"Slechts wie denkt, beleeft zijn leven, aan de gedachteloze trekt het voorbij."
Marie von Ebner-Eschenbach
"Het is niet de Wijze van denken van de mens, die zijn wijze van leven verklaart, doch integendeel zijn wijze van leven, die zijn denken verklaart."
Karl Marx
"Het leven is een zuivere vlam en wij leven door een onzichtbare bron in ons innerste."
Sir Thomas Browne
Het leven is als een labyrinth, dat in vele oude leringen zulk een belangrijke rol speelt.
Het labyrint met zijn doodlopende en zijn doelloze wegen, die tenslotte toch zouden kunnen uitkomen op die ene weg, die naar het midden voert.
Het zoeken naar het midden is een aloude opvatting over inwijding. Men zoekt niet het hoogste, maar het midden.
Ons leven kan heel veel lijden en/of vreugde bevatten, maar het is belangrijker of het een midden heeft.
Het midden van het labyrint symboliseert de schat of de inwijding, waarna de terugweg begint, een duidelijke weg naar de uitgang.
Het labyrint werd ook wel gebruikt als verdedigingsmechanisme om een schat, of een geheim te verdedigen.
Wij spelen allen dit labyrint na als we onszelf, of anderen bedriegen omtrent de waarheid. Het labyrint is niet weg te denken uit onze levensstijl, meestal hebben we er echter een doolhof van gemaakt, een verwarring zonder midden.
Hoe dikwijls beklagen we ons over doodlopende. of kronkelige wegen? Hoe vaak gaan we dezelfde weg, ontmoeten we dezelfde obstakels?
En nog weten we niet of we eigenlijk wel naar een midden zoeken, nog beseffen we niet of we op weg zijn naar een schat, of een onthulling.
Men zegt nl. dat de z.g. ingewijde die alle valse wegen kent, en de ene weg heeft gevonden slechts het recht heeft op de schat.
We zijn goed in imiteren, daarom zijn er imitatie-labyrinten in allerlei leringen, en imitatie-beproevingen.
Slechts zo kunnen we de realiteit - dat het leven HET labyrint is, ontvluchten.
Is het ook niet zo dat de ervaringsrijke mens, wijs geworden uit diverse incarnaties, plus uit het huidige leven, een "ingewijde" is, heeft hij niet vele wijze uitspraken? Maar draagt hij niet eveneens de groeven van vreugde en lijden in zijn gelaat?
Vreugde en lijden, menigeen zoekt slechts vreugde, de ander zoekt slechts lijden. Lijden loutert, is ons voorgehouden; maar lijden smaakt dikwijls bitter.
Wie het bittere kan omzetten in het zoete is een levenskunstenaar. Wie lachen kan om zijn eigen doodlopende wegen, om zijn eigen kronkelige paden en herhaalde ontmoetingen, die bezit de moed om het midden te bereiken.
Lachen lost bitterheid, teleurstelling, eigenwaan en zelfoverschatting op. Niets is te ernstig om het te omlijsten door een lach.
Is het midden niet het evenwicht tussen twee tegengestelden?
Hoe zouden we die weegschaal in evenwicht kunnen houden als we het ene dan wel het andere overdreven?
De wegen in het labyrint worden door zoekers en door spelenden bewandeld; er zijn maar weinigen die beseffen dat het labyrint een doel heeft.
Hoevelen houden zich niet bezig met de overtuiging dat hun leven zinloos is en zij menen dat dÏt de zin van hun leven is.
Dan is het evenwicht verloren gegaan: de lach en de traan hebben hun betekenis verloren.
Elke emotie die zijn betekenis verliest is de voorloper van een ziekte, de ziekte van het fanatisme, of wel de ziekte van de vlucht, of de vervelende aandoening van de eigenwaan.
Ons leven is geplaveid met ontmoetingen, confrontaties die ons al dan niet voor onszelf plaatsen of voor een ervaring, elke ontmoeting moet ons bijblijven willen we niet in herhalingen vallen.
De herhaling is voor de gedachteloze, of voor de onwillige.
Wat zoeken zij in het labyrint?
Stilstaan in het labyrint is evenzeer een nutteloze daad; menigeen slaat zijn tent op daar waar de weg hem lieflijk voorkomt en weigert verder te gaan. Hij kan dan verwachten dat de gebeurtenissen hem zullen overspoelen, want elk oponthoud in het labyrint des levens is zeer tijdelijk; slechts het midden is stabiel.
Het midden dat de voedingsbron betekent voor de uitwaaiering van paden, zoals ons midden de vlam des levens voedt en zoals ons denken ons leven uitdrukt, en ons leven getuigt van ons denken.
Al de andere overwegingen zijn als voorbijdrijvende wolken.
Zoals ik doe, zo ben ik; mijn denken is voor een groot gedeelte mijn droombestaan, buiten het labyrint.
