We bevinden ons in de adventstijd en naderen opnieuw weer het kerstgebeuren.
Het heeft vrijwel geen zin om in deze tijd van natuurverguizing en menselijke ontwaarding te spreken over het licht dat het duister verzwelgt.
Eeuwen wordt er met de kerstdagen over het licht gesproken, over alle schone beloften en over het kindje in de kribbe dat sprakeloos van onmacht toeziet.
Men kan de opmars van duisternis niet tegenhouden met schone woorden alleen, noch kan men daardoor iets veranderen.
Het gaat inderdaad om het vasten, het vasten van het onheilige en het tot zich nemen van het heilige, hetgeen ook altijd de opzet van alle soorten van vasten is geweest.
Nu de vastenkuren "in de mode" zijn, zal er meer begrip zijn ontstaan voor de werking van het vasten in het algemeen.
Het is al een teken aan de wand indien iemand het vasten nodig heeft.
Vasten is een "must" indien we teveel van iets tot ons hebben genomen en een "teveel" van onverschillig wat, is altijd verkeerd.
Het gaat om het evenwicht. Evenwicht is de wet die de natuur in stand houdt, maar die ook het menselijke organisme en de menselijke psyche levensvatbaar houdt.
Doordat we het gehele jaar een "teveel" aan schadelijke dingen tot ons nemen, gaan we met kerstmis op de vastentoer, religieus gezien, hoewel de eetfestijnen dan dikwijls hoogtij vieren.
De mensen die de opmars van de commerciële kerst willen tegenhouden, worden gekweld door nostalgie of door gewetens-bezwaren.
De bedoeling van de kerst - afgezien van de kerkelijke sentimenten - is altijd geweest een heilig vasten, een bezinning dus, voor de ziel.
Hetgeen in onze dagen een echo is geworden van vroegere tijden.
Als men het lichaam overlaadt met spijzen, kan de ziel niet vasten; als men het menselijke wezen overlaadt met glitter-amusement, kan de ziel niet vasten.
Doch de ziel vast evenmin bij kerstmis-sentiment, want in zulk een ogenblik worden slechts het heimwee en de emoties gevoed.
Het heilige vasten is geen sporadisch gegeven, het is een therapie die de ziel doorlopend en vrijwel dagelijks moet volgen wil zij levend blijven.
Als de ziel vast wordt zij gevoelig voor geestelijke ingevingen.
Je vast zodra je je onthoudt van: minderwaardige gedachten, minderwaardige gevoelens en minderwaardig voedsel, voedsel dat met dood en vernietiging te maken heeft.
Dit is dus niet alleen een voorwaarde met kerstmis, de tijd waarin de massa zich verheugt over de schotel met versierde lijken.
De tijd waarin zij zich schaart om stervende bomen, wier pijnen worden overstemd door elektrische lichtjes en gekleurde ballen.
Hedendaagse kerst is een tijd van klatergoud en bedekt leed.
Hierdoor zal geen enkele ziel worden gevoed, integendeel.
Er zijn nauwelijks stemmen die zich hiertegen verzetten, er zijn slechts de enkelingen die zich terugtrekken in hun eigen sfeer, hun eigen bezinning.
De wereld zal niet worden gered door Kerst, geen enkele groep, noch volk kan er door worden gered, we worden slechts overspoeld door de wens van de massa en de massa wil voldoening, in alle opzichten. Of zij wil worden voldaan in haar emoties.
Onderdrukte emoties kunnen nu in volle glorie opbloeien, want dat staat goed en dat lijkt religieus.
Het heilige vasten der ziel is - zoals met alles wat de ziel aangaat - een gebeurtenis in de schaduw van de glitter. Het is de eenling die dit volbrengt, en het zijn de eenlingen die hierdoor worden gevoed en bijgeladen.
Maar dit deden zij doorlopend; kerstmis is voor hen geen bijzondere gebeurtenis, hetzij dan dat de zon zijn licht gaat vermeerderen, maar dat is een gebeurtenis die de aardse mens met vreugde vervult, want de aarde is het kind van deze zon, de mens is een kind van andere zonnen, die edeler zijn dan de aardse zon.
