520 - als een dauwdroppel op een lotusblad

"Ons leven is als een dauwdroppel op een lotusblad"  zei Tagore en wij persoonlijk kunnen dat natuurlijk direct onderstrepen, gezien de actuele omstandigheden. 

Er zijn mensen, die zich afvragen waarom oude, vaak hulpbehoevende mensen blijven leven en jongeren plotseling van ons worden weggenomen. 

Maar het is heel moeilijk voor aardse stervelingen om levensduur en levensdoel te kunnen beoordelen. 

Het leven is namelijk een brug tussen twee eeuwigheden en dusdanig slechts van belang als leerschool. Heb je je lessen geleerd of, en dit is ook mogelijk, heb je gefaald en heb je je levensenergie niet op peil gehouden, dan houdt de leerschool en daarmee het aardse leven op. 

Er zit een logica en een doelbewustheid achter elke levensbeweging, die je slechts behoeft te doorschouwen. 

Je kunt je er niet van afmaken door God of de goden ergens van de schuld te geven, alles is een gevolg ergens van. Alles wat we doen of wat we niet doen, is het gevolg van iets. 

Er is een cirkelende beweging waaruit we kunnen ontsnappen om er een spiraalbeweging van te maken. 

De cirkel vormen we door eigen reacties, de spiraalbeweging begint indien we gevolg geven aan een geestelijke impuls. 

Iedereen kan weten dat een cirkelende beweging catastrofaal kan worden. De geestelijke impulsen gaan ontbreken en je krijgt een parasitisme op je eigen energie die tenslotte ophoudt. 

Ons leven is een gevolg van vorige levens; er wordt doelbewust verder gewerkt aan de ontwikkeling; we blijven allen staan op het punt dat we niet verder konden of wilden. 

Wanneer je echt niet verder kunt, heb je aan je levensdoel beantwoord. Wanneer je niet verder wilt, heb je gefaald. Het niet kunnen hangt nauw samen met de hoeveelheid energie die jezelf uit de Oerbron put, dus het "kunnen" is voor ieder van ons verschillend. 

"Kan niet is dood", zegt een oud spreekwoord en dit is dieper dan men vermoedt. In spirituele zin is "kunnen" onuitputtelijk, alleen in lichamelijk opzicht komt er een einde aan, omdat het lichaam zijn beperkingen heeft. 

Het is alleen funest, indien een spiritueel geïnspireerd mens zich laat domineren door het lichaam. Iedereen moet zijn lichaam ondergeschikt maken aan de geest en dan komt ook dit lichaam tot ongelooflijke prestaties. 

Ieder leeft zolang als hem wordt toegewezen, d.w.z. zolang als het leren op aarde noodzakelijk is. Er kan een ogenblik komen dat blijkt, dat dit leren nutteloos is geworden, omdat men telkens weer dezelfde lessen krijgt en deze niet opneemt, dus die niet werkelijk doordringen. Dan kan het moment komen dat alles onmogelijk wordt, er is een halt toegeroepen. 

Er moeten nieuwe mogelijkheden worden geschapen in een ander lichaam, onder andere omstandigheden, met een andere persoonlijkheid, opdat de lessen toch worden geleerd, want niemand ontkomt aan de leerschool. 

Gaat het in ons kortstondige leven niet hetzelfde? 

Als we iets niet goedschiks leren dan gebeurt het kwaadschiks. 

En het ergste is als we dit niet bemerken of, niet willen bemerken ofwel weten en eraan voorbijgaan. 

Er zit dus een lijn in het leven en die lijn begint in de ene eeuwigheid en gaat verder in de andere eeuwigheid en het sterven is daarin een fase, een zeer onbelangrijke fase. Het gaat er slechts om hoe we sterven, want ook deze gebeurtenis is verbonden met ons bewustzijn, met ons innerlijke weten. 

Het strijden tegen het sterven duidt op: onwetendheid, dus het totaal niet leren van de lessen, ofwel op angst naar aanleiding van hetgeen we op ons geweten hebben. 

En dit is reëel, maar tragisch. 

We brengen allen vanuit de eeuwigheid een weten mee, misschien zijn we ons daarvan niet of nog niet bewust, maar het is wel zaak dat we dit weten opdelven. Het opdelven van een oude kennis is een bijdrage tot het begrip van de levenslessen.  

