"Leed is ook slechts liefde, wacht een ogenblik en je zult het ervaren."
Le Fort
Wijzen verheerlijken altijd het lijden, maar de gewone mens ziet tegen dat lijden op als een berg; hij vindt het lelijk en onaangenaam.
Lijden verheerlijken is echter net zo tegennatuurlijk als het verafschuwen, in het eerste geval vind je er masochisme in terug, in het laatste geval herken je de angst en de zwakte.
Niemand houdt van pijn, hetzij ziele, dan wel lichamelijke pijn.
Maar belde hebben een doel: waarschuwing en rijpen.
Elk mens draagt zijn lijden zoals hij is, met waardigheid, met inzicht, dan wel tegenstrevend en inzichtloos, waaruit altijd meer lijden ontstaat.
Lijden is de harde wet van de natuur, en tegelijkertijd de vuurproef van de geest. Irritant is echter dat men het lijden niet kan uitdagen, zoals vrome monniken kunnen doen, zelf gezocht lijden verliest zijn nut.
Lijden komt en gaat zoals vreugde komt en gaat; en het moet komen op zijn tijd - het moment dus waarop een mens het nodig heeft om te rijpen of te leren.
Het is altijd het resultaat van ons denken, ons handelen of onze emoties. Het leed dat wij onszelf ongezocht, onbewust berokkenen leidt ons tot inzicht, achterom kijkende zullen we allen weten dat ons leed ons heeft goed gedaan.
Maar wat in leed?
Wat voor de ene hard aankomt, blijft voor de ander vrijwel onopgemerkt. De kunst om te lijden hangt nauw samen met de kunst om te leven. Iemand die geen vreugde kan gevoelen, kan ook het leed niet naar waarde schatten.
Als de wijzen spreken over "het" leed is vrijwel altijd het zielelijden bedoelt. Lichamelijk lijden kan maar al te dikwijls het gevolg zijn van tegennatuurlijk leven, gewone, simpele domheid.
Bovendien wordt heden veel lichamelijk lijden veroorzaakt door egocentriciteit, wetenschappelijke arrogantie, en menselijke onwetendheid of innerlijke verharding.
Als ik iets niet WIL inzien, wordt het lijden een vijand, het gaat dan hard tegen hard, waardoor je terecht komt bij de middelen in de allopathie, en spiritueel: bij het fanatisme.
Het medebewegen en de acceptatie, als methoden der wijzen, worden dan totaal voorbijgezien.
Laten we één ding niet vergeten, leiden (met een korte ij) op de juiste wijze, is maar al te vaak de vrucht van een begrepen lijden (met een lange ij)
Het leiderschap behoeft geenszins samen te gaan met dictatoriale of autoritaire eigenschappen, leiderschap begint bij de menselijke uitstraling.
Je erkent of herkent je meerdere indien er sprake is van superioriteit, op welk gebied dan ook. Een superieure mens, gerijpt door lijden, kenmerkt zich door bescheidenheid, omdat hij zijn lessen heeft geleerd.
Iemand, die het lijden afwijst, als karakter dus, lijdt reeds door de aanwezigheid van hem antipathische mensen, of door degenen die hem belasten. Alles wat als ballast wordt ondervonden is hetzelfde als irritatie ervaren. Je medemens kan je tot ballast zijn, je omgeving, je werk, je idealen kunnen je tot ballast worden.
Vlucht is dan meestal het antwoord.
Niettemin bewijst de betrokkene hiermee dat hij nog niet gerijpt is tot lijden, in welke vorm dan ook, dat hij nauwelijks enige diepte heeft om zijn z.g. lijden te herkennen of om te zetten in vreugde.
Hoe vermoeider, rustelozer, innerlijk zwakker de mens is, des te zwaarder het hem valt enige vorm van belasting op zich te nemen.
En alle lijden is een belasting.
Zoals het leiderschap een belasting vormt die zware eisen stelt.
Er zijn werkzaamheden in het leven die, automatisch, zware belastingen opleggen.
