"Om het licht Gods te zien, doof uw kleine kandelaar."
Fuller 1732
Het is een populaire gewoonte geworden om het woord esoterisch te gebruiken voor vrijwel alle groeperingen die occulte leringen aanhangen.
Het woord komt uit het Grieks en wel uit de tijd van Aristoteles, die ermee geschriften aanduidde die ingewikkelder en diepzinniger waren dan de populaire geschriften, de exoterische geschriften.
Een ouder begrip voor esoterie is acroamatisch, geschriften voor diegenen die luisteren kunnen, van het woord acroa of acroama, degene die luistert.
Het woord exoterie is gelijk aan het woord "pro fano", later geworden tot profaan, degenen die voor de tempel moesten blijven en dus geen toegang hadden zoals de "ingewijden".
Het is dus eigenlijk een onmogelijkheid om esoterie te geven dan voor hen, die bekend zijn met de geheime of occulte begrippen.
Een esotericus is dus iemand die op de hoogte is van de geheime verborgen gedachten, maar het idee dat een esotericus een beter mens zou zijn is louter de suggestie van de moderne esoterische bewegingen.
Vanaf de tijd dat er nauwelijks eisen worden gesteld aan de "ingewijden" of de esoterici, is de esoterie vervlakt tot een populaire gedachtengang, vooral in onze tijd van openbaarmaking.
Het is immers nonsens om datgene wat geheim zou zijn terwille van de business vrij te geven voor iedereen. Zolang er exoterische dingen bestaan zullen er ook esoterische zijn.
Iedereen die van zichzelf meent dat hij of zij een spiritueel zoeker is, wendt zich automatisch tot de esoterie, omdat een zoeker het bij de uiterlijkheden niet vindt.
Het is dus - juist in onze tijd - heel goed mogelijk dat esoterici zich overal, ook buiten de z.g. esoterische groeperingen bevinden. Men heeft heden immers esoterische boeken die de verborgenheden achter de uiterlijke dingen ontsluiten.
Aldus is het woord "esoterie" volkomen vervlakt en zal niemand zich er meer op kunnen beroepen.
In de oude Griekse tijden zoals b.v. bij de Eleusische mysteriën was een esotericus een ingewijde, degene die zeer strenge principes handhaafde, en slechts toelating tot de gewijde ruimten kreeg dan na zware beproevingen.
Toen kon men nog niet zeggen Esoterie is een noodzaak, daar de mens nauwelijks wist wat die esoterie inhield.
Heden kent men de esoterie als de tegenkant van de exoterie, dus het metafysische aspect van de natuur.
Dat wat je niet ziet maar wel veronderstelt is iets esoterisch; esoterie had vrijwel nooit met magie te maken, in tegenstelling tot occultisme.
Ook hier weer die verwarring van begrippen: occult is magisch, esoterie is slechts informatief.
Hetgeen NU wel waar is, maar vroeger niet.
Esoterische magie was het rituele, magische gebruik, dat noodzakelijk was om de discipel te beproeven of in te wijden.
Het is ook pas van de laatste jaren dat men spreekt van een zelfinwijding: iemand kan zelfstandig, zonder meester, een geestelijke weg gaan en zo tot de ontdekking komen van de esoterisch-magische begrippen.
Dit zou vroeger vrijwel niet gekund hebben, zoiets was weg-gelegd voor een enkele boodschapper of wijze.
Maar nu, met alle esoterie openlijk verspreid, ligt die weg tot inwijding volkomen anders. Het past ook bij de Aquarius-era, de tijd waarin men geen autoriteiten meer accepteert.
De tijden waarin men "geheimen" verborgen hield is voorbij, er is vrijwel geen geheim meer of het moeten dan organisatorische geheimen zijn, hetgeen een imitatie is van de oude esoterie.
Het is nu vrijwel onmogelijk geworden esoterie of het verborgene achter de exoterie te negeren, de profanen staan niet meer buiten de tempeldeur, in tegendeel zij bevolken heel dikwijls ook de z.g. esoterische sekten, omdat de toegangseisen vrijwel zijn weggevallen.
Die z.g. eisen van vegetarisme, niet roken en niet drinken zijn heden licht te volvoeren door een groot deel van de profanen, wel om een andere reden dan inwijding, maar zij worden meer dan ooit gepraktiseerd.
Wat voor eisen kun je nog meer stellen?
Een goed mens zijn?
Een hoge moraal hebben?
Diepzinnig zijn?
Dit zijn toch kwaliteiten die niet kunnen worden afgedwongen?
