen raad mee weten, komt dan voort die stroming: Lichtzonen en Zonen der Duisternis, Zonen van Jehovah - Adonaï, en Zonen van Jahweh.  

Gelijk men Hiram Abiff ook Adon Hiram noemt: de verwerkelijker Hiram, de Zoon des Vuurs of des Lichts. 

Onder de schaduw van de vleugelen van de Verwerkelijker, verrichten de alchimisten, de pelgrims het proces der omzetting. Onder de instraling van het werkzame Licht geschiedt hetgeen geschieden moet. 

De Zoon des Lichts, Christus, en de Zoon des Vuurs, Adon Hiram, gaat op weg onder de bescherming van Jehovah, de God van het Achtvoudige Pad, want Adon-Jehovah staat onder het getal 8, het getal van de omzetting. 

Zo ontmoeten in het veld waar de omzetting geschieden moet, de twee vertegenwoordigers elkander: Zon, de Lichtzoon en Maan, de lichtloze zoon. 

De strijd ontbrandt daar waar de Zoon des Lichts zijn opdracht, de tijdelijke natuur om te smelten, vergeet. 

De Verwerkelijker zet hem aan tot Daad, waardoor hij dikwijls het zwaard des vuurs in de hand neemt, en zo tegenstand oproept en de zonen der Duisternis, (die hem zijn Licht benijden) aanwakkert tot de aanval. 

In de Christuslegende herkent u deze gang van de Lichtzoon, zoals u hem herkennen kunt in het Scheikundig Huwelijk van Christiaan Rozenkruis. 

En beide Zonen des Lichts eindigen op dezelfde wijze: Christus zegt aan het Kruis: Eloï, Eloï, lama sabachtani! 

Elohim, Oerbron, God van den Beginne, Oeratoom van alle Leven, waarom hebt gij mij verlaten? 

Christiaan Rozenkruis zegt: Ik ben geoordeeld, en eenzaam. Niemand geleidt mij! 

Zo is dus het einde en de zwaarste beproeving! 

Beide Lichtzonen vieren op dit moment hun omzetting, en de laatste stervenskreet van het ego is: "Elohim". 

Welk een eenzaamheid, welk een ontgoocheling. 

De Lichtzoon wendt zich hier tot de Oppermachtige, de Oer-eenheid, hij, die zag dat het "goed" was hetgeen Jehovah gezaaid had! 

Nadat Jehovah de tijdelijke natuur had voortgebracht neemt Hij deze verder onder zijn hoede en brengt een verbintenis tot stand tussen de Elohim, Hemzelf en Jahweh, de God die in de tijdelijke natuur leeft, die in de aarde zetelt, de maangod, die zich onderwerpen moet aan Jehovah, de Verwerkelijker! 

Deze drie Goddelijke krachten werken op wereld en mensheid in. 

Jahweh beschermt hen die uit goed en kwaad zijn opgebouwd, dus van de tijdelijke natuur zijn.  

Jehovah beschermt hen, die deze tijdelijke natuur omzetten. 

En boven hen staat Eloï, Hij die IS, De God van Het Oerbegin. 

Voor het volk Israëls was slechts de hoogste God Jahweh: Hij, die doet zijn. 

Deze driehoek des Vuurs: Elohim, Jehovah, Jahweh ontketent een werkzaamheid in het geschapene, waaruit dus twee vertegenwoordigers opstaan: Lichtzoon en Zoon der tijdelijkheid. 

Hier hebt u de mens in zijn tweepoligheid: godsnatuur en tijdelijke natuur. Deze tweepoligheid zet zich voort in groeperingen, tegenstanders, leringen. In deze tweepoligheid gaat de eenheid verloren, wordt zelfs het grote Doel voorbijgestreefd. 

De Eloï, Eenheid, Oerlicht wordt pas herkend op het moment van de omzetting, of de kruisiging. Op dat moment heerst er volslagen duisternis, want de zon schijnt niet meer en de maan licht niet, het tijdelijke beeld is weggevaagd, er is eenzaamheid, het verglijden in het "niet-zijn". Eloï, Eloï, waarom hebt gij mij verlaten?  

Dat is de ver-assing of de offerande aan de poortwachter. 

In dit uur kent de pelgrim geen beschermer, noch een helper, noch een autoriteit waaraan hij zich kan vastklemmen, er is niets, duisternis, de afgrond. 

Het ego begrijpt het niet, en weet niet. Dat is de zwaarste beproeving. Het absolute nulpunt, waarin het Grote Zijn zich bekend maakt. 