Als men tegen die belasting fulmineert of meent er aan kapot te gaan, moet men die werkzaamheden staken, met alle consequenties daaraan verbonden.
Denk hier eens aan moeders van grote gezinnen, aan verantwoordelijke functies, aan werk dat tegen je geweten indruist, aan verbintenissen die men eigenlijk verafschuwt.
In al deze situaties is er een strijd tussen leiden (korte ei) en lijden; verantwoordelijkheid brengt altijd leed mede; als je verantwoording wil en je wijst dat leed af, komt er een moment waarop je faalt, en wel totaal.
Elke verbintenis met een medemens brengt verantwoordelijkheid, maar ook lijden. Elke emotionele of hart-inzet brengt leed mee; omdat de mens niet wil lijden, houdt hij zijn hart gesloten.
Ziele-lijden kan zowel het denken als de emoties totaal ontwrichten; lichamelijk lijden absorbeert de gedachten en de emoties en maakt iemand egocentrisch, hetgeen menselijk is, aangezien pijn iemand totaal kan opeisen.
In die toestand is hij abnormaal en heeft behoefte aan hulp.
Ziele-lijden is echter een confrontatie met het zelf, onder volkomen normale, lichamelijk gezonde omstandigheden.
Iemand vlucht niet voor lichamelijk lijden, maar voor ziele-lijden, de confrontatie wordt afgewezen.
Er zijn mensen die doorlopend onopgemerkt lijden; dat zijn degenen die zich niet thuis voelen op aarde, deze lijden om hetgeen ze zien gebeuren, ze lijden omdat ze het volmaakte of het betere zoeken, ze lijden omdat ze weten doorlopend tegen een geestelijke, innerlijke wet in te leven.
Ze lijden omdat ze niet zijn, of menen niet te KUNNEN zijn, die ze behoren te zijn. En dit gevoel kan hen frustreren, ze worden alleenlopers, ontheemden in de maatschappij.
Zij komen nooit tot een leiderschap - bij hoge uitzondering in intieme kring - omdat hun chronische innerlijke lijden hen belet naar buiten te treden.
Dit soort lijden en deze frustratie zie je erg veel bij zoekende mensen.
Wat doe je ertegen?
Je aansluiten bij gelijken?
Een wereldvreemde groep vormen die niets doet dan mopperen op de "slechte" wereld en de "domme" medemens? Neen!
Allereerst moet je je eigen "anders zijn" aanvaarden; daardoor verdwijnt dat z.g. wereldleed grotendeels; en vanuit dit "anders zijn" moet je jezelf richtlijnen stellen.
Zie in, dat elk compromis leed meebrengt, en dat je nooit twee doelstellingen kunt samenbrengen: het "anders zijn" en een leidende positie in de maatschappij. Dit geeft een doorlopende botsing tussen je leiderschap en je diepzittende wereldleed.
Elke verbintenis met de maatschappij vergt een compromis; en bij een compromis moet iets een veer laten: jij, dan wel die maatschappij.
De maatschappij doet dat nooit, de regels voor het maatschappelijke leiderschap zijn onvermurwbaar, omdat profijt het uitgangspunt is.
Het profiteren vraagt altijd onvermurwbaarheid; het verschil tussen de z.g. gecultiveerde volkeren en de natuurvolkeren ligt in hun totaal verschillende opvattingen over het profijt.
Ik profiteer verantwoord van de natuur, als ik niet méér neem dan ik nodig heb; ik zondig tegen alle natuurwetten als ik mij geldelijk verrijk uit die natuur.
Het "zich verrijken" zou uitsluitend geestelijk moeten worden vertaald. Precies zoals de natuurvolkeren dat doen.
De wisselwerking tussen natuur en mens en ook tussen de mensen onderling verdwijnt totaal indien er sprake is van een onverantwoord profiteren.
Het gaat hier dus om het overschot; overschot schaadt, zoals een tekort schaadt. Maar een tekort is altijd beter - geestelijk bezien - dan een overschot. Het overschotten aanleggen is het gevolg van angst: zieltjesangst, levensangst, zelfbescherming (denkt men) en op die angst speculeren talloze instellingen, religieuze zowel als maatschappelijke.
