"Men ontmoet vaak zijn lot op de wegen die men neemt om het te ontwijken."
La Fontaine
Het vermeende noodlot heeft al van heel wat dingen de schuld gekregen.
We kunnen ons beklagen over ons lot zonder te beseffen dat niets op deze aarde op zichzelf staat, alles wordt geboren uit oorzaak en gevolg.
Het is een perpetuum mobilé dat niemand schijnt te kunnen stoppen: de schepping is afhankelijk van deze voortdurende beweging, wij incluis.
Vandaar dat de veronderstelling "dat er geen stilstand is" volkomen juist is.
Door stilstand wordt de natuur afgebroken en wel van binnenuit.
De normale natuurlijke afbraak is een omzetting; maar dat wat stilstaat kwijnt een zekere dood tegemoet.
Met de mens is dit precies hetzelfde.
Het hele organisme, en ook de psyche hebben een voortdurende impuls nodig om in leven te blijven. Om die beweging levend te houden wordt energie toegevoerd.
Het lot van de natuur is: opgaan, blinken en verzinken, in een onophoudelijke herhaling en bij de mens zie je hetzelfde, totdat hij aan deze kringloop ontsnapt. Maar die kringloop is geen vloek, hij is een zegen, omdat hij dringt tot de sprong en in deze aanmaning neemt het lot een belangrijke plaats in.
Het lot is datgene dat je toevalt, maar dit toevallen is gebonden aan de totaliteit van de betrokken mens.
Zoals iedereen zijn eigen omstandigheden vormt, zo is iedereen verantwoordelijk voor zijn eigen lot.
Het lot wordt altijd verondersteld boosaardig te zijn, maar het lot kan evenzeer goed zijn, zoals het noodlot iemand kan dwingen om zijn verborgen kwaliteiten aan te boren.
Wij beklagen ons dikwijls over ons lot of over ons noodlot, omdat wij geen inzicht hebben in de bedoelingen van hetgeen ons overkomt.
Je beklagen maakt dit lot zwaarder en in deze omstandigheden steken onze eigen oerzonden de kop op:
De drift zegt: Dat neem ik niet, en vecht.
De luiheid zegt: Ik verberg me, in een groep of achter een leider.
De wellust zegt: Ik ga toch genieten van narigheid.
De gulzigheid zegt: Ik ga door zoals ik deed en stapelt zo nog meer ellende op zich.
De gierigheid zegt: Ik verberg het, want het is beschamend.
De hoogmoed zegt: Ik sta erboven en doet of er geen waarschuwing is.
De jaloezie zegt: Waarom heb ik het niet zo goed als hij?
Het lot en zeker het noodlot is een prikkel in ons binnenste om te zien hoeveel beesten er nog de kop opsteken.
Ieder mens heeft een kwaadaardig beest in zich, het toont zich alleen anders dan bij de naasten. Kwaadaardigheid heeft zoveel gezichten, maar het is altijd een verlammende dan wel een vernietigende kracht.
De waarschuwingen des levens ontkrachten dan wel negeren, maakt dat het leven een slaapwagen wordt, een nutteloze film, die ons nauwelijks interesseert.
Hoeveel mensen zijn er die de interesse in het leven verloren hebben? Hoevelen lopen met gebukte schouders onder het juk dat het lot hen schijnbaar heeft opgelegd.
Er gebeurt niets voor niets en dat weten we allemaal, het is alleen een verschil of het onszelf of anderen treft.
Wanneer dat z.g. lot toeslaat is het moment aangebroken waarop we gedwongen tot denken worden gebracht.
Het is zo gemakkelijk en ook laf om God of de goden de schuld te geven; wanneer we onszelf een levenskunstenaar noemen, dan zal het met ons leven gaan zoals met de ruwe steen die de beeldhouwer tot leven brengt.
Aan het begin van ons leven krijgen we die ruwe steen in handen en ieder doet ermee wat hem goed lijkt.
Helaas geven we onze pogingen als levenskunstenaar dikwijls te snel op, en menen "dat er toch niets meer aan te veranderen is" en staren dan moedeloos op ons levensgewrocht neer.
Niets is echter dankbaarder om in handen te nemen dan de levenskunst, want elk leven verbergt zoveel verrassingen dat elke morgen voor ons een wonder kan inhouden.
