519 - zoek de gevallen ster

"De weg van de aarde naar de sterren is niet geëffend." 

Seneca 

Wij bevinden ons in de advents tijd, d.w.z. de tijd van de voorbereiding. 

Waarop zouden we ons moeten voorbereiden?  

Wel, op de terugkomst van het licht, de langere zonnetijd, dus op een ontwaken uit een slaap. 

Intussen begint in de natuur de wintertijd, d.w.z. de koude komt, en is het toeval dat die koude wordt begeleid door meer zonlicht? 

In januari verheugen de mensen zich op de langere dagen, het helpt ze door de eerste maanden van de vaak koudere dagen heen. 

De 21ste december is dus eigenlijk een dieptepunt, het is de diepte van het herfst-sterven, terwijl de winter te vergelijken is met het licht na een doodsontwaken. 

Er zijn dan ook de heldere vriesluchten, de hardheid, de ongereptheid van de sneeuw als in een andere wereld. 

In de natuur ontdekt je ook dat als de herfst in aantocht is, zo tegen het einde van de zomer, je de Leonidentijd hebt, de tijd van de meeste gevallen sterren. 

Het volle leven neemt af, de voorbereiding op het sterven begint. 

Sterren trekken onze aandacht als we ontspannen zijn, als we vakantie hebben, als we voldoende tijd nemen om aandacht te schenken aan de stille, wonderbaarlijke natuur. 

Een "gevallen" ster zoeken is je vereenzelvigen met wat is geweest, zoeken naar een hemels licht, dat naar de aarde viel. Lucifer, een gevallen hemelgod. 

Lucifer is geen legende, hij heeft werkelijk bestaan, een Uranuswezen dat uit de hemel werd verbannen. 

Dus niet op aarde neerdaalde, maar wiens licht ontnomen werd, zodat hij "uit het licht" viel. Zonder licht kan niemand bestaan. Lucifer wordt in de legenden en in de mensheidshistorie en de sociale verhoudingen altijd als voorbeeld gesteld. 

Het is een geestelijk wezen, dat de opperste macht aan zich wou trekken en daarom, kosmisch, aan een catastrofe werd blootgesteld, hij doofde uit. 

Dit is een voorbeeld van "buitenste duisternis", waaruit niemand terugkeert. 

Als ons licht definitief gedoofd zou worden, zijn we duisternis geworden en iets dat volkomen duister is, keert niet terug naar het licht. Slechts dat wat licht bezit keert terug naar het licht. 

Hier is medelijden niet op zijn plaats: medelijden is een menselijke eigenschap. De natuur kent geen medelijden, slechts rechtvaardigheid. 

Vergiffenis slaat op het mogelijke en altijd weer terugkeren naar het licht, indien er iets licht aanwezig blijft in de betrokkenen. 

Maar de duisternis begrijpt en grijpt het licht niet. 

Voor een relatie moet er een contactpunt zijn. 

De duisternis is tegengesteld aan het licht en kent daarom geen begrip. Tegengestelden begrijpen elkander niet, er moet altijd een relatie zijn om begrip te vinden. 

Men kan hoogstens doen als of men iemand begrijpt. 

De tegengestelden in de natuur en de kosmos vinden een verbintenis door een overeenkomstigheid. De nacht en de dag zouden elkander niet begrijpen zonder de verbintenis van de maan. 

De maan heeft eigenschappen van de nacht: vocht, en eigenschappen van de dag: licht. Vuur en water. Vermengd wordt het lauwheid. De maan bevordert de dauw, een element dat de schepping de gelegenheid geeft licht en duister, nacht en dag te verenigen. 

De dauw geeft de plant de kracht om de hitte te weerstaan. 

En deze dauw geeft hem tevens de energie om de nacht, zonder licht, levend door te komen. De dauw is een troost, het zijn de tranen van de liefde tussen nacht en dag, tussen duister en licht, zoals bij de mens gelukstranen het teken zijn dat in hem licht en duister verbonden worden. 

Iemand, die nooit een keer tot tranen toe geroerd kan worden van vreugde of geluk, bezit minder ziel. 

Hoe sterker de ziel des te intensiever kan zij het duister tot zich trekken en des te zekerder is het dat in dit z.g. duister een kern van aanwezig is. Geen mens is louter duister of louter licht. 

Louter duister bestaat noch in de natuur noch in de mens. 