Deze instelling deed immers al die leringen ontstaan die veel woorden gebruiken om een ongekende abstractie te omschrijven?
En wij vluchten daarin, omdat het labyrint ons ontmoedigt, omdat onze vele foutieve wegen ons de droom van het reële midden ontneemt.
Zijn al die ontelbare spirituele leringen niet een ontzagwekkend labyrint geworden, zonder een verenigend midden?
Het midden draagt het labyrint, het draagt ons, het draagt het leven, het draagt het wiel der incarnaties. Het midden is datgene waaruit je jezelf vult en waaruit je jezelf wegschenkt, zonder ooit verveeld of ledig te geraken.
Het midden is als de zon waar omheen alles zich draait, maar het is ook de zee of het water waaruit alle leven voortkomt.
Het is als de Vader-Moeder; zon en maan, vuur en water, die zich in een doorlopende omhelzing omvat houden, opdat HET leven nooit eindige.
Is dat niet een aspect van de eeuwigheid?
Iemand die deze ervaring kent, kent hij niet de eeuwigheid in zichzelf?
Dan heeft hij in feite het labyrint doorkruist en kent hij de Schat en is hij op weg naar de uitgang.
De uitgang die alles oplost, ook hemzelf èn het labyrint. We maken ons zo druk over de wegen die we betreden, over de herhaalde gebeurtenissen, kortom: over de doodlopende wegen, maar maken we ons ooit druk over HET midden?
Weten we waar we heengaan?
Wat we zoeken?
Laten we nu geen intellectuele antwoorden bereid houden, maar onszelf confronteren met de realiteit: wat zoeken we?
De samensmelting met de Schepper?
Zolang we ons zo druk maken over al die nutteloze wegen in dit labyrint, vergeten we de Schat te zoeken: de samensmelting.
Wat verstaan we daaronder?
Wat verwachten we eigenlijk? Geluk? Troost? Rust?
Iedereen zoekt altijd datgene wat hij niet bezit. nietwaar, dat is menselijk. De ziel zoekt Degene die zij verliet op 't ogenblik van de indaling in de chaos.
Van Diegene heeft zij zich een voorstelling gemaakt; alleen de mens kan zich daar niets van voorstellen, hij wordt medegesleept door de ziele-extase. De extase kan iemand overweldigen zodra er een glimp van de Schat of het Geheimenis wordt vrijgegeven. Door middel van het eigen zoeken of leven.
Wat is ons leven anders dan een zoekerstocht, op weg naar de kern: het midden?
De overtuiging van dit dragende midden staat eigenlijk in tegenstelling tot de implosieve kracht; vanuit dit midden komt alles voort, ontvouwt zich alles, wij worden slechts implosief als wij dit midden zoeken, hetgeen een gevolg is van de ziele-indaling in de chaos; voordien was er de heerschappij van de uitdragende, extroverte macht, nu zijn we - noodgedwongen - op weg naar een implosieve ontwikkeling.
We kunnen pas explosief zijn als we een kern bezitten, zoals het atoom. Het atoom is explosief, de gebalde, geconcentreerde kracht is implosief. Maar deze implosiviteit draagt de explosiviteit, zoals de yin de yang draagt, zoals het vrouwelijke het mannelijk draagt.
De altijd levende eicel in het vrouwelijke schepsel, van geboorte aan, is als de implosieve macht die er slechts is om de explosieve kracht te ondersteunen.
Ik moet me naar binnen keren om naar buiten te kunnen uitdragen, zowel het eerste als het laatste zijn geïsoleerd nutteloos.
In de schepping zien we die gebalde kracht in het hart van de aarde, daardoor beweegt zij, leeft zij, kan zij de natuur dragen en ontwikkelen.
We zien het in onze eigen cellen: de roterende as doet hen leven; daar waar deze rotatie gestoord wordt zijn zij niet meer in staat het leven - ons leven - te bestendigen.
Het is een teken van los geslagenheid dat we het labyrint als opdracht, als symbool en als leiddraad medekregen vanaf de oudste tijden van het wereldbestaan.
Het begeleidt degenen die zijn losgeslagen van de kern, losgeslagen deeltjes die hun eigen as niet kunnen vinden of herkennen.
Stofdeeltjes dansend op iedere willekeurige beweging.
Zijn er niet velen die zo leven?
Zelfs het kleinste onderdeel van de schepping bezit een kern, maar wij moeten erop worden gewezen met betrekking tot onze geestelijke existentie. Elke cel wordt gedragen door een implosieve kracht; ons gedrag bewijst helaas te dikwijls dat we zelf, als geheel, zulk een kracht niet bezitten. Daarom beleert ons het labyrint.
Dat ons zegt: het midden te zoeken, het midden te bewaren en te bewaken.