De z.g. adventstijd is een tijd van voorbereiding. zo leert men, maar een voorbereiding waarop? Op de terugkomst van zonnekracht? Op de historie van Jezus?
Op goede voornemens in het nieuwe jaar?
Voorbereiden kan eindeloos volgehouden worden, maar de zich voltrekkende daad is eenmalig. Eenmalig omdat hij voorbereiding overbodig maakt.
De tijd van de voorbereidingen is reeds lang voorbijgegaan, wij bevinden ons in de daad-periode en deze beslist.
Het zijn de daden die een vernietiging versnellen, waartegen de goede voornemens en de goede voorbereidingen in het niet vallen.
Iedereen weet het, en iedereen steekt zijn kop in het zand, vooral met Kerst.
Want het woord "vernietiging" klinkt zo naar met Kerst en je moet de mensen niet storen in hun sentimenten en religieuze, dikwijls onnozele gezangen.
Niemand houdt ervan gestoord te worden op het moment dat zijn emoties de boventoon krijgen. Wij schamen ons immers voor de zachtere gevoelens? Maar we schamen ons zelden voor de vernietigende kracht die we te pas en te onpas tentoonspreiden.
Kerst is het feest van kaarslicht en kaarslicht is een licht dat het hart raakt. Kaarslicht opent het hart en de toenemende vraag naar kaarsen bewijst dat de mensheid haar hart zoekt, haar verloren gevoelens, haar verloren intuïtieve weten.
Het heilige vasten van de ziel is niets anders dan een intense uiterlijke en innerlijke meditatie, zonder hiervoor instructies te krijgen. Een vastenmeditatie die spontaan opwelt.
Goede zielen houden zich ver van onrein voedsel, aldus is hun lichamelijke vasten een doorlopend vasten, hetgeen het heilige vasten bevordert.
Dit heilige vasten ligt slechts een stap van dit doorlopende vasten verwijderd. Het kost geen inspanning.
Men behoeft er dus niet toe aangezet te worden; zieke mensen moeten worden geforceerd om anders te eten, te vasten, zich te ontzien. Verstandige gezonde mensen hebben daaraan geen behoefte. En zo is het ook in de spiritualiteit.
Dat wat logisch, vanzelfsprekend is behoeft geen stimulans.
Kerstmis is voor velen een stimulans, omdat zij behoefte hebben aan een herstel, of een reprimande.
Is het u nooit opgevallen dat velen zich verheugen op een reprimande, op een vermanend woord, of op straf.
Het is de slaafse mens die de autoriteit behoeft. Hij kan zichzelf niet in de hand houden, hij is dus niet werkelijk autonoom.
Het overgrote deel der mensen is zo.
Vandaar dat vermanende predikers, dominees, pastoors, sekteleiders zo'n succes hebben; zij zijn de vermanende ouder waarop het kind bouwt.
Autonoom zijn wil zeggen, dat je je ritme in evenwicht houdt, dat je dus een licht-duister balans hebt, die je organisme, zowel als je ziel ten goede komt.
De donkere dagen voor kerst in de natuur bewijzen ons dat er een inkeermoment is die de natuur nodig heeft om krachten te verzamelen voor de sterkere zonnekracht, de zomer-overdaad van licht. Want niet alleen heeft men kracht nodig om het duister door te komen, dit is ook zo met het licht.
Iemand die doorlopend in de aandacht, in de publieke belangstelling, in de opmerkzaamheid van de mensen staat, moet veel innerlijke kracht bezitten om hieraan niet ten onder te gaan.
Er zijn mensen die aan duisternis ten gronde gaan en er zijn mensen die aan licht kapot gaan.
Zo is het met de dieren en zo is het met de planten.
Ieder heeft zijn eigen ritme, maar een teveel aan licht dan wel aan duister kan catastrofale gevolgen hebben, indien men niet aan de wet van het heilige vasten beantwoordt.
De mens doet geen winterslaap zoals sommige dieren, maar hij maakt wel een winter door met alle consequenties daaraan verbonden, een winter waarin het duister sterker is dan het licht, vooral in de adventstijd.