Niets kunnen we afdoen met: God wil dit of wil dat. 

God wil niets met ons, de oerbewegingen van de kosmos en degenen die deze kosmos in handen houden, bepalen mede onze levenslijnen. Die bepalingen houden direct verband met ons doen en laten, met wat wij kunnen en willen. 

Niets ligt bij voorbaat vast. Levensduur is totaal iets anders als levensintensiteit. Bepalend is de levensintensiteit. Dus de hoeveelheid energie die we verbruiken en de hoeveelheid die we aanvoeren. 

De ene kan met een gulden veel meer doen dan de ander, zo gaat het ook met energie. 

Wij bepalen zelf wat we met onze energie doen en die kunnen we dan uitstrijken in jaren dan wel in maanden. Tijd is dus, opnieuw, een fictie. 

Hieruit gezien zouden we dus zelf kunnen bepalen wanneer ons einde komt. We kunnen ophouden met bijladen en onszelf laten wegebben; we kunnen ook, en dat is de andere kant, een zwakke vlam door geestelijke inspiratie nieuw leven inblazen. 

Hebt u nooit bemerkt dat u plotseling sterk kunt worden door een bezieling? Het gaat er dus om hoe je leeft, maar hoelang je leeft is onbelangrijk. 

Iemand die een opdracht in het leven heeft en zich daarvan bewust is, krijgt de kans die opdracht te vervullen. We denken hier niet aan politici of horizontale strebers. We denken aan een opdracht die voor het grote geheel van belang is en dat grote geheel hangt samen met de levensmogelijkheid voor natuur en mens. 

Wat ieder mens met die mogelijk doet is zijn zaak. Daarmede kan niemand zich bemoeien, hij houdt dit zelf in de hand. 

Het is zijn vrije wil en zijn eigen spankracht. 

U ziet, hoe in dit geheel, allerlei scholingen en religies totaal onbelangrijk zijn. Het is een tijdverdrijf. 

Het enige belangrijke is eigenlijk, hoe leidt je je eigen leven en van daaruit kunnen er verbintenissen gaan naar de omgeving, de mensen, de wereld. 

Het idee om "de wereld te redden" is een fictie en veel te groot voor een mens, die niet eens zijn eigen leven kan redden. 

Wat hebben wij te zoeken en te moraliseren als we totaal onbewust blijven bij onze eigen levenslessen en ons eigen levensdoel. De natuur, als wereld, of de schepping kan een doel zijn, maar niet de samenleving. De samenleving is afhankelijk van ontelbare factoren, die geen mens in de hand heeft. 

De samenleving is, net als het individu, afhankelijk van de scheppingsvoorwaarden in de natuur. De samenleving begint in onze eigen kring, onze directe omstandigheden en begint nooit in de grote wereld. 

Je moet altijd vanuit een middelpunt werken en het is een eerste vereiste dit middelpunt levend en waakzaam te houden. 

Alles wat dit middelpunt doet inslapen is vijandelijk. Daartegen behoren we ons te verzetten. 

Dit inslapen heeft tot gevolg, dat we in het leven gaan vegeteren; het "laat God het maar voor ons doen, of Jezus, of de ander, het familielid, de moeder, de vader, enz.". 

Als het midden slaapt, ebt het leven weg. Dan laden we niet bij en dus zijn we afhankelijk van de hoeveelheid energie, die er op dat moment aanwezig is. Het is als een vuur dat langzaam dooft en waar geen brandstof meer op wordt geworpen. 

Brandstof moeten we zelf halen en we moeten dit zelf verbranden. Niemand kan hier iets wezenlijks voor ons doen, wat er ook wordt beweerd. 

Uit die valse beweringen komen die valse voorstellingen of de verrassingen als iemand plotseling opgeeft. 

We verzamelen onze kennis en onze lessen en de som daarvan is ons weten. Een weten dat niemand ons meer kan afnemen, maar dat ook niemand kan vergroten. 

Na ons aardse leven verzamelen we dit bezit en daarmede leiden we dan ons leven aan de andere zijde. Het is onze innerlijke schat, een schat die dusdanig moet worden vergroot dat wijzelf die schat zullen worden, en dus zo beantwoorden aan een gedaanteverwisseling in de meest intensieve betekenis. 