Alle Zonen des Lichts die de tijdelijke natuur als Genade ontvingen tot hun heil, worden tot dit absolute nulpunt gejaagd, door een reeks van harde ervaringen.  

De Zonen der maan tobben zich nutteloos af met het bevechten van het kwade, en het manipuleren met het goede en/of het kwade; zij eindigen in het perfecte kwade, dan wel in het perfecte goede, en zij blijven dood en lichtloos. 

Iedere Zoon des Lichts, die levend is als een bewegend vuur, als een Adon-Hiram, roept de Zonen der maan tegen zich in het harnas. Zij zoeken hem vast te nagelen aan het tijdelijke, hetzij aan het goede, hetzij aan het kwade en hun werking is de magie der maan, zoals wij zeiden. 

Zij willen deze Zoon des Lichts gevangen nemen binnen de ring der zevenvoudige onheiligheid, opdat hij verstarre. 

Iedere Zoon des Lichts, treedt de tijdelijke natuur binnen, met een mogelijkheid tot Verwerkelijking des Lichts, door deze gave is hij begerenswaardig voor de lichtlozen en tegelijkertijd een gevaar voor zichzelf. 

Hij bezit een Licht, een Vuur dat eeuwig is, dat dus de tijdelijkheid verbranden kan, of deze omzetten kan via een proces.  

Er leven in deze Lichtzoon twee mogelijkheden tot verwerkelijking: hij wendt zijn onaardse vuur aan tot vernietiging, een hitte van het aardse zonnevuur, of hij wendt zijn Adon-vuur aan tot omzetting. 

Hij bezit hetgeen de wetenschap naarstig zoekt: goddelijke heiliging, heelkracht, licht dat van buiten de saturnale ring tot hem komt, hij bezit radio-activiteit. Dat betekent dood of genezing. Gelijk de horizontaal gerichte wetenschapsmensen de radio-activiteit aanwenden tot genezing, zover zij dat kunnen, zo zoeken de maan-zonen de Adon-radio-activiteit der Vuurzonen tot hun eigen genezing, verlossing, uitverkorenheid. 

De strijd tussen de Zonen des Lichts en de Zonen der tijdelijkheid of der maan, vindt zijn bekroning binnen de Aquarius-era, waarin Saturnus zichzelf verhardt, of waarin Uranus overwint. De verstening van de Zonen der maan en hun aanhangers zal in deze era zijn hoogtepunt bereiken, slechts de atomaire brand, of de Uranus-vuurkracht zal deze verstening uiteen kunnen doen barsten. Versta deze zinnebeeldige taal, en herken hierin de gebeurtenissen in de wereld! 

De ervaringen der mensheid leiden tot zulk een spirituele èn stoffelijke atomaire brand! De Zonen der maan zullen zichzelf branden aan het Licht dat zij stelen, maar niet gebruiken kunnen! Zij gaan aan hun eigen experimenten, die geen grenzen meer kennen, ten onder.   

Jehovah-Adonaï, die de tijdelijke natuur onder zijn vleugelen genomen heeft, kent geen verstening, maar vernietigt deze, daar verstening geen beweging kent en daardoor geen groei, noch leven.  

Jehovah is geen God van wrake, slechts Jahweh, de maangod kent de wraak, omdat hij ijverzuchtig is. 

Jehovah kent slechts Leven, waardoor hetgeen dat versteend is uiteen zal vallen; opdat àlles tot het Leven zal terugkeren. In de schaduw van de Vleugelen van Jehovah keren de atomen tot hun uitgangspunt terug, opdat zij opnieuw "gezaaid" of tot werking gebracht kunnen worden. 

In Jehovah IS geen stilstand, geen dood, slechts omzetting. 

In Jahweh leeft de lichtloosheid, de dood van een lichtloze tijdelijkheid. 

De Genade van de Eloï schenkt aan de tijdelijkheid de Verwerkelijker: Jehovah, de eeuwig Licht voortbrengende, en Jahweh, de voortgebrachte, behoort zijn dienaar te zijn. In deze drie aanduidingen van het wezen Gods, die dateren uit een tijd van voor de zondvloed, herkennen wij de latere uitbeelding van de alchemische drie-eenheid: geest - ziel - lichaam. 

Uit deze oorspronkelijke drie-eenheid, komt weer voort de dogmatische-christelijke opvatting, Vader - Zoon - Heilige Geest.  