En dit natuurlijke voorbeeld zou voor ons een vingerwijzing moeten zijn: het is de tijd van rust en inkeer, de tijd van concentratie van innerlijke kracht.
De nacht is altijd een tijd voor het verzamelen van de krachten.
Daarom zijn in deze adventstijd de nachten langer.
Wie stoort zich daaraan?
We hebben elektrisch licht en T V., we hebben de gezellige kerst-inkopentijd en de voorbereiding voor de skivakanties.
Wat zal ons de nacht storen?
Doen we niet alles om die duisternis te verlichten of te verdrijven?
Omdat we bang zijn voor inkeer en stilte.
Omdat we bang zijn voor het openbreken van het hart.
Hebt u nooit bemerkt dat mediteren met elektrisch licht veel moeilijker is dan met kaarslicht, het kaarslicht stoort het duister niet, het verdiept dit.
Iemand kan zich het beste innerlijk voeden bij stilte en kaarslicht. Helpend daarbij zijn alle voorwerpen die een goede uitstraling hebben. En deze goede uitstraling kunt u zelf beoordelen: dat wat u prettig aandoet is goed voor u en dat wat u niet prettig aandoet moet u terzijde leggen, onverschillig de consequenties.
Ledige voorwerpen kunnen opgeladen worden, deze storen nooit.
Vergeet echter niet dat uw beoordeling in overeenstemming is met uw innerlijk; het gelijke trekt altijd het gelijke aan. Daarom is hier generaliseren onmogelijk.
Een oppervlakkige ziel voelt zich prettig bij oppervlakkige feesten en oppervlakkige voorwerpen.
Hij zal ook nooit behoefte hebben aan een heilig vasten.
Het heilige vasten is voor de buitenaardsen, zij hebben een bezinning nodig of een bijladen om hun gevangen genomen innerlijke kracht te versterken.
Dat wat aards is verheugt zich met het aardse, of beweent het aardse, dat wat onaards is vraagt en zoekt méér.
Voor hen is kerstmis een aards feest met aardse, wellicht leuke gebruiken, maar niet meer dan dat.
Voor hen is het leed terwille van dit aardse kerstfeest een doorn in het oog en een bewijs voor de domheid der menigten.
Des te eenzamer zal deze onaardse eenling zich gevoelen, juist met kerst. Maar des te sterker zal hij zich verenigen met het heilige vasten, een roep naar de volheid van zijn verloren zon.
De innerlijke mens is gebonden aan zijn innerlijke seizoenen: hij kan noch doorlopend in een winter leven, met bezinningen en vastentijden, zoals monniken; noch kan hij doorlopend in een zomer leven, om zich heen stralende en wegschenkende van zijn licht.
Hij moet zijn innerlijke ritme op peil houden; deze innerlijke seizoenen kunnen zich slechts harmonisch aaneenvoegen indien er genoeg voedsel, innerlijke voeding, aanwezig is om de gezondmakende harmonie te steunen.
Zo is het immers ook met de lichamelijke mens?
Dat wat je niet, of slecht voedt, wordt ziek of sterft.
Deze regel hebben we reeds te lang toegepast op de innerlijke mens. Vandaar de ontsporingen in ons milieu, en in de regels voor de bezinning en de ontlading.
Niemand staat stil bij de behoefte aan innerlijke voeding.
En als we ons innerlijk voeden is het kort en te zelden.
Bezinning bij kaarslicht voedt, het spreken met gelijken over ziele-onderwerpen voedt, mooie muziek voedt.
In de winter zouden we daar dus meer tijd voor moeten nemen.
De kerst is het bewijs dat deze tijd op zijn culminatie staat en dus voorbijgaat.
Dan kunnen de schone voornemens komen: het begin van het nieuwe jaar zullen we méér bezinningen, méér innerlijk voedsel inlassen.
Tot het voorjaar komt met zijn oproep tot bundeling van de krachten die we verzameld hebben, bundeling om het licht tegen de treden: de zomer.
Niemand kan blijvend geven, indien hij innerlijk niets bezit.
En voeden helpt niets, indien we de voeding vermorsen. En dat doen we.
