508 - leven zonder droefheid

"Het is het bedroefde gezicht dat door de bijen wordt gestoken." 

Japans

Het is een beetje te veel verlangd om te vragen dat de mens geen droefheid zal ervaren, het leven bestaat nu eenmaal uit droefheid en vreugde. 

Wezenlijker is het te weten dat droefheid de schaduwzijde is van vreugde en dat zij die geen vreugde kunnen gevoelen ook geen echte droefheid zullen kennen.

Het woord: "tristesse", dat wij in het Hollands kennen als "triest", komt echter dichter bij de waarheid: triestheid. 

Triest-weer is grauw-weer, dat menigeen droevig stemt. 

Vandaar dat de Japanse uitspraak: bijen steken het bedroefde gezicht, een waarheid bevat: de bij, als zonnedier, zoekt licht en afwezigheid van licht betekent vijandelijkheid. 

Droefheid behoort een fase te zijn waarin men - in stilte en  wetend - wacht op het terugkerende licht. 

Maar dit is een theoretisch gegeven, daar er weinig mensen zijn die zoiets kunnen. Men kan en mag bedroefd zijn waarbij, op de bodem van ons innerlijk, het Licht zich niettemin gereedmaakt om terug te keren. 

Men moet droefheid ervaren, dat is een wet om het Licht te onderkennen. 

Verzwelgen in droefenis is echter een totaal andere zaak: het is dan alsof men geen genoeg kan krijgen van de nacht. 

Er zijn genoeg mensen die zich zo gedragen, maar dit is een ziekelijke toestand. Het is überhaupt abnormaal indien men zich afkeert van het licht; het is tegennatuurlijk en zelfvernietigend. 

En daar waar moedwillig leven wordt vernietigd, onverschillig waaruit dit leven bestaat, vergrijpen we ons tegen basiswetten. 

Het is begrijpelijk dat we bedroefd zijn, indien we b.v. een  geliefd wezen verliezen; en de mate waarin we dit verdriet kunnen verwerken is afhankelijk van de aanwezige lichtkwantiteit in ons innerlijk. 

Iedereen weet dat de beste vrienden dit voor ons niet kunnen doen, hoe goed hun bedoelingen ook zijn. 

Hoe sterker onze emotionele banden met iets of iemand, des te intenser ons verdriet zal zijn. Met de vreugde is het hetzelfde. 

Hieruit blijkt dus dat de maten van vreugden en verdriet af te meten zijn naar ieder mens persoonlijk. 

Alles hangt samen met onze persoonlijkheid, ons wezen; elke uitdrukking op aarde is verbonden met de individuele mens. Tijd, geluk, lijden, vreugde, liefde en vele andere ervaringen zijn individueel getint. 

Vandaar dat we er moeilijk met anderen over kunnen spreken; iedereen kijkt door zijn eigen bril, ervaart de genoemde emoties op andere momenten, in andere omstandigheden. 

Daarom is het ook onjuist een oordeel over een ander te vellen, wij kennen zijn/haar maatstaf niet. 

We zouden er alleen begrip voor kunnen opbrengen, maar dat is geheel iets anders. Elke gewaarwording staat of valt bij de aan- dan wel afwezigheid van licht. 

Iemand neemt iets zwaar op, omdat zijn innerlijk licht het onderwerp niet doorstraalt. 

Het is hetzelfde als dingen bezien in het duister, niemand kan dat.

Situaties worden lichter, doorzichtelijker, indien we ze doorstralen met ons innerlijke licht. Niet met ons optimisme, want optimisme is maar al te dikwijls blind. 

Doordat het harmonische ritme van licht en duister in ons is verstoord, lijden we meer dan we zouden behoeven te doen. Het is zo jammer dat menigeen totaal geen idee heeft van innerlijk licht, het is in henzelf een eentonige grauwe massa en zo voelen zij het ook. 

Het menselijke leven is een afspiegeling van de natuur, zoals de Chinees zegt en daarom zien we donder en bliksem, regen en wind, dag en nacht, maar ook mist en nevelflarden. 

Niemand vindt het prettig wanneer het wekenlang mist, zodat we onze omgeving nauwelijks kunnen herkennen. 

Maar hoe dikwijls gebeurt dit niet in ons persoonlijke leven? 

We dwalen rond in de mist en kunnen geen houvast meer vinden, omdat we geen idee hebben hoe dit houvast er uit behoort te zien. 

De herinnering aan licht, kleur en glans is niet aanwezig, zodat onze verbeelding ons hiermee dus niet kan troosten. 

Hier raken we aan het feit dat gedachten - verbeelding - ons kan helen, dan wel ziek maken. 