Iedereen weet wat dwang hier in de loop der eeuwen heeft veroorzaakt. Dus is het duidelijk dat in deze Aquarius-era het individu maar moet zien hoe het met die esoterie terechtkomt.
Hij wordt aan zijn lot overgelaten, hij zal ontdekken, dat de "geheimen" van de esoterische sekten tegenvallen, dat zij slechts te maken hebben met een organisatie of met feiten die hij in elk boek kan nazoeken.
Rest er de idee dat die of die sekte hem het etiket van "ingewijde" opspeldt.
Menigeen verlangt daarnaar, hetgeen echter bewijst dat deze mens een profane is en beslist geen esotericus.
Hij is degene die nieuwsgierig is naar de geheimen achter de tempeldeur, de geheimen die de ingewijden bezitten en nu kan hij zichzelf dus een "ingewijde" noemen en dit streelt zijn ego.
Op deze menselijke zwakheid speculeren talloze bewegingen en daar wij de tijd van de "profanen" zijn binnengetreden, lopen deze tehoop bij hen die deze etiketten te verdelen hebben. Louter een business.
Sterk is de esotericus; hij verlangt geen etiket, hij wordt op deze wijze gedwongen terug te keren naar de tijden van weleer, waarin de ingewijde een eenling was en altijd een belangrijke boodschapper of wijze.
Zo zie je onder je ogen die voorziene, ideale tijd van vrede en inzicht komen, de tijd waarin het profane is voorbijgegaan, waarin de massa's weer hun eigen ruimten bevolken, en de ingewijde verborgen, als een redder boven hen uitsteekt.
Is deze tijd van massale bevrediging niet de tijd die Nostradamus en Bellamy voorzagen, het moment vlak voor de omwenteling?
Het is voor een zoekend mens nu veel moeilijker een esotericus te worden, want er wordt hem geen weg uitgestippeld, hij vindt geen geheimen, hij wordt niet door een medemens of een autoriteit beproefd, hij moet zichzelf beproeven en ook dit gaat niet meer op de wijze van de oude kloosterlingen die van alles bedachten om zichzelf te pijnigen.
Neen, de grootste beproeving is heden, dat er GEEN beproevingen zijn, dat alles zo gemakkelijk en gelijdelijk gaat. Want vroeger was het zelden het levensleed dat iemand tot ingewijde maakte, het was de discipline, de disciplina arcanum, of de strenge eisen die een kleine, zeer selecte groep hem oplegde.
Voordat die je werden opgelegd, werd je natuurlijk getest of je deze eisen zou kunnen volbrengen.
Nu, in deze turbulente levenstijd, legt het leven je die test op: komt hij door dit lijden heen of niet.
Het leven slaat je tot esotericus, de autoriteit is van zijn voetstuk gevallen, omdat hij bewijst zelf niet aan de gestelde eisen te voldoen.
Het is geen tijd meer voor gemeenschappen, althans in de zin van de oude tijden; niemand is sterk genoeg voor de eisen van een strenge gemeenschap.
De welstand heeft van de mens een wellustig, bezitterig, egocentrisch wezen gemaakt, iemand die losgeslagen is van de natuur, losstaat van de eenvoud en een hekel heeft aan gestrengheid.
We leven in de tijd van het met "de losse hand" doen, van de tolerantie, een verademing na het keurslijf van de kerken, maar aan de andere kant een misleiding voor de zoekers.
Voor een rijpende esotericus is deze tolerantie slechts voor de medemens maar nooit voor hemzelf. Tolerant voor de naaste, gestreng voor zichzelf is het hedendaagse principe van de esotericus.
Dat is individualisatie: jezelf, zonder forceren, voor eisen stellen. Jezelf testen: hoe doe ik het in deze of die omstandigheden? Zelfkritiek, zelfonderzoek, zelfbevrijding.
Bevrijding van wat?
Van pro fano, het profane.
Jezelf losmaken van de uiterlijkheid, de deur zoeken van je eigen innerlijke tempel, dat kenmerkt onze tijd. Er is geen enkele uiterlijke tempel meer die de moeite waard is om betreden te worden, hetzij dan uit profane oogmerken: het aanschouwen van zijn uiterlijke schoonheid.
Maar uiterlijke schoonheid is heden met geld te koop en dat wat met geld te koop is is NOOIT esoterisch, verborgen, ingewijd.
Het ligt er dus aan wat de betrokkene zoekt: esoterie of pro fano in de hedendaagse betekenis, inclusief uiterlijke etiketten, schijn-heiligheid.
De hedendaagse profanen blijven buiten de deur van de eigen innerlijke tempel staan, alle andere, uiterlijke tempels, gaan zo langzamerhand voor hen open.