De essentie ligt echter in onze interesse: in hoeverre kunnen we begeesterd worden door het leven, door de opdracht "er iets van te maken?" In hoeverre kunnen we omgaan met de materialen die we bij het begin ontvingen?
Zoeken we doorlopend mogelijkheden om dit leven interessanter te maken, rijker en verrassender?
In hoeverre laten we ons meesleuren door de modderstroom van teleurstellingen, mislukkingen en moedeloosheid?
Elke kleine gebeurtenis kan aanleiding worden tot een verrassing, een verandering, een verdieping.
Hoe staan we tegenover ons lot, hoe staan we tegenover de omstandigheden die we zelf geschapen hebben?
Wat doen we met de rijkdom die we ontvangen?
Wat doen we met de problemen die we hadden?
Wat doen we met de mensen die we ontmoeten?
Nemen we alle gebeurtenissen in eigen hand?
Doen we ergens iets aan of laten we alles voorbijgaan, omdat we te gemakzuchtig, te ongeïnteresseerd of te vermoeid zijn geworden? Iemand, die zo reageert vraagt om een hard toeslaand noodlot.
Het noodlot is een harde wakkerschudder en een onvergelijkbare veranderaar. Het noodlot plaatst ons dikwijls terug in de realiteit, die ofwel ontnuchterend, ofwel teleurstellend kan zijn.
Het noodlot haalt onze façade neer en scheurt onze versierselen aan flarden. Het noodlot is dikwijls een laatste kans in dit leven om er iets van te maken.
Laten we elkander niet wijsmaken dat we aan het toeval geloven.
Geen enkel bewust levend mens, die zijn leven in eigen hand houdt, gelooft aan het toeval. Een overwinnaar gelooft nooit aan het toeval. Het toeval is een toevluchtsoord voor onwetenden.
En niemand zal willen erkennen dat hij onwetend is.
Het noodloot is iets dat we niet kunnen ontlopen, maar we kunnen het wel overwinnen. Want ons noodlot is altijd voor ons persoonlijk bestemd, slechts de onwijzen vluchten.
En de luiaards wachten met gebogen hoofd af, maar de zelfstandigen en de wetenden gaan het noodlot met open vizier tegemoet en overwinnen het, hetgeen altijd de bedoeling is.
Als we in ons leven een hekel hebben aan provocatie, als de irriterende Shin, die ons tart en prikkelt, dan zullen we ons dikwijls over ons noodlot beklagen.
Zonder provocatie wordt niemand een wijs, dan wel spiritueel en bewust levend mens. De kudde deert de provocatie niet, hij is gewend aan de blaffende hond en de stok van de herder, maar de vrijgevochten mens, degene die geen stok, noch blaffende honden meer accepteert, hij zal de provocatie aannemen en de overwinning bevechten, om tenslotte stralend boven zichzelf, zijn eigen tekortkomingen, zijn mislukkingen uit te rijzen.
Zolang het leven - het lot - ons provoceert blijken we levend te zijn, er is nog iets dat ons kan aanzetten tot proberen, tot onderzoek en tot overwinnen.
Vandaar dat deze vrije mens niet meer in de kudden thuishoort, onder wat voor naam deze zijn platgetreden paden ook mag bewandelen. Het is het onbetreden, zeer individueel getinte pad dat deze mens aantrekt, het pad waarvan hij nog niet precies weet waar het eindigt en waar achter elke bocht een nieuw uitzicht lokt.
Door zijn levensinstelling wordt dit dus zijn lot: verrassingen, provocaties, uitdagingen, voortdurende wisselende vergezichten.
Een ziekte kan verandering brengen, maar ook een totale levensopbraak via werk, gezin, reis, of studie.
Is het u nooit overkomen dat u door een ziekte, een ontmoeting, een boek, een scheiding desnoods, tot een volledig ander inzicht bent gekomen? Wat is er dan te klagen over het lot?
Men klaagt slechts indien men stilzit, mensen die ten strijde trekken klagen niet, zij zijn veel te actief.
En alles is afhankelijk van activiteit, zelfs een normaal homeopathisch medicijn. Het is de activiteit die verandering, verrassing en uitzicht brengt, het is nooit de stilstand die geneest.
Dat wat beweegloos is, is dood, dat wat onbeweeglijk is, kan leven verbergen.
Men kan zowel in denken, in gevoelen, als lichamelijk beweegloos zijn, en daarin wacht een zekere dood.