We zijn niet economisch genoeg, zoals de natuur economisch en gericht te werk gaat. We verspillen onnoemelijk veel kracht aan nutteloze zaken, zelfs aan onwaardige mensen. Onwaardige mensen zijn mensen die in werkelijkheid geen behoefte hebben aan ons voedsel, maar die wij dit willen opdringen, uit onze foutieve instelling om "goed te doen".
Met kerstmis gaan velen weer "goed doen".
Het gaat nooit om het goed doen, maar om het goed ZIJN.
Een goed mens is ALTIJD goed, dus het "goed doen" is een vanzelfsprekende actie en geen opdringerige betweterigheid of een genoegdoening voor het eigen schuldcomplex.
Een echt goed mens is een mens die begrijpt dat slechts innerlijke voeding mensen in leven houdt en dat alle andere methoden tijdelijke lapjes voor het bloeden zijn.
Het is vanzelfsprekend dat de ene mens de andere helpt, daarover behoeft noch te worden gediscussieerd noch te worden gecollecteerd met alle fanfare er omheen.
Als het overgrote deel der mensheid goed zou zijn, zouden maatschappij en wereld er anders uitzien. Dan zouden al het leed, het onnodige leed, en de onnodige natuurvervuiling er niet zijn.
Het is geen inspanning om te geven van je overtollige materiële bezittingen, maar het is een kunst en een goedheid om te geven van jezelf. Jezelf inzetten, jezelf wegcijferen, jezelf delen.
Om dit te kunnen moet je die overbekende innerlijke kern bezitten, opdat je niet opgedeeld zult worden.
Om die kern te versterken zijn er de lange winternachten, de spirituele bezinningen, de dagen die korten, opdat jij in de stilte en de nacht jezelf kunt herscheppen.
Want er blijft altijd de eeuwige vraag waaraan ieder mens moet beantwoorden: wat DOE je voor je gelijke?
Je gelijke is je werkelijke naaste.
Zij, die innerlijk voedsel broodnodig hebben.
En die erom vragen, je hints daarvoor geven.
Dat zijn de zoekenden en de hongerenden.
De gevers moeten het heilige vasten in ere houden, opdat zij doorlopend innerlijk voedsel kunnen ronddelen.
Kerstmis is een ouderwets feest, een feest uit de tijden dat de mens nog wist wat re-ligio was, een feest uit de tijd dat de mens nog sterker verbonden was met de natuur en haar ademhaling, haar ritme begreep en er een voorbeeld aan nam.
Het is het feest van de geestelijke maaltijd, waarvan al die moderne vreetfestijnen een wrang uitvloeisel zijn.
De adventstijd is de tijd waarin de uiterlijke beslommeringen teruggedrongen worden, omdat de innerlijke maaltijd plaats kan vinden.
Het is nu advent, we moeten dus afstand gaan nemen van al de uiterlijkheid, opdat HET feest kan beginnen op het hoogtepunt waarin duister en licht elkander ontmoeten.
De oude alchemische wet is: als het duister, het zwart, niet diep en vol genoeg is, zal het goud, het licht, onvolmaakt zijn. Zo is ook hier de regel: als de voorbereiding, de diepte van de bezinning niet intens genoeg is, zal ons licht, onze uitstraling ten dele en pover, tijdelijk en onvoldoende zijn.
Laten we ons daarom bezinnen op de opdracht die elk wezen bezit: houdt het innerlijke ritme in stand, bouw aan harmonie en geef uit de volle schat uwer ziel.
Dat is de kerstopdracht, en dit is de eeuwigdurende opdracht voor hen die vanuit de hemelen komen.
Het Licht is neergedaald om te schijnen en niet om gevangen te blijven, noch om te vernietigen.
Zoek uw licht en plaats het in de kandelaar van uw ziel, opdat dit licht het voedende duister verdiepe en het vervuld met weten.
Want dit is de betekenis van het gezegde: het licht schijnt maar de duisternis heeft het niet gegrepen, of niet geweten.
Moge uw duisternis dit Licht begroeten als de poortwachter die de deur opent, opdat de taak kan beginnen.
Het Licht houde het duister omvat en schijne daar waar het nodig is.