Vroeger werd je beoordeeld door een wijze, iemand die alle risico's van zulk een beoordeling op zich nam: nl. het terugvallen in de pro fano, indien de door hem beoordeelde discipel onwaardig bleek te zijn.
Kunt u zich dat heden voorstellen, dan zou er van de z.g. esoterische sekten niet veel meer overblijven.
Neen, het is de tijd van het individu.
Hij heeft zijn eigen verantwoordelijkheden, zijn eigen risico's, zijn eigen beproevingen. Zij, die deze individualisatie afwijzen leven nog in de tijd van de groepen en van de autoriteiten, zij zullen dan ook doorlopend teleurgesteld worden door autoriteiten.
Zij willen zich aan een groep, een autoriteit vastklampen en zij worden maar al te dikwijls het willige slachtoffer van kwaadwillende persoonlijkheden, van degenen die zich willen omringen met willozen, met "nullen", om zelf de leidende 1 te kunnen zijn.
Het succes van menige z.g. esoterische groep is te danken aan de intense wens van de profanen om de "geheimen" te ontdekken.
De echte zoeker trekt zich daarvan terug, hij zoekt geestelijke intensiteit, geen graden. Geestelijke intensiteit gaat samen met innerlijke ervaringen, innerlijke verlichtingen of innerlijke eisen, die hij zichzelf stelt.
Als je een overtuiging bent toegedaan ga je ernaar leven, dat is de moderne visie van een rijpend mens.
Zodra deze beide elkaar tegenspreken ben je een profane, op zoek naar de zo veel begeerde geheimen der ingewijden, een overgeërfde wens, een litteken uit lang vervlogen tijden.
Degenen die vanuit de oudste tijden, dus als erfenis, ingewijd waren, trekken hun schouders op over de huidige massale toeloop op etiketten, graden en z.g. geheimen.
De esoterie is "in", omdat de massa haar bekoring heeft ontdekt. Wat is "in" zijn, succes hebben, anders dan in de gunst van de massa staan?
En de esoterie heeft nooit op de gunst van de massa kunnen rekenen, integendeel, de ingewijden werden bespot en gehoond. Louter uit afgunst, zoals dit heden ook voorkomt.
De gehoonde bezit altijd iets dat de moeite van het bezitten waard is. De esoterie is heden een noodzaak, omdat rijpende, geestelijk zoekende mensen, deze esoterie nodig hebben om een volkomen mens te zijn.
Esoterie als aanduiding van "het verborgene", het: Waarom ben ik op de wereld?
Wat zeggen de oudste geschriften daarvan?
Waar zoek ik de bron des levens?
Esoterie die je kunt vinden in de oude, nu gepubliceerde geschriften der wijzen. Esoterie als oplossing voor het vastlopen in de uiterlijkheid.
Esoterie als de verborgen zijde van de Zeven Wetenschappen b.v.
Deze esoterie is het antwoord voor degenen die vastgelopen zijn in het pro fano, die méér willen dan de schone uiterlijkheid waarmee men hen een tijdlang trachtte te boeien. Voor hen is esoterie een "must".
Alle profanen die zich een tijdlang met esoterie bezighielden en er zo vermoeid van werden, zo van "dat heb ik allemaal al gehoord", zijn degenen die profaan zullen blijven, zij beantwoordden niet aan de gestelde eisen, noch die uit hun omstandigheden, noch die uit hun leven, noch die van henzelf.
Zij zullen teleurgesteld zijn, zich schuldig, dan wel verveeld gevoelen. Het zijn de profanen die "alles al hebben gezien en gehoord".
De esoterisch georiënteerde mens weet dat er elke dag, elke minuut, een wonder kan geschieden, dat alles nieuw kan worden, doordat zijn ogen werden geopend.
Met dichte ogen is zelfs de grootste schoonheid grauw.
Intellectueel esoterisme is grauw en doods.
De profane determineert maar verlicht niet.
Esoterische geschriften gaan lichten doordat de bestudeerder er zijn licht op laat schijnen, zo niet, dan blijven zij toegesloten, duister.
Dit is hedendaagse esoterie: een geheim dat de betrokkene moet ontsluiten, door middel van zijn eigen licht.
Bezit hij dit licht niet, door zijn beproevingen, zijn leven, zijn aan zichzelf gestelde eisen, dan blijft de esoterie een "geheim", iets dat hij al zo vaak gelezen of gehoord heeft, klanken die zich aan elkander rijgen. Hij bewijst hiermee noch een grammaticus, noch een dialecticus te zijn in de oorspronkelijke betekenis van deze heilige wetenschappen.