Indien men onbeweeglijk is kan er een intense energieke spanning achter drijven.
In de natuur zijn geen beweegloze dingen, maar vele dingen zijn onbeweeglijk. De rotsen zijn onbeweeglijk, maar in hen dringt het leven waaruit dan die onverzettelijke energie straalt.
Het noodlot behoedt ons voor beweegloosheid en het tart ons een nieuwe levenswending te nemen.
Dat de mens onoordeelkundig en zeer subjectief oordeelt zie je om je heen, als je hoort hoe successen altijd toegeschreven worden aan de eigen bekwaamheden, en mislukkingen als toeval worden gekwalificeerd.
De mens is blind voor leringen, maar helderziende zodra er een beloning wacht. Wanneer iets ons mislukt, is dit niet een noodlot, maar een gebrek aan inzicht, of een falen uit gemakzucht.
Als we vinden dat ons leven aan het mislukken is, misschien zelfs mislukt is, dan wordt het de hoogste tijd om wakker te worden.
Denk niet dat het lot te verleiden is door de woorden "Ik doe toch zo mijn best en ik wil toch zo goed".
Al deze uitspraken moeten BEWEZEN worden en als ons leven dreigt te mislukken hebben we bewezen dat we loze woorden spraken. Het "je best doen" is zeer betrekkelijk.
Het is altijd de fanatiekeling, de dwingeland, en degene die wil dat het gaat zoals hij/zij wil, die meent dat hij zijn best doet. Het "je best doen" is een soort forceren, soms zelfs tegen beter weten in.
Beter is het als dit "je best doen" een vanzelfsprekende, spontane handeling is.
Hetzelfde geldt als we vinden dat die of die ons dankbaar moet zijn, "want we hebben zo onze best voor hem of haar gedaan."
Wel, vrienden doen niet "hun best voor elkaar", maar zijn gewoon vrienden, hetgeen alles zegt en alles inhoudt, daarover behoeft niet te worden nagedacht.
Zodra men overweegt of men een hulp, een menselijke daad, een steun moet geven, staat de liefde aan de kant en blijft neutraal.
Het hart zit niet in overwegingen, maar altijd in spontaniteit.
Het lot is degenen die het hart als leidsman hebben zeer goedgezind. Het lot staat los van geld en goed, het lot is een begeleider van de ziel.
Het noodlot is de zweep der ziel en het is dikwijls de liefde die het die zweep doet opheffen. Je kunt je lot daarom niet ontkomen, omdat het vanaf de jeugd met je meegroeit en je als een schaduw volgt.
Wijzelf leggen het zaad voor zijn groei en koesteren of irriteren het.
Als ons lot een noodlot wordt, hebben we de wet van de eenheid tussen ziel en lot overschreden; het lot is er om de ziel te doen groeien en als we ons lot negeren, groeit het uit tot een noodlot om ons wakker te schudden.
Ons lot geeft ons een taak dan wel een opdracht; ons lot bemoeit zich intens met ons, opdat we wijzer zullen worden zonder dat de zweep erbij te pas behoeft te komen, maar o wee, als we die lotsbemoeiingen omzeilen of belachelijk maken, dan komt het noodlot te voorschijn en worden we gedwongen het lot onder ogen te zien.
Het lot is als was in onze handen indien we het beschouwen als een goede vriend; je kunt vriendschap sluiten met je lot en samen iets ondernemen. Je ontkomt je noodlot nooit als je je lot negeert.
Het noodlot kan vele gezichten hebben, vandaar dat het in alle omstandigheden en onverschillig waar, de mens kan vinden om deze wakker te schudden.
Maar als we ons noodlot NIET benutten, dus niet overwinnen, komt het ogenblik waarop we levend dood zullen zijn, degenen die, zoals er gezegd wordt "uitgespuwd" zullen worden.
Het zijn de lauwen die terzijde worden geschoven, want in de lauwen is geen respons.
Heel de natuur, heel het leven is één groot vraag- en antwoordspel, maar zij die niet meer vragen krijgen geen antwoord meer. Ons leven kan één grote vraag zijn, één dringende vraag waarop een antwoord komen MOET.
Kinderen die voortdurend vervelend zijn, vragen om een pak voor de broek b.v. Dit zal voor hen zelf dan een stimulans zijn.
Als we dit vraag- en antwoordspel gaan ontkrachten door alles te beredeneren, door elke provocatie te verzoeten, trekken we de energie uit het leven, de impulsen tot verandering en ontwaken gaan verdwijnen.