Uit de Algeest, het Oer-atoom der eeuwigheid komt de tweeheid, het dualisme, de tijdelijke natuur voort. 

Deze tweeheid keert terug tot de eenheid. Men aanbidt daarom niet een drievoudige God, maar altijd de Ene God. 

Er is geen God, buiten God. Alles wat buiten Hem is, werd door Hem voortgebracht. Onder de vleugelen van de verwerkelijkende middelaar, arbeidt de pelgrim. 

Die middelaar is IN hem, maar die is ook buiten Hem. Hij is alomtegenwoordig, omdat hij uit die Ene Alkracht voortkomt en daardoor de eigenschappen van die Alkracht bezit. 

De Ziel kan alomtegenwoordig zijn, omdat zij de gaven van den Grote Ene bezit. De tijdelijke natuur kent de tijdelijke tweevoudigneid, maar zij behoort de harmonie van de eenheid te kennen, de tweevoudigheid werd uit elkander gereten en tegen zichzelf opgezet. De hoogste eenheid binnen de tijdelijke natuur, is het samengaan van de tweevoudigheid, op het ritme van de harmonie, die de Verwerkelijker instraalt. 

De revolterende aard van de Zoon des Lichts, omdat hij zich gevangen weet binnen de tijdelijkheid, moet door de Verwerkelijker, binnen de schaduw van Zijn Vleugelen in de juiste banen worden geleid. 

Het onaardse vuur, het Licht dat vanuit het Land àchter de Poort instraalt, moet onder de hoede van de Verwerkelijker tot heiliging, genezing worden aangewend.  

De misdadige verbastering van de oorspronkelijke Waarheid leidde tot een maan-godsdienst die de mensheid het onherroepelijke einde brengt. 

Jahweh keert niet terug in de Oerbron, daarom wordt hij weggeworpen, omdat hij nergens meer toe dient. 

Als het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het gezouten worden? 

Als de tijdelijke natuur haar levensenergie, dat vanuit de Oernatuur tot haar komt, verliest, waarmede moet zij dan belevendigd worden? 

Zij dient nergens meer toe. 

Dit is de geschiedenis die zich herhaalt totdat de Dag der Dagen komt, totdat het Aurora over een Nieuwe Aarde strijkt; overspannen door een Nieuwe Hemelboog. 

In alle legenden, overleveringen, in alle summiere optekeningen komt dezelfde geschiedenis naar voren, zowel in de natuur, in de mens, in de kosmogenie, en de allegorie. 

Het eerste boek van het Oude Testament, het boek van Mozes dateert van ver voor de zondvloed, zij is een verzameling van de alleroudste optekeningen en zij behelzen de strijd van Jehovah en Jahweh, de Zonen van de Zon en de Zonen van de maan. 

Binnen deze geweldige beweging, die niet door mensenhanden tegen is te houden, is iedere menselijke groepering een stofje, een nietigheid, die zich oplost in de tijd.  

Er is maar één feit dat telt: Eloï, de Oervibratie brengt de Verwerkelijker, Adon-Jehovah voort en deze schept de tijdelijke natuur met Jahweh als dienares. 

Dit geschiedde terwille van Adon- Hiram, de Zoon des Lichts, die zijn goddelijke vuur misbruikte. 

En nu moet Adon-Hiram gebruik makende van zijn individuele Lichtkracht wederom in harmonie komen, opklimmen kan men zeggen, tot de allerhoogste Harmonie. 

De opklimming tot de hoogste Harmonie is het eenvoudigste dat er is, mits de kinderen der maan hun ijverzucht zouden beteugelen.  

Alle vorm van disharmonie is daarom funest, alle vorm van onevenwichtigheid is belemmerend, zowel in het zogenaamde goede als in het zogenaamde kwade.  

Beide zijn een aanzicht des doods, der verstening.  

Onder de schaduw blijvende van de Vleugelen van Jehovah vindt de pelgrim het Leven, dat beweging is, de doorstroming vanuit het Boven naar het Beneden. 

In het kruispunt van de Acht staat zo de Verwerkelijker, 

of: uw ziel, kandidaat! 

Hij, die als een Jehovah, een Eeuwig Zijnde, zijn vleugelen over u uitbreidt! 

Opdat uw tijdelijke natuur leve volgens Zijn opdracht, èn sterve volgens Zijn opdracht, waarna de woorden: 

"Het is volbracht", gesproken kunnen worden!

1970 - 2024, copyright Henk en Mia Leene