En als je dit niet kunt zijn blijf je een profane, onverschillig wat je bestudeert of welke autoriteit zijn etiketten aan je gaf.
Via het eigen innerlijke licht dring je door tot de geheimen en dit is in wezen altijd zo geweest; de beproevingen waren er om te testen of je zulk een innerlijk licht bezat.
Wel, heden beproeven de omstandigheden je wel.
Iemand die geen licht bezit zal nooit in staat zijn licht te ontdekken.
Dat wat duister is wil niet verlicht worden, maar dat wat een kleine vlam bezit zoekt zijnsgelijke.
Het ontstoken willen worden is een esoterische wens.
Het voornaam zijn, belangrijk, voldaan willen worden is een profane wens. Vandaar dat de profane genoegen neemt met schijn en dat de esoterische mens blijft zoeken totdat hij zich ontstoken gevoelt.
Hierin begrijpen de profane en de esoterische mens elkander totaal niet: de ene begrijpt niet wat de andere zoekt.
De ene kan zijn verlangen niet aan de ander opdringen.
Zij vinden elkanders zoeken nutteloos. Toch behoren exoterie en esoterie bij elkander. In de zin van; de natuur en de geest.
De uiterlijke, natuurlijke mens die gedragen wordt door een innerlijke mens.
Ieder van ons heeft iets verborgens: zolang dit verborgene een natuurlijke zaak betreft is er geen sprake van esoterie, maar wanneer het gaat om de essentie van de existentie is het een esoterisch gegeven.
Zolang men zich niet druk maakt waarvoor, waarom, en hoe men leeft, blijft men een profane, iemand die de deur van de innerlijke tempel negeert.
Deze profanen zullen altijd genoeg hebben aan een uiterlijke kerk of tempel, of een ruimte waarin zij hun interesse kunnen uitoefenen.
Het is de esoterische mens die de ruimte om hem heen tracht te vullen met de trillingen die uit de innerlijke tempel komen. Dat heet: sfeer maken, in moderne terminologie.
Het is tegelijkertijd een visitekaartje voor de kwaliteit van de innerlijke tempel. Innerlijke ledigheid schept ledige ruimten, onverschillig wat daarin staat.
Profanen die op zoek zijn naar compensatie voor wat ze gemist hebben, scheppen - voor de esoterische mens - onaangename ruimten.
Deze esoterie - als de geestelijke zijde van de natuur b.v. - heeft niets te maken met enig religieus aspect, het is eenvoudig de noodzaak van het leven.
De religie, zoals we die in de loop der historie zien, heeft altijd een bijrol NAAST de esoterie gespeeld.
Esoterie en religie zijn twee zeer verschillende dingen.
Anders is het met de re-ligio, de wederverbintenis, deze gaat VIA de esoterie.
Elk esoterisch zoekend mens is op weg naar de wederverbintenis, maar hij kan anti-kerkelijk zijn.
Veel ketters werden anti-kerkelijk doordat zij zich voelden stikken in de schijn, de uiterlijkheid, de mooi opgezette misleiding van de profanen die zich bekleedden met esoterische kreten.
Zo is het ook met de symboliek.
Het symbool is pas waardevol als het individuele licht zijn geheimen ontsluit, eerder is het niets dan een tekening, een tekst, een gewaad. Elke letter is immers een symbool, heel de natuur bestaat uit louter symbolen.
Zij, die dit niet zien bezitten niet het ontdekkende, innerlijke licht.
De vormen zijn nooit bepalend, dat wat verborgen is, het geheim, hun esoterie, wordt bepalend zodra een beschijnend licht dit blootlegt.
De esoterische mens zoekt met de eigen inwonende fakkel.
Het ergste dat deze mens kan overkomen is het uitdoven van die fakkel. De profane, die zulk een licht nooit heeft gehad, gaat hieraan voorbij.
De esoterische mens, zal, op het moment van doven, innerlijke pijn lijden, hetgeen een prima zaak is, omdat hij hierdoor weer gaat zoeken.
Daarom zal elk esoterisch mens blijvend zoeken, blijvend nieuwe dingen ontdekken, blijvend zich veranderen en zo zal zijn leven een aaneenschakeling van zonsopgangen zijn, en zal zij ontdekken dat deze zon NOOIT blijvend zal kunnen ondergaan.
Zo heeft hij zich verbonden met het Licht dat nooit sterft, het Licht waarin zowel de oude als de hedendaagse wijzen zich baden, het Licht der Lichten dat zowel in hem als om hem is.
O Licht der Lichten, Gij zijt de enig aanwezige waarop ik kan bouwen.