Iedereen leeft met zijn verbeelding, zelfs degenen die zeggen: ik heb geen fantasie; verbeelding hebben we allemaal, maar soms is verbeelding zo verweven met onszelf, dat we niet weten waar de realiteit ophoudt en de verbeelding begint. En dit zou bemoedigend en goed zijn indien onze verbeelding lichtend zou zijn. 

Het gaat dus niet om het wegdromen, fantasie-beelden spinnen om de realiteit te verdoezelen, het gaat erom hoezeer ons leven doortrokken wordt door lichtende, spirituele beeltenissen. 

Want "spiritueel" wil altijd zeggen: geestelijk lichtend. 

Alle andere soorten van spiritualiteit zijn onwaar en begrensd, zo niet belastend. 

Een spiritueel mens is iemand die het Licht duidelijk en uitstralend in zich omdraagt, de ene dag kan het latenter zijn dan de andere, maar het is NOOIT weg. 

Dit is dus een heel ander uitgangspunt dan de velerlei z.g. spirituele bewegingen beogen. 

Deze spiritualiteit heeft niets te maken met belezenheid, hoogstens wordt hierdoor die spiritualiteit intensiever gekleurd. Bij zulk een mens is droefheid dus een voorbijgaande belevenis, nauw verband houdende met het aardse yin en yang, waarbij echter de stabiliteit van "Chi" blijft. 

We laten ons veel te veel bewegen door dit yin en yang, we storten ons er zo volkomen in, dat we soms niet meer weten hoe we eruit moeten komen en vooral niet indien er geen "Chi" aanwezig is. 

Het besef: dat wezelf overal schuld aan hebben is heel juist,  indien we dit opvatten als: mijn persoonlijke stempel drukt op de levensbewegingen. Het is geen motief om zich schuldig te gevoelen, maar een reden om zichzelf te verbeteren. 

En als je je dan afvraagt:" Hoe maak ik mijzelf lichtender", dan is er maar één antwoord: Door je met Licht bezig te houden. 

En waar is dat Licht dan?

Wel, b.v. in literatuur, in gesprekken, in sommige muziek, in sommige interessen, in je eigen zeer persoonlijke hoekje, in je huis, tenminste daar ZOU het moeten zijn. 

Iemand, die zulk een hoekje niet heeft, zou wel eens aan lichtloosheid kunnen gaan lijden. 

Het is hier opnieuw een kwestie van bijladen, zodra je volkomen werd ontladen door b.v. je dagelijkse levenssleur. 

Over het "ontladen" behoeven we ons geen zorgen te maken, eerder over het bijladen. 

Zodra we teveel ontladen worden, krijg je die onophoudelijke droefheidservaring, waardoor je jezelf volledig ontkracht. 

Als we ons ontkracht gevoelen komen depressies, lichtloze denkbeelden, zorgen, intellectuele overwegingen die nergens op slaan, altijd bezijden de waarheid zijn, omdat ze het licht niet kennen. 

Het is dus altijd zaak om ontkrachting te beperken, en er zijn talloze gebeurtenissen waardoor we ontkracht kunnen worden, dan wel onszelf ontkrachten. 

Jezelf LATEN ontkrachten gebeurt altijd door onwetendheid dan wel koppigheid, zo van: ik blijf doorzetten, want ik WIL winnen. Het uitgangspunt is dan totaal verkeerd. 

Winnen doe je met behulp van Licht en nooit met behulp van uitsluitend je wil. De wil moet ergens door worden gedragen, zo niet dan is het resultaat altijd beschadigend. 

Een wil die gedragen wordt door Licht is tolerant, nooit zwak, maar altijd doelbewust gericht op helen en nooit op beschadigen. 

Een lichtloze wil is net zo heilloos als blind optimisme. 

Vaak ligt de eerste gebed in het laatste. 

Als ik me eens ongelukkig gevoel b.v. moet ik op zoek gaan naar Licht om die ongelukkigheid te verdrijven en niet blinde wilskracht aanwenden, om die ongelukkigheid te overwinnen, dat schaadt zowel mijn gezondheid als mijn psychische instelling en ondermijnt de wijsheid. 

Vreugde is een les, maar droefheid eveneens. 

Als we blij zijn, menen we dat we vol licht zijn, maar dat is niet waar, want het ligt eraan wanneer en waarom we ons blij voelen. Je hebt ook blinde blijheid en domme vreugde. 

Zowel droefheid als vreugde zijn nauw verbonden met de kwaliteit van ons innerlijk. 