Die tijd hebben we ten dele achter ons liggen: men ontdekte dat eindeloos praten energie vreet en mensen verlamt.
De kudde valt in slaap onder de stem van de herder, hij schrikt op door een felle beet van de hond. Er is een tijd van praten - dat kan een vraag zijn, maar het antwoord bestaat altijd uit een daad.
Zolang er geen daden worden gesteld wordt er geen energie toegevoegd.
En een "daad" bestaat niet alleen uit iets tastbaars. Men moet het lot niet zien als een ding dat aan ons wordt toegevoegd, maar als een kans om onszelf te bewijzen.
Wij kunnen het lot zowel als het noodlot veranderen, het zijn onze vrienden en onze dienaars, indien wij ons gedragen als overwinnaars.
Niets ontkracht het noodlot meer dan het tegemoet te treden, zonder angst, in de vaste overtuiging dat je het zult overwinnen en dat de strijd met dit noodlot welkom is.
Het is - altijd - de energie die van ons uitgaat, de innerlijke vastberadenheid en het grote innerlijke vertrouwen dat niets voor niets komt, die het lot en het noodlot omzetten in nederige dienaren en trouwe vrienden.
Het lot en het noodlot zijn blinde reacties, het is een natuurlijk wetmatig verschijnsel, en deze hebben altijd een leider nodig, iets dat hen overwint, overheerst en gebruikt.
De twee aanzichten van de natuur zijn blinde machten, degenen die hen beheerst kan over hen regeren; zo is het ook met het lot: het knielt voor de machtige, maar NOOIT de machtige in materiële zaken, maar altijd de machtige in spirituele zaken, dus in inzicht, in godsvertrouwen, in wijsheid.
Onverschrokkenheid brengt ons altijd verder dan angst.
Er is in het leven NIETS om bang voor te zijn dan voor de mens.
Omdat de mens nooit een blinde kracht is, en het altijd twijfelachtig is of je die mens kunt leiden of beheersen.
Het zijn de mensen die kwaadaardig zijn, nooit de natuur en nooit het lot, zelfs niet het noodlot.
Het noodlot is een proeve van bekwaamheid; al vinden we die proef soms onaanvaardbaar, dit doet aan de proeve zelf niets af.
Ieder mens wordt beproefd op andere bekwaamheden, daarom is elk noodlot ook zo verschillend en daarom beoordelen we elk lot ook anders.
Noodlot en lot zijn altijd aangepast aan de betrokkenen.
Denk niet, als alles voor de wind lijkt te gaan dat dit een blijvende situatie is, er is een tijd voor spanning en een tijd voor ontspanning, ook in de levensgolven.
Tijdens die tijd van ontspanning behoort men zich te sterken, zijn krachten te bundelen en nooit te vegeteren met de gedachte "ik heb het zo goed".
Het begrip "goed" is afhankelijk van jezelf, jouw innerlijk bepaalt wat goed voor je is en in hoeverre je het "goed" zult hebben.
Dan kan voor de ene mens rust goed zijn en voor de andere spanning.
En over enkele weken kan dit volkomen veranderd zijn.
Het lot is onze vriend en onze leraar en als we het als vriend en als leerling tegentreden zal er nooit iets zijn waar we ons over behoeven te beklagen, want hoewel mensen onrechtvaardig zijn, de natuur, en de Hoge Wet zijn dit nooit.
Zoek daarom de bedoelingen van het lot en haal de lessen eruit en bemerk hoe je eruit te voorschijn komt als een herboren mens, één die weet waarom hij leeft en waarnaar hij streeft.
Want niets is boeiender dan het leven zelf en het lot wat wij tot ons trekken. Indien je daarmede ontevreden bent, zoek dan de angel van deze onvrede diep in jezelf en verander je lot doordat je het met open vizier tegentreedt om te vragen wat het van je wil.
En wees eerlijk tegenover het lot en tegenover jezelf, want oneerlijkheid en schijnheiligheid zijn de bestuurders van de slaapwagen.
Het is de eerlijkheid en de oprechtheid die aan de noodrem trekken. En als je dan uit de slaapwagen stapt kijk om je heen, want het lot liet je juist op deze plek uitstappen, opdat deze omstandigheden je zouden helpen op de weg naar een nieuw doel.