Deze angst zetelt ook in de vrees voor een mogelijk komend lijden, en is zulk een instelling niet lijnrecht het tegenovergestelde van een verantwoordelijk leiderschap?
Als ik verscheurd word door angsten hoe kan ik dan mijn medemens de angst ontnemen. Ik kan hem dezelfde instelling bijbrengen als de mijne, d.w.z. zich afdoende beschermen tegen mogelijke gevaren, tegen mogelijk leed enz. en dat wordt dan: overschotten aanleggen, hamsteren, verzekeringen afsluiten en wat dies meer zij.
Zo krijg je een maatschappij als de onze, die zich fundeert in de vele aspecten van de angst.
Uit zulk een maatschappij en zulk een instelling komen onze leiders voort, moeten die ons dan tot voorbeeld zijn?
De oorzaak ligt altijd in de onwijsheid die bedekt wordt door materiële veiligheid.
Wij zien de rijken, de goed gesitueerden, de universitair geschoolden, allen die dus op deze wijze indruk maken, voor wijzen aan, de armen, de z.g. falenden hebben het niet gemaakt en verdienen dus onze aandacht niet, hoogstens ons hautaine medelijden.
Is er één wijze die gepredikt, geleefd heeft, wijsheid doorgegeven heeft, terwijl hij omgeven werd door materiële rijkdommen, terwijl hij de natuur minachtte, of zich vergreep aan oerwetten.
Dat wij onwijzen als leiders of als wijzen aanvaarden, pleit niet voor onze eigen innerlijke rijpheid.
We zijn dan net zo onwijs als zij, er is slechts een nuanceverschil.
Maar van de ene dag op de andere kunnen we hun voetstappen drukken, het is slechts een kwestie van tijd en van compromissen of hoedanigheid. Deze gedragslijn zie je op alle gebied, of het nu religieus of z.g. spiritueel, dan wel politiek of sociaal is.
Het gaat erom in hoeverre ik compromissen wilt sluiten, in hoeverre ik bereid ben mezelf, mijn opvattingen en vooral zijn innerlijk "weten" wil offeren aan een uiterlijk gereglementeerd welzijn.
Ons eigen wel-zijn, ons eigen zich wel-gevoelen, is dikwijls maatstaf en beslissend.
Velen hebben zich er al bij neergelegd om zich nooit werkelijk wel te gevoelen.
Zij liggen, vaag maar wel chronisch, met zichzelf in de knoei.
Omdat ze compromissen sluiten, terwijl ze weten dat eigenlijk niet te moeten doen. En zo beland je in het chronische lijden, waaruit weer allerlei onprettige situaties, of lichamelijk lijden ontstaan.
Dit chronische innerlijke lijden, veroorzaakt door onze eigen schuld, dat is duidelijk, leert ons pas wat, indien we het doorzien en er de consequenties van aanvaarden.
Dan kun je pas daaruit opstaan, dan kun je pas spreken van een einde maken aan het lijden, ofwel mijn lijden heeft me gelouterd.
Hieruit komen weer leiderscapacitelten voort: het spreken uit inzicht, het doorzien van de dingen en de omstandigheden, het begrijpen van medemensen.
Je kunt tegen dit chronische innerlijke lijden niet vechten, je kunt het niet met je wil ontkrachten, je moet hier de loutering doorleven. Er moet de bereidheid zijn om iets terug te geven voor het feit dat je iets leert.
Teruggeven is veelal moeilijk, omdat we ons vastklemmen aan dat wat we bezitten en aan dat wat we zijn, zelfs aan dat wat we niet zijn.
Het "zich vastklemmen" aan een ideaal, aan een geloof, een bezit, een mens, leidt altijd tot lijden.
En zich ongelukkig gevoelen is vrijwel altijd een verkeerde interpretatie van het leven.
En iemand die zich ongelukkig gevoelt, kan veelal rekenen op degenen die zich superieur voelen, maar het maar zelden zijn.