Bij vreugde moeten we ons - van binnenuit - doorstroomd gevoelen met Licht en bij echte droefheid kunnen we pijn gevoelen, pijn, omdat een band werd verbroken, maar ook pijn omdat een geliefde b.v. zo lichtloos is, dan wel handelt. 

Alle andere kleine vreugden raken ons innerlijk niet. 

Een plotseling geschenk, een hoop geld b.v. of een feestje, hebben niets met ons innerlijk te maken. 

Zij veranderen dus niets in en aan onszelf, maken ons niet sterker tijdens de bewegingen van yin en yang, zij leiden ons hoogstens even af. Maar het wezenlijke komt altijd terug, we kunnen onszelf noch vergeten, noch negeren. 

Negeren en z.g. vergeten is de verdediging van de beangste. En bang is men indien er geen licht aanwezig is. 

Bang zijn voor het leven, voor de ervaringen, is een bewijs dat  we geen idee hebben waarin we onszelf moeten funderen om voor altijd zeker te staan. 

Dit maakt ons tot willoze slachtoffers van de blinde natuurbewegingen, zoals tranen, en onzekerheid, drift en blinde wilskracht; felle schijnvreugde en nutteloze zwarte droefheid. 

Kent u geen mensen die altijd grauw overkomen, er straalt nooit licht uit hen, niets is in staat het blijheid te bezorgen, maar ze kennen ook niet die lerende, diepe droefheid, ze blijven altijd grauw, omlijst met dorre intellectuele veronderstellingen. 

Het leven schudt hen niet werkelijk door elkaar; zij blijven toeschouwer, hoewel in nevelen gehuld, ook van hun eigen  leven. Zij kunnen niets doorvoelen, niets medebeleven, dus  kennen ze ook geen medeleven. 

Alle ervaringen, en die hebben ze beslist, gaan aan hen voorbij, omdat ze in hun mist blind rondtasten. 

Het is waar wat de alchemist zegt: Iedereen heeft ervaringen maar lang niet iedereen leert ervan. 

Het is een afspiegeling van de homeopathie: het oermateriaal en de alcohol moeten flink worden geschud, wil het uiteindelijke medicijn werkzaam zijn. 

Wel, als wij het oermateriaal zijn en het leven de alcohol, moeten we flink doorelkander worden geschud om tenslotte een "helpend", begrijpend en helend mens te worden, zowel voor onszelf als voor anderen. 

Aan de kant blijven staan en overwegen, of ontkennen voordat we het hebben ervaren, heeft nog nooit iemand verder geholpen, integendeel. 

Flink door het leven geschud worden behoeft ons evenmin te ontladen, maar zal ons bewust maken van de waarden in het leven en dat maakt ons rijker, innerlijk bestendiger. 

Dan blijken alle schone frasen een belachelijkheid te worden en al die mooi opgesmukte leringen blijken ledig en al die z.g. belezen mensen blijken theoretici te zijn. Het is de ziele-ervaring die mensen verbindt, alle andere verbintenissen zijn tijdelijk en brengen ons teleurstellingen, omdat we hen niet voldoende doorlicht hebben. 

Hoevelen worden teleurgesteld, omdat ze hun hoop op onwaardige doelen, dan wel mensen vestigden. 

Zij faalden in het onderscheiden, het onderscheiden, die één van de zeven Kunsten is, nl. de Dialectica of de Sophistica, de kunst om de dingen te zien zoals ze zijn. 

Een "dialectisch" men, in de aloude betekenis van het woord, is een verlicht mens. 

Hij legt alles en allen eerst onder zijn innerlijke Licht. 

Niet voor niets wordt deze Kunst ook Sophistica genoemd, van Sophia, wijsheid. 

Een Sophisticus weet waaruit zijn vreugde komt, maar herkent ook de oorzaak van zijn droefheid. 

Om dit onderscheid te praktiseren moet men een eigen hoekje hebben waar men zijn innerlijke Licht kan blootleggen en het kan bevragen. 

We weten toch allemaal dat dit innerlijke Licht, zo het er al is, zich niet overal en altijd blootgeeft?

Het komt naar buiten bij noodzakelijke situaties en/of in een omgeving waar Het zich thuisvoelt, dus: afgestemd op zijn waarde. Het gelijke beweegt zich altijd in het gelijke. 

Hoe duidelijker we een eigen hoekje hebben waar spirituele trillingen aanwezig zijn, des te gemakkelijker ons innerlijke Licht te voorschijn komt, ons omringt, de omgeving vult en, sterker nog, het Grote Licht naderbij roept. 

Indien we dan bedroefd zijn kunnen we onszelf terugtrekken in dat hoekje en ons innerlijke Licht bevragen, te hulp roepen en ons zo laten troosten. 

