"De wind reinigt de weg."
Sanskriet
Het lijkt pessimistisch als de mens zegt:
"De wet is, dat men moet lijden om te begrijpen", maar de feiten bewijzen, dat vrijwel niemand leert zonder ervaringen, vooral pijnlijke ervaringen.
Menigeen meent dat een kalm, harmonisch leven het meest begerenswaardige op de wereld is, maar de wijze weet dat zulk een leven juist een tragedie is.
Het bewijst dat de betrokkene nog niet aan leren toe is.
Aan de andere kant moet het lijden niet worden aanbeden, zoals de kerken dikwijls onderwijzen, het lijden is een middel, geen doel.
Juist omdat het lijden in vele kerkelijke kringen en als noodzakelijk wordt beschouwd, is het velen ingeschapen om uit futuliteiten een lijden te scheppen.
Men MOET lijden, anders deugt het niet, en dat is een waarheid, alleen wordt deze omgedraaid.
Niet het lijden maakt de lessen, maar het leven, de school, maakt het lijden. Eerst leren leven, dan leren lijden, omgekeerd gaat het nooit.
Hetzelfde geldt voor de gesel: een lichamelijke gesel maakt gewond of/en ziek; een geestelijke gesel kan heilzaam zijn.
Ook hier geldt dezelfde voorwaarde: een geestelijke gesel komt van binnenuit, via het leven; een zelfontworpen gesel komt van buitenaf door de wil, het ego, en allerlei frustraties.
De mens schept foutieve beeltenissen, zowel van zichzelf, als van zijn medemensen, of de geestelijke waarden.
De mens blijkt bepalend voor alle dingen die hemzelf aangaan.
Hij schept zijn wensen en zijn behoeften, zijn geestelijke dan wel lichamelijke leringen. Hij dwingt zichzelf dikwijls ervaringen door te maken die hij eigenlijk niet nodig zou behoeven te hebben, INDIEN hij nadacht voor hij deed, of voor hij zou reageren.
Hij manoevreert zichzelf een moeilijke situatie in, omdat hij niet leren WIL; als we op school de eerste jaren slabakken, gaan we of niet over, ofwel de verdere jaren begrijpen we niets meer en worden we daardoor geremd, of gepijnigd.
Als ik een basis niet begrijp, of het fundament negeer, kan ik later de meest onwijze conclusies trekken.
Dat zie je dan ook gebeuren.
Velen concluderen zonder het begrip van wetten, voorwaarden of fundamenten. Daaruit ontstaan dan weer de meest malle leringen; waar dan weer volkomen onwetende, onwijze mensen intrappen.
Als ik geen Oerbron of God ken, maak ik de meest komische voorstellingen van Hem.
Ik schep altijd een beeld in overeenstemming met wijzelf, nietwaar?
De ingeschapen gesel, zoals een gedrongen zoeken, of het heilige moeten, bepaalt ons bij een doel, of een werk, of een levenshouding.
Zulk een heilig moeten verlaat ons nooit, maar maakt ons ook niet ongelukkig of ziek, integendeel.
Geforceerd moeten, dwang van buitenaf, komedie en zelfverkrachting, maken ons ziek. Een heilig, inwonend moeten, krijgen we van geboorte mede en dit past veelal bij ons; het is een resultaat van oude ervaringen.
We voelen het zelf dan ook niet als een "must", maar als een vanzelfsprekendheid. Het is een fundamentele aanwezigheid die ons "zijn" bepaalt.
Als zulk een innerlijke gesel er niet was b.v., zouden we nooit verticale bevredigingen zoeken; we kunnen dit echter enigszins vergelijken met een verslaving, met dien verstande dat de gesel ons niet van onze rede berooft, maar een verslaving, onverschillig aan wat, is iets dat we zelf niet meer kunnen hanteren;met een geestelijke gesel is dat eigenlijk hetzelfde, hij IS er, en we kunnen hem niet meer kwijt raken, alleen stelt hij zich NAAST ons op, en we kunnen erop reageren of niet.
Maar we blijven hem VOELEN, als een soort pijn, een soort vragen, of een behoefte die toch moet worden voldaan.
Zo niet, dan gaan we ons ongelukkig gevoelen en ook daarmee is te leven, alleen voelen we ons dan steeds ten dele.
Het lijden ligt ook besloten in de natuur als een ijzeren wet, de natuur kent geen medelijden, wel medeleven, zoals planten en dieren bewijzen.
Medelijden is menselijk en onwijs, nutteloos, het leidt nergens toe, een gedrag dat de natuur niet kent.
Alles heeft een nut; zelfs het schijnbaar nutteloze heeft nut.
Merkwaardigerwijze kunnen wij, als mensen, niet meer onderscheiden tussen het nutteloze en het nuttige, eenvoudig omdat we de geestelijke zowel als de natuurlijke wet hebben verlaten.
We grijpen in, in de natuurwet en we verkrachten de geestelijke wet, daarvoor behoef je alleen maar de ontelbare leringen te bezien.