Zijn superioriteit herkent men in noodtoestanden.
Het leven reikt ons doorlopend noodsituaties aan, opdat we onszelf zullen herkennen.
Is het zich doorlopend ongelukkig gevoelen, omdat men niet doet wat men eigenlijk zou moeten doen, geen noodsituatie, die echter wordt genegeerd en daarom allerlei lichamelijke en geestelijke narigheid oproept?
De grootste leidsman is degene die zichzelf door het lijden (lange ij) kan leiden. Zolang je dit niet kunt is elke belangrijke verantwoordelijkheid een gevaar voor jezelf en voor anderen.
Hiervan krijgen moeders altijd het grootste en vooral vanzelfsprekende deel.
Wat men ook beweren mag: de moeder is het hart van het gezin en het hart is, van oudsher, de leider in het leven.
Een moeder zal dus, zonder het te willen, maar van nature, geplaatst worden in de situatie tussen leiden (korte ei) en lijden.
Als ze met het leed niet kan omgaan leidt ze haar gezin verkeerd; geeft ze haar kinderen het verkeerde levensvoorbeeld en bovendien veroorzaakt ze voor zichzelf een onnodig leed, lichamelijk en geestelijk.
De Moeder, als oergodin vanuit de oudheid, is de verbintenis tussen kosmos en aarde, tussen energie en mens, tussen boven en beneden. Zij geeft, via zichzelf, het Licht, de oplossing, de energie, door aan anderen. Zij kan een onuitputtelijke bron voor wijsheid zijn en dit beeld is het die de Ouden vereerden.
Een beeld dat momenteel volkomen vernietigd is, gevallen in de moderne sociale, religieuze en kunstzinnige beeldenstorm.
Dezelfde beeltenis kom je tegen in de tweede kaart van de Tarot: de Hogepriesteres, Isis.
De Oermoeder, een beschermend principe, een trillingsveld waarin iedereen vrede, wijsheid en energie vindt.
Het Tehuis, geestelijk bezien, maar waarvan we een afspiegeling zouden moeten vinden in de samenleving.
Imitaties zijn hier nutteloos, hoogstens lapmiddelen.
In zulk een trillingsveld wordt lijden omgezet in loutering, in troost, in een innerlijke vrede of beVREdigdheid.
De Oermoeder geleidt en begeleidt, doordat zij het leed herkent en om kan zetten.
Iemand die chronisch innerlijk pijn ervaart, vindt troost in een verbintenis met de Oermoeder, een trillingsveld waarin hij zich kan baden, waarin hij wordt gebalsemd, troost vindt, vandaar dat zulke figuren ook altijd baat vinden bij moederlijke mensen, die begrijpend toehoren enz.
Je moet hen verbinden met een bron waaruit doorlopend bemoediging, troost, verlichting, maar soms ook vermaningen stromen.
Het is, hoe dan ook, het ideële beeld van een Moederprincipe dat hier verstrekt moet worden.
En juist hieraan mankeert het momenteel in onze maatschappij, zodat allerlei imitatie-middelen rijk floreren.
Het is het liefdesprincipe in haar aanzicht van gestrengheid, waarheid, barmhartigheid en medeleven.
Een doorleefd lijden, een gelouterd leed leert de betrokkene waar hij zijn grenzen moet leggen.
Het mede-leven is dan regel, de barmhartigheid kan overgaan in strengheid, en de waarheid wordt niet geschuwd.
Voor alles zijn elke handeling en elk woord echter zinvol; hier gebeurt niets voor niets, precies zoals in de natuur.
Ieder mens lijkt op zijn leed.
Daarom valt er over het lijden niet te discussiëren, men kan slechts overleggen hoe men het eigen leed doorleven kan zonder eraan kapot te gaan.
Hij, die kapot gaat aan zijn eigen leed heeft de troost van de Oermoeder gemist en daarom is hij, in alle opzichten, beklagenswaardig.
Mogen zij, die deze arme ziel helpen kunnen met velen zijn, want de wereld bestaat grotendeels uit arme zielen.