Gesterkt zullen we dan verder kunnen. 

Dan zullen we ook bemerken dat we in literatuur, in leringen en gebeurtenissen, slechts de aanwezigheid van Licht zoeken, indien die er niet is, zijn we ongeïnteresseerd. 

Is dit niet een duidelijke zielebehoefte: Licht zoeken? 

Wat moet de ziel met al die menselijke, veelal foutieve overwegingen en beweringen, aanvangen?

Zij doen altijd een beroep op onze logica en logisch is de natuurwet, maar de spirituele wet permitteert zich de vrijheid om recht tegen alle mensenlogica in te handelen. 

Het lijkt voor ons zo onlogisch als geliefde mensen worden gepijnigd door harde ervaringen; het lijkt voor ons zo onlogisch als hele volkeren worden vernietigd, het lijkt ons zo onlogisch dat de ene mens gelukkig is in vreselijke omstandigheden, en andere ongelukkig in z.g. gezegende omstandigheden. 

Wij hebben absoluut geen idee van de verborgen redenen achter wetten en feiten; we zien nooit méér dan we in staat zijn te zien, en dat is veelal bitter weinig. 

Hieruit beoordelen we, concluderen we, gaan we redeneren, wat altijd resulteert in foutieve conclusies. 

Op zulke conclusies baseren we dan ons leven, onze levensomstandigheden, ons uitgangspunt. En dan verwonderen we ons dat we ons constant ongelukkig, bedroefd, dan wel onvredig, onbevredigd gevoelen. 

De Sophisticus beseft terdege dat alles wat hij weet morgen kan veranderen, zich kan verdiepen, nieuwe aspecten er aan kunnen worden toegevoegd. 

Dit is een onderdeel van zijn groei. 

En hij die niet groeit of niet WIL groeien, is, geestelijk bezien, dood. En dood is synoniem met droefheid. 

Dood wordt alleen onderdeel van de vreugde, indien men zijn tijdelijkheid doorziet. 

Als men op deze wijze een Sophisticus is, herkent men overal de holheid en die holheid is niet de moeite waard om hem te onderzoeken. 

Dit vereenvoudigt het leven, beperkt het zoeken, en selecteert de waardevolle gegevens. Zoeken is selecteren, nietwaar, en geen ronddolen. 

Ronddolen door de mist en veronderstellingen uiten, een volkomen belachelijke situatie. En vooral onwijs. 

Als we het Licht zoeken; en dat doet iedereen die zich bewust wordt van zijn innerlijke afkomst, begraven we ons niet in lichtloosheid. 

We kunnen ons - zeer tijdelijk - vergissen, maar we laten ons niet door lichtloosheid bedekken, dat is wat anders. 

Banden die ons benauwen zijn altijd lichtloze banden, verbindingen die ons ontkrachten, verduisteren, dus innerlijke onvrede geven. 

En dan komt de beslissende fase: Zullen we, en op welke wijze, die banden dan verbreken? 

Welke uitvluchten vinden we om onszelf te excuseren, tegen beter weten in. In hoever gaan we onszelf verstrikken in de lianen van de schijn? 

Dat doen we onszelf aan, dit is nooit de schuld van anderen. Vanuit zulk een web van verstikkende draden kijken we dan naar buiten en beginnen aan veronderstellingen, veroordelingen, verziekingen en volkomen foutieve handelingen en conclusies. 

Alleen de Sophisticus, die zijn innerlijke Licht aanwendt, is in staat te beoordelen en juist te kiezen, maar hij is dan ook nooit zover gegaan dat hij zich laat strikken. 

Er gaat onnoemelijk veel tijd heen met onszelf te ontstrikken, tijd die behoort bij ons zelf, ONZE tijd, die anders is dan andermans tijd. 

Onze tijd, die benut behoort te worden om ons Licht te hervinden, het te bevragen, het bloot te leggen. 

En daartoe behoeven we slechts soms 1 minuut, die dan voor onszelf gelijkstaat aan een eeuwigheid, zo intensief zullen we die minuut beleven. 

Hebt u nooit bemerkt dat een intense innerlijke ervaring moeilijk in tijd is uit te drukken? Ons tijdsbegrip vervaagt. 

Dat is een eeuwigheidsaanraking. 

Wel, moge het Licht der Lichten dat in ons en om ons is, ons omvatten. Opdat we de Sophia zullen ervaren. 

O Licht der Lichten in U en aan U heb ik geloofd vanaf het begin der tijden tot aan dit moment:

Ere zij U! Dank zij U!  Lof zij U!

1970 - 2024, copyright Henk en Mia Leene