Geef nooit het diepste geheim prijs.
Praat nooit over je eenheid met de Schepper, geef dat wat je voedt en schraagt nooit prijs, deel ervan uit, maar behoudt het evenzeer.
We zijn, in deze tijd van ontmaskeringen, op zoek naar het geheim, alles moet worden "opengegooid"; deze instelling bewijst onze ledigheid.
Het embryo wordt gekoesterd, bewaard en bewaakt in de moederschoot, dat is een geheinenis, hoewel de medische wetenschap er totaal geen eerbied voor heeft; maar de koestering, de rust, deze afsluiting maakt het kind gezond, stabiel.
Overal zien we het voorbeeld van het geheim, de Schat, de kern, die zorgen moet voor een perfecte uitstraling of een evenwichtig leven.
Waarom missen we daarvoor heden de eerbied, de aanbidding, het gewetensvol dragen van het geheimenis, het Midden, de Schat, zonder wie we verloren zouden zijn, zonder wie alles verloren zou gaan?
Laten we er toch op letten dat we de kern bewaren, dat we IETS bewaken, zoals de distel zijn bloemen beschermt.
Ons gebrek aan bescherming, koestering, eerbied voor het schone en/of tedere, maakt ons tot verlorenen in de chaos van de doolhof die ons leven is geworden.
Dan grijpen we ons vast aan allerlei ledige methoden, aan allerlei schijn-manœuvres en maskeraden. Alleen omdat we het midden missen of denken misgelopen te zijn.
Niemand kan het midden mislopen in dit alomtegenwoordige labyrint; dat midden houdt het in stand, om een midden draait het hele universum.
Hoe zouden we dit midden ooit kunnen mislopen?
Als we maar alert zijn op onze ontmoetingen, op de herkennings-punten in ons leven, op de aanwijzingen en de wegwijzers, levend dan wel dood, van hout dan wel van vlees en bloed.
De uitweg komt pas NA het midden, eerst introvertie dan extrovertie.
Op weg naar het midden kunnen we slechts kiezelstenen op ons pad achterlaten, zoals Klein Duimpje, voor de nakomenden, indien we tenminste WETEN dat we op de goede weg zijn.
En hoe weten we dat?
Allereerst doordat we onverstoord verder kunnen gaan, bemoedigd door een lach en een traan; ten tweede doordat we herkenningspunten vinden van voorgangers, en ten derde doordat de straling van de Schat sterker wordt, ons als 't ware tot zich trekt, en hoe sterker die straal des te zekerder, blijmoediger en wijzer we worden.
Wijzer worden wil zeggen: het evenwicht hervinden, en dit evenwicht wordt gedragen door een midden. Het is als de weegschaal: deze wordt opgehouden door de Hand van de Schepper die ons bemoedigt om de wijzer vertikaal te krijgen, zo vertikaal dat hij roerloos ten hemel blijft wijzen.
Op het ene schaaltje liggen onze vreugden op het andere ligt onze droefheid, en zij houden zich beiden in evenwicht doordat de wijzer in het midden staat.
Laat ons leven een labyrinth zijn, maar laten we vooral onthouden dat de Schat zich in het midden bevindt en dat wij daarheen op weg zijn, wat er ook komen moge.
In het midden aangekomen worden we getransformeerd in wetenden, degenen die zonder aarzelen de Terugweg aanvaarden, als vlammen voor de zoekers, als getuigen van de waarheid, als boodschappers uit het Midden - daar waar het Geheim rust en dat nooit zal worden prijsgegeven aan profane, ongelovige oren.
Het labyrint bewaakt het geheim, maar laten we ons niet verliezen in dit verdedigingssysteem, noch het verhogen tot meer dan het is: een beproeving voor de zoekenden, een verdediging tegen de vijanden.
En neem er een voorbeeld aan voor uzelf, want hetgeen zich in het groot afspeelt, speelt zich ook af in het kleine: in u en mij.
Wees bewust van je waardigheid, van je Schat, en als je twijfelt of je deze Schat hebt, verlaat dan je doolhof en bouw deze om tot labyrint met een Geheimenis in het midden: de zekerheid van een lichtende Aanwezigheid, die nu om ons is, maar die zich zeker zal laten zinken in ons, als er slechts een klein kooltje aanwezig is dat roodgloeiend kan worden doordat een extase ons meesleept in het Vuur van de Eenheid, de eenheid die we kenden voordat onze ziel dolende werd op zoek naar het verlorene.
Die eenheid te ervaren is een zegen en een onvergetelijke bevestiging van wat Was, wat Kan Zijn, en van wat Komen Zal.
De "herinnering van wat IS geweest smeedt de zielen aaneen" en dit verdrijft alle onzekerheid en twijfel.
Moge het Gulden Midden ons allen dragen van nu aan tot aan de Oplossing.