Is het een wonder dat we het leven niet meer leven kunnen?
Dat we ertegen fulmineren ofwel ervan trachten te profiteren?
We beschouwen het heilige moeten als een onderdeel van de maatschappij, als werk wat gedaan MOET worden, als verbindingen die in stand MOETEN blijven, maar we vergaten dat dit MOETEN is geschapen door mensen, ontstaan uit maatschappelijke normen; niet eens uit natuurlijke normen, of een natuurlijke samenleving.
Alles wat natuurlijk is kan nooit een belasting worden en het maatschappelijke moeten is dat wel, omdat we er geen vreugde in vinden. Vreugde staat tegenover lijden, de ene kan niet bestaan zonder het andere; indien we een moment geen vreugde kennen of niet lijden, staan we in het midden, maar dat is in ons leven altijd een tijdelijke fase.
Het midden is harmonie, onderwijzen de leringen, maar het kan ook verveling zijn, de afwezigheid van een heilig moeten, of de gesel.
"Ik moet niet zo nodig meer", zegt de oudere mens, en daarmede bedoelt hij: de maatschappelijke dwang is verdwenen.
Als hij geen andere invulling vindt, b.v. een hobby, een innerlijke drang om iets geliefds te doen, dan verveelt hij zich te pletter.
Die drang is niet te vereenzelvigen met de onrust, die sommigen kennen, en die hen opjaagt van hot naar haar, dat heeft geen doel, geen nut, de stabiliteit, de doorlopende vlam ontbreekt.
De hand, die de weegschaal vasthoudt blijft stabiel, anders werkt de weegschaal niet.
Het midden is als de hand, hij beheerst de beide zijden, maar het wegen blijft. Een innerlijke gesel brengt de ernstige mens niet uit zijn evenwicht; als je uit je evenwicht wordt gebracht, ben je nog een wrakhout, een speelbal van de elementen, van de omstandigheden, van de medemensen.
Een mens met verantwoording kan zich niet permitteren uit zijn evenwicht te geraken, zou de situatie een belasting worden, dan staat hij op zijn tenen, grijpt hij boven zijn macht.
Dan krijg je de komediant, de dwang, het schijn ophouden.
Waarom houden we schijn op?
In ons leven, in onze geestelijke behoeften, in ons werk?
Waarom willen we altijd méér lijken dan we eigenlijk zijn?
En dat méér lijken brengt dan onverbiddelijk consequenties mede, die we niet aan kunnen.
Is het een schande om te zeggen: Ik ben meer geïnteresseerd in de materie dan in de geest? Blijkbaar wel.
Iedereen wil wijzer lijken dan hij is en dat maakt anderen ongelukkig en maakt zichzelf ziek.
De woorden "Ik kan het niet" of "ik weet het niet" zijn taboe, zeker in een prestatiemaatschappij. Presteren gebeurt dikwijls onder de wondende slagen van een gesel, een duivelse gesel, die noch geluk, noch innerlijke zekerheid, noch harmonie brengt.
Voelen de prestatie-mensen zich gelukkig?
Neen, ze voelen zich opgejaagd, want er blijft in de maatschappij altijd concurrentie en dus schept dat altijd angst. En angst rooft geluk, vrede, voldoening, in de beste betekenis van het woord.
Die prestatie-dwang wordt verlegd naar de sekten en de kerken, dit zijn vaak kleine maatschappijen op zichzelf, met dezelfde voorwaarden, dezelfde angsten, dezelfde duivelse gesels.
Iedereen lijkt te vergeten dat spiritualiteit niets te maken heeft met menselijke wetten, en dat zij de natuurwetten instand houdt, omdat zij erboven staat.
En je staat ergens boven wanneer je het beheerst, als een vanzelfsprekendheid, zonder dwang.
Medeleven is een vanzelfsprekendheid, nooit een dwang, want dan verveelt het; medelijden is een tijdelijke emotie die snel weer wegebt.
Spiritualiteit is een vanzelfsprekendheid en het behoort bij de bewuste, natuurlijke, innerlijk harmonische mens.
De natuur kent voor "spiritualiteit" een ander begrip: ontvankelijkheid. Ontvankelijkheid zonder groepsoverschrijding, maar als een innerlijke moeten.
Wij, mensen, kennen de wetten niet meer, zodat we onbeheerst dan wel bevreesd worden.
Wat is DE wet?
De lichamelijk-organische wet, als heerser van onze lichamelijk organische gemeenschap, mag NIET worden genegeerd, dat wordt gestraft, automatisch, zoals de natuur ingrijpt indien iets misgaat. Onze organische gemeenschap is het summum van harmonie, uitsluitend omdat elke cel zich aan zijn eigen wet houdt; die echter onderdeel is van de grote gemeenschappelijke wet, waarvan het doel is: een lichaam in stand te houden.
Buiten die wet bevindt zich ons denken; het is de computer die geprogrammeerd wordt door het organisme aan de ene kant, en door de geest aan de andere kant.