Denk aan de alchemische filosofie: het duister moet zijn als zwarte, vruchtbare aarde. 

Het begrip vruchtbaar is een aanduiding voor licht, een lichtbeginsel. Onvruchtbare aarde is dood, lichtloos. 

Het zwarte, het vruchtbare, straalt warmte uit. De koestering van het vruchtbeginsel. 

Het mysterie van het innerlijke, waarin de vrucht tot wasdom komt. 

Als Lucifer, de gevallen ster, zijn licht werd ontnomen is de mogelijkheid tot groei, tot bevruchting of inspiratie verdwenen. En dit heet nu "dood". 

Als wij zo afstandelijk spreken over "de val van Lucifer", spreken we dus over een tragedie. Het overschrijden van een grens, waarvan geen terugkeer mogelijk is. Als we echter spreken over "de mens is gevallen", weten we niet wat we zeggen. 

Hij is op aarde gekomen, heeft de ene wereld voor de andere ingeruild, maar "gevallen" zoals Lucifer kan hij niet. 

Alleen Uranusmensen kunnen vallen. 

De anderen verlaten hun wereld en willen er terugkeren; daarom worden zij zoekers op aarde. 

Uranusmensen zijn geen zoekers, zij zijn wetenden, weerstrevende, uit machtswaan, maar nooit zoekenden. 

Zij weten teveel, zij hebben een opdracht, hun existentie staat altijd op scherp. 

Zij kunnen zich veel minder permitteren dan de anderen. De z.g. oerzonden zijn op hen van toepassing, nooit op de anderen. 

Medelijden heeft men met Uranusmensen niet, men kan slechts hun eventuele misstap betreuren. Medelijden is iets dat je hebt met onwetenden, innerlijk armen, afhankelijken en Uranuswezens zijn niets van dit alles. 

Het zijn de innerlijk rijkste mensen op aarde, met de hoogste opdracht en met daaraan verbonden de strengste eisen, hetgeen volkomen normaal is. 

Maantypen hebben dikwijls veel medelijden, omdat zij geen idee hebben van de intensiteit van het duister, noch van de intensiteit van het licht, zij vormen immers een mengsel? 

Het is altijd de intensiteit die het resultaat bepaalt. 

De intensiteit waarmede Lucifer de macht aan zich trok, riep de catastrofe van de uitdoving op. 

Oude gebeurtenissen worden ons altijd als legenden of gelijkenissen verteld. 

Lucifer was de tweelingbroeder van Christus. Christus is geen mens: hij is licht. Jezus was een mens. 

U weet: ware Christus duizendmaal in Bethlehem geboren en niet in u, zo waart gij toch verloren. 

Een platgetreden uitspraak, maar tevens een bewijs dat Christus "licht" is, licht in allen, licht in de kosmos, licht dat het tegendeel van duister is, de gevallen Lucifer.  

Maar duister dat eens zijn tweelingbroeder was, een twee-eiige eenheid: verlichte duisternis, duisternis met een vruchtbeginsel. 

In het allereerste begin: licht.  

In alle Licht is het vruchtbeginsel van duister, in alle duister is het vruchtbeginsel van licht. Dat is een z.g. twee-eenheid, een tweeling. Zij zijn elkander gelijk, niettegenstaande zij, mogelijk, uiterlijk enige verschillen kennen. Niets is 100% licht, niets is 100% duister. 

In den beginnen is het duister uit het licht geboren, omdat de aanzet daarvan in het oerlicht aanwezig is. Dat is scheppen. 

Scheppen is het voortbrengen van materie (duister) met een vonk licht, en van licht (hemellichamen) met een vonk duister. 

En dit is alleen mogelijk, indien in de Schepper beide aanwezig zijn: licht en duister. 

Het is een oertwee-eenheid. 

Waarbij één van beide domineert en dus de leiding heeft. 

Het is in de getallensymboliek ook herkenbaar: de 1 geeft geboorte aan de 2. Indien de 1 dit niet zou kunnen, zou hij onvruchtbaar, dus lichtloos, zijn. 

Elke astronoom weet dat alles, vanaf de grote "Big Bang" tot nu toe, voortgekomen is uit kettingreacties. 

De kettingreactie is de oorzaak van alle bestaan en het is juist deze kettingreactie die de mens vreest, omdat een kettingreactie, zowel naar duister, vernietiging, als naar licht, verlossing, kan leiden. 

