"De vriend heeft te allen tijde lief en in tegenstand wordt hij een broeder."
Spreuken 17-17
"Vrijheid is daar waar we gezag hebben over onszelf."
Hugo de Groot
"De mens die ziele-vrede bezit, is noch voor zichzelf, noch voor anderen lastig."
Epicures
Vriend, vrijheid en vrede hebben met elkander te maken, want in elk begrip vinden we de anderen terug. Afwezigheid van deze bezittingen maakt een volk, een mens, een ziel arm.
Het rijkste volk en de rijkste mens zijn degenen die de moed hebben vriend te zijn, hun vrijheid te belijden en