Wij worden dan degenen die we waren, voordat al het leven op aarde aanving en dat oerwezen is totaal verschillend van die die we nu zijn, maar onderling zijn die oerwezens eveneens verschillend. 

Vandaar dat ik niet voor u kan oordelen, noch voor u levensbesluiten kan nemen, zomin als u dit voor mij kunt doen. 

U kent niet degene die ik was voor dat alles aanving en ik weet niet wie u was. 

Ook hier geldt de uitspraak niet, dat we allen gelijk zijn. 

Er is nooit iets gelijk in de natuur. Elke cel, elk vogelei, elke zandkorrel verschilt, waarom zou er dan een totale gelijkheid zijn in een andere wereld? 

Juist die opvatting van: allen moeten gelijk zijn, brengt chaos en misverstand, omdat je tegen een oerwet ingaat die niet te negeren is. 

Natuurlijk voor het oog der Goden zijn we allen gelijk, d.w.z. schepselen die aan een opdracht moeten voldoen en moeten samenwerken met de scheppingswetten. Dat is alles. 

Er worden aan ons nooit dezelfde eisen gesteld, behalve deze ene: leven. 

En "leven" houdt heel wat in, is verbonden met allerlei voorwaarden en wetten en als we daartegen zondigen ondergaan we de gevolgen, gevolgen die we abusievelijk als "leven" aanzien. 

Wat vraagt de mens van het leven? 

Is hij tevreden met opstaan, eten en slapen? 

Is hij begerig om te leren? 

Is hij gericht op een nuttig doel? 

Is hij bereid voor dit doel de gezapigheid en de onbelangrijke dingen op te geven? 

Waarop richt de mens zijn energie? 

Want om die energie draait alles. je kunt die energie maar eenmaal gebruiken en maar eenmaal opmaken. 

Die levensenergie is het belangrijkste dat we hebben en als we hem vermorsen of verkeerd aanwenden komen de gevolgen op onze eigen hoofden neer: ziekte, bitterheid, teleurstelling, onnodige vermoeidheid, enz. We kunnen ons dan troosten met allerlei bijkomstigheden, waar onze maatschappij zo rijk aan is, maar in ons diepste diep blijft die knoop zitten, die bal waar we niet bij kunnen en die ons belet vrijuit gelukkig, dan wel tevreden te zijn? 

Kent u dit gevoel? 

Ons leven is als een dauwdroppel. De dauw is het resultaat van de samenwerking tussen zon en maan, zegt de alchemist. 

De zon kan hem wegschroeien, de regen kan hem wegspoelen, en daardoor mist de lotus zijn voeding. 

Daarom is de uitspraak zo diepzinnig: de zon laadt bij, de maan ontlaadt en hun samenwerking geeft juist die harmonie, die voor een goede voeding voor het leven, voor het schepsel, noodzakelijk is. 

De lotus en zijn dauwdroppel is een symbool van de mens en zijn levensenergie. Schokkende gebeurtenissen bepalen ons dikwijls bij de zin van het leven. Het is jammer dat er altijd een schokkende ervaring nodig is om ons zover te krijgen. 

Het is een teken dat we aan het indommelen waren bij de bijkomstigheden. Wij wennen te gauw aan regelmaat en aan de goede dingen of zelfs aan de vervelende dingen. 

Regelmaat en gewenning zijn een vijand voor de waakzaamheid en de levensintensiteit. Zelfs in de kosmos zijn onregelmatigheden, evenementen die onvoorstelbaar en verrassend zijn. Vandaar dat men nooit de horoscopie als een wet moet aannemen. 

De mens, als levend schepsel, bezit verrassingsoorzaken die hem van de ene op de andere dag kunnen veranderen. 

Die verrassingen zijn dikwijls irritant voor hen, die menen alles in de hand te hebben. Geschreven wetten zijn onmogelijk in de natuur, in de kosmos, in de geest. Elke geschreven wet, maar ook elke geschreven regel heeft zijn fatale beperkingen. 

De beperking van Saturnus wordt in de astrologie door bijvoorbeeld Jupiter onderbroken. Hoe verfijnder, in spiritueel opzicht, iemand is, des te meer verrassingselementen bevat hij.  

Het is goed indien u uzelf tot een verrassing wordt.  

Het betekent dat u niet ingeslapen bent, dat het leven nog voortgaat en dat u niet parasiteert op uzelf. 