Dan zijn er nog onze emoties, die eveneens aan de ene kant worden geprogrammeerd door het organisme, door zijn al dan niet gezond functioneren en aan de andere kant worden opgeroepen door hart en ziel, het eerste een orgaan tussen geest en stof, de andere een atoom van een geestelijke existentie, of een geestelijke vorm.
Hoofd, hart en ziel zijn de spelbrekers in een existentie, waarbij de wil de toon wenst aan te geven.
Hoofd, hart en ziel hebben lak aan de wil.
Gedachten gaan waarheen zij willen, emoties komen op als verrassingen, ziele-roerselen overvallen ons in het moment dat we hen juist niet kunnen gebruiken.
We voelen plotseling liefde voor iets of iemand en we kunnen er geen gehoor aan geven, b.v. vanwege onze verplichtingen; we denken ineens volkomen anders dan we doen, omdat het hart of/en de ziel het niet met dat doen eens zijn; en we ondergaan ziele-pijn om iets dat we nooit kunnen beredeneren, of aan anderen uitleggen.
Om van hoofd, hart en ziel een drieëenheid te maken, lukt ons vrijwel niet, omdat ik, de mens, geen volkomen zeggenschap over hen heeft.
En dat vindt hij irritant, of provoceert hem, dan wel maakt hem wanhopig, net zoals het uitkomt.
Zolang hij niet inziet dat deze drie NIET blijvend te manipuleren zijn en zich bij dat feit neerlegt, zal hij noch innerlijke vrede, noch geluk vinden.
De meeste spirituele leringen of groeperingen bestaan immers uit gewiekste manipulaties, die hoofd, hart, dan wel ziel een rad voor de ogen moeten draaien. Daarin speelt het ego maar al te graag mee, omdat dit iets wil bereiken.
Wat houdt dat toch eigenlijk in: iets willen bereiken?
Wat bereikt het dier dan dier te zijn?
Vele mensen bereiken nooit het mens zijn.
Dus zullen we nooit kunnen zeggen "Wij zijn méér dan het dier" indien we aan de fundamentele opdracht van onze existentie niet eens voldoen.
Het mens zijn is immers méér dan het computer zijn?
Het is meer dan gemanœuvreerd worden tussen allerlei plichten, dwangsituaties, al dan niet zelf geschapen.
Het mens zijn is de volkomenheid bereiken tussen yin en yang, licht en duister, d.w.z. beide dus begrijpend.
"Begrijpen is het begin van goedkeuren", zei Spinoza en dat is heel diepzinnig gedacht.
Als ik iets in mijzelf of van mijzelf begrijp, accepteer is het; en acceptatie is "voorbij laten gaan".
Onbegrip is weerstand, dat kan niet anders.
Hij, die meebeweegt heeft begrip en dat is totaal iets anders dan mee bewogen WORDEN.
Ik beweeg mee als ik iets begrijp; als ik iets niet accepteer, omdat ik het niet begrijp, geef ik tegengas.
Als je de slechte gedachten van iemand niet begrijpt, protesteer je, als je begrijpt WAAROM hij zo denkt, benader je hem heel anders, met begrip.
Als je meebeweegt in datgene wat je begrijpt, versterk je een macht; bewuste medewerking is oneindig veel sterker dan onbewuste. Maar daar iedere mens groeit, kan ook het onderling begrip van dag tot dag veranderen.
Daar de mensheid uit individuen bestaat zal er nooit een totale eenheid zijn, elk individu verlaat zijn tijdelijke gelijken om een andere soortgenoot te zoeken. Dat is een geestelijke wet, want het dier blijft het dier, maar de mens kan over de grens van zijn mens-zijn heengroeien.
Daarvoor kan hij echter nooit de fase van het mens-zijn overslaan.
En dat willen sommigen eigenlijk, omdat het mens-worden zoveel moeiten kost. De mens kent ziele-roerselen die het dier niet kent: liefde, medeleven, barmhartigheid b.v.
Roerselen die geen nut LIJKEN te hebben; omdat zij geen tegenpool kennen.
Zij zijn volkomen op zichzelf.
Ik vraag me wel eens af als je zo'n emotie in een dier tegenkomt, een enkele keer zie je of hoor je dat, (die gebeurtenissen halen dan de pers b.v.) of zulk een dier dan toch eens een mens is geweest?
Dat zijn dan handelingen die niet door het instinct, dus door de programmering, zijn te verklaren.
Laten we vooral niet vergeten dat het verrassingselement, dat ons dikwijls irriteert toch geestelijk is, een gebeuren dat noch door mensenhoofden, noch door enige natuurwet is te manipuleren en zolang zulke verrassingen nog in ons opkomen, hoeven we niet te wanhopen aan de innerlijke vrede die ons deel kan zijn, want er wordt nog aan ons gewerkt, van Bovenaf.
Accepteer dit en wees wijs, indien u het ervaart.