Zelfs in ons eigen leven is de kettingreactie zichtbaar: als ik het ene doe volgt automatisch het andere. 

Het zijn de Uranuswezens die deze reactie kunnen doen stoppen door hun instelling, niet door de wil, maar door hun verheven geaardheid. De natuur, kijk maar om u heen, vooral in deze tijd van vervuiling, geeft gehoor aan een kettingreactie, zij volgt die reactie tot haar behoud. 

Als mens, door het verwijderen van schakels in dit wetmatige gebeuren, hierin ingrijpt, komt er vernietiging inplaats van behoud, buiten de wetmatige intensiteit van de natuur om. 

De natuur werkt altijd naar een behoud toe, dat is haar karakter, het is de eigenschap van alles wat bij de schepping behoort, de vernietiging die we hier en daar kennen, leidt toch weer tot behoud. 

Wij, als mensen, hebben geen idee van werkelijke vernietiging, het vernietigen van leven dat dus nooit meer herstellen kan. 

Wij kunnen alle materie vernietigen, tot het lichaam aan toe, maar wij kunnen noch de materie, noch de lichamen hun ziel, hun lichtatoom, ontnemen. 

Dat zou de totale vernietiging zijn. 

Lucifer is op deze wijze vernietigd. 

Alleen het Oerlicht zou dit kunnen. De atoomexplosies die wij kennen kunnen dit niet, omdat we nog niet - gode zij dank - bij de onsplijtbare atomen gekomen zijn. Het Oerlicht is een onsplijtbaar en een ondeelbaar atoom, dat volkomen zelfstandig en vooral superieur handelen kan. 

Dit oeratoom noemen we licht, en de Bron van deze oeratomen noemen we soms God, soms Licht der Lichten. 

Het is de lichtvonk waaruit ons atoom voortkwam. 

Het was ook de Bron van Lucifer en het is de bron van onze innerlijke Christus. 

Het zijn namen voor één en hetzelfde begrip: oerlicht, dat niettemin een vruchtbeginsel van het duister bevat en dit moet zo zijn, wil het het duister kunnen begrijpen en grijpen. 

Het is dus in de alchemie volkomen juist: zij vergelijken de ziel met de maan, de middelaar op aarde, de verbintenis tussen licht en duister, waaruit de dauw, het levensbeginsel voor de natuur voortkomt. 

De maan is een dode planeet, zegt Mad. Blavatsky, zij is uitgeblust. Dit is natuurlijk volkomen juist. 

Van de maan kunnen we noch inspiratie, noch bezieling verwachten. De maan is lauw, noch duister, noch licht. 

De maan heeft nu nog slechts een bemiddelende taak, maar mogelijk is dat eens anders geweest. 

De maan is een uit zichzelf lichtende planeet geweest, voordat de maanwezens op aarde neerdaalden. 

Door een kosmische ingreep werd zij de ons bekende maan met een taak voor de schepping, die ook door een ingreep is ontstaan. 

Het Oerlicht beslist, het brengt voort en neemt terug naar zijn eigen wens en wil. 

Wat noodzakelijk is, komt, wat onnuttig is, verdwijnt. 

Maar alles dient het grote doel: behoud van de schepping, en de kans, voor allen die op aarde kwamen, tot de terugkeer naar het land vanwaar zij kwamen.  

Het wordt weer Kerstmis, een feest voor religieuzen en aardemensen, een herinnering, een opwekking voor de Uranusmensen. 

Een opwekking om geen Lucifer te worden; een emotioneel feest voor degenen die op aarde zijn om hun hart te verzachten, opdat zij niet vergeten "hun dikwijls vallende ster" terug te roepen tot het licht. 

Hun ster is niet gevallen, maar kan vallende zijn, d.w.z. de materie, het duister, bedekt de straling van de innerlijke ster en dat is vallen, doven. 

Slechts het hart is gevoelig voor deze waarschuwing, indien we niet ondergaan in sentiment en kleurige ballen. 

Om niet te spreken van het vreetfeest, waarbij de dood, in het lichtloze duister, grijnzend lacht. Het gedode, onverschillig wat het is, voegt geen licht toe, maar neemt licht. 

Dat is logisch. 

Dat wat leeft, en dus waarbij het lichtje stralende is, voegt licht toe. 

Uit gedode materie ontvlucht het licht om zich elders te sterken. 