Aan dit verrassingselement zit het zogenaamde wonder vast, d.w.z. een gebeurtenis die de aardse en meestal de oppervlakkige mens, niet kan verklaren. 

Maar er zijn geen wonderen, er zijn alleen veranderingen, verrassingen voor ons oog, en er zijn mogelijkheden. 

Indien een mogelijkheid in een onmogelijkheid verandert, danken we dit aan onszelf. In de geest is niets onmogelijk. De wet kent talrijke onmogelijkheden, omdat zijn beperkingen zo groot zijn. 

Hoe meer we ons vasthouden aan die onbeperkte mogelijkheden, des te meer zullen we worden bijgeladen. Het is een kwestie van innerlijk weten, sommigen zeggen een "geloof", maar dan wel een ongeschreven geloof, een geloof dat door niemand kan worden vastgelegd. 

Vandaar dat een dogma funest is voor een geloof. 

Een geloof zetelt in de mens, in die eeuwige kern, waaruit hij leeft en die hijzelf in stand houdt. Het geloof, het onbeschreven geloof, is een drijfveer om ergens mee door te gaan. 

Het is onze steun in moeilijke omstandigheden, maar ook ons weten bij onbegrepen ervaringen. 

Dat wat we nu nog niet begrijpen, kunnen we dan naast ons neerleggen en tegen onszelf zeggen: het zal ons later duidelijk worden, wanneer we gerijpt zijn. Want voor alles is een reden. 

Alles heeft een motief. Alles heeft een doel. Niets gebeurt voor niets. En dat is een troost, maar ook een verheldering. 

Het gaat er slechts om, of we bereid zijn te leren, of we openstaan voor de lessen en of we bescheiden genoeg zijn om te leren uit de eenvoudige dingen. 

Want het zijn nooit de geschreven woorden en lessen die het diepste ingrijpen, het zijn altijd de ongeschreven woorden en ervaringen die ons door elkander schudden, en dit schudden maakt ons innerlijk rijper en levender, zodat we naar een hogere levensklas kunnen doorgaan. 

Terugziende op ons leven zullen we dit allen kunnen onderschrijven. Er zijn mensen, die in het leven veel worden "geschud", het is een bewijs dat ze iets moeten leren, terwille van henzelf. Hier is medelijden niet op zijn plaats, hoogstens kan er sprake zijn van een begrijpend medeleven. 

Medelijden kunnen we hebben met hen die niet worden geschud, het leven gaat langs hen heen. Zij leren niet die wijze lessen die de anderen leren, zij zullen dan ook nooit de grootse verten en de ontstellende diepten zien die het leven rijk maken. 

Maar een ding is zeker: de grootse verten en de diepste diepten zien we het beste vanaf de begane grond, met onze voeten sterk staande op een zekere bodem. Zodra we ons door de hoogten of de verten en door de diepten laten overweldigen verliezen we die bodem en dan blijken, zowel de verten als de diepten, catastrofale nadelen te bezitten: bodemloosheid, chaos, losgeslagenheid. 

Plant u daarom sterk in de bodem, die in uw midden is, verstevig dat midden en zie van daaruit om u heen; omhoog tot in de onbegrensdheid, omlaag tot in de onpeilbaarheid en leer ervan. Maar vergeet nooit dat een mens eerst moet staan, om de geweldige ervaringen te kunnen peilen en omvatten. 

Vergeet ook nooit dat de kosmische wet inhoudt, dat degenen die staan ervaringen krijgen, die bij hun sterkte passen en dat is ook zo met hen die niet staan, zij krijgen die ervaringen niet, omdat dit hen zou vernietigen. 

Wat we onszelf uit nieuwsgierigheid of experimentendrang aandoen is een andere zaak; we hebben een vrije wil en die kunnen we gebruiken op onze eigen wijze. 

Laten we de Goden niet iets verwijten dat we onszelf opzettelijk aandoen. 

Het zijn de Goden die de grote ongeschreven wetten bepalen en indien we ons daaraan houden, kan ons niets gebeuren dat ons schade berokkent. Integendeel alles geschiedt om onzentwille. 

Zij, die dit begrijpen vinden vrede in hart en ziel en hun leven zal rijk en vol zijn. 

1970 - 2024, copyright Henk en Mia Leene