Kaarslicht ontspant, versterkt licht. 

Elektrisch licht ontspant niet, maar activeert. 

De nacht, waarbij de maan aan de hemel schijnt, heeft een andere uitwerking op ons, dan maanloze nachten. Maanvolle nachten activeren het instinct, maanloze nachten koesteren de ziel. 

De maan is dus goed voor aarde-wezens, aarde-dieren, aarde-mensen, zij wekt op tot een natuurlijke reactie. Vandaar dat maanmeditatie sexueel stimulerend is. 

Er zou dus iets mis bij ons zijn, indien we bang waren voor duisternis, behalve natuurlijk als we, in onze maatschappij van de misdaad, overvallen vrezen. Dit staat buiten het normale licht en duister. 

In de duisternis, dus tijdens de normale nacht, ontspant de ziel en doet kennis op in haar eigen wereld. 

Het lichaam wacht slechts tot die ziel daaruit terugkeert. 

Slapeloosheid is een teken van disharmonie tussen lichaam en ziel. Die disharmonie kunnen we natuurlijk bevorderen, indien we het lichaam afstompen voor instinct en gevoeligheid, zodat het de ziel niet meer kan begrijpen. 

Het lichaam kan de ziel niet beïnvloeden, gelukkig, maar andersom is alles mogelijk. 

Het is de bedoeling dat Kerst het lichaam opent voor de eventueel kloppende ziel. Een ander nut heeft Kerstmis niet, hetzij dan dat de natuur uit haar slaap ontwaakt en haar eigen ziel begint te verwelkomen. 

Het seizoenritme heeft verbinding met de slaap- en waaktoestand van de aarde. En dus ook met haar planeetziel. 

In de winter is de planeetziel tijdelijk afwezig om kracht op te doen in haar wereld.  

De aarde is dus in de winter kwetsbaarder. 

Alle aardse schepsels voegen zich naar die situatie, behalve de mens, hetzij dan met meer centrale verwarming en elektrisch licht. 

Maar innerlijk staat zij buiten deze seizoenen-activiteit. Omdat de mens niet uitsluitend aards geaard is. 

Maar veelal eerbiedigt hij dit ritme ook niet, omdat hij onwetend geworden is. En vooral: afgestompt, dus oneerbiedig. 

Ook het Kerstfeest wordt, in veel te veel gevallen, zonder respect doorgebracht. En dat stomp nog meer af, dat versnelt de val van de ziel. Wie interesseert dit? 

De hunkerenden, zij die hun oude land zoeken, want in alle oude landen heerste eerbied voor de daar heersende wetten. 

De zoekenden en de hunkerenden respecteren de aardse wetten en kunnen zich dus verenigen met een terugkeer van de zon, en het daarmee gepaard gaande ontwakende zielelicht van de aarde. 

De aarde met een wakende ziel, geeft revanche op de aanval der mensen, de slapende aarde vrijwel niet. 

Zolang de aarde zich revancheren kan, vecht zij voor het behoud ten gunste van allen die op haar of van haar moeten leven. 

Het water, alle aardse rivieren en stromen vormen een troost voor de planeetziel, en u en ik weten wat we met deze troostende stromen doen! 

Wij doven met ons allen de aarde-ziel en ieder helder denkend mens weet wart daaruit kan voortkomen. 

Laat Kerstmis, met al zijn licht, elektrisch of kaarslicht, ons niettemin bepalen bij de waarde van het oerlicht, dat in ons en om ons is, als we willen en wensen.

De oerwet zegt: als we roepen, is het er. 

Het is aan ons om opnieuw te leren roepen! 

Kerstmis is een gunstige tijd om dit opnieuw te leren, opdat wij noch dag noch nacht zullen vrezen, want allen dient het doel: terugkeer naar ONS licht, in het land waaruit we kwamen. 

Mogen uw Kerstdagen en alle dagen hieraan volgend gezegend zijn. 

Laat het nieuwe jaar u treffen als een lichtende ster, als het wezen dat zijn dovende sterrenlicht nieuwe brandstof heeft gegeven, opdat het licht in ons en om ons zij, terwille van onszelf en degenen die op aarde leven. 

Moge het oerlicht u omstralen, van nu aan tot aan het moment dat het u tot zich roept. 

Het Licht der Lichten zij en blijve alle eer!

1970 - 2024, copyright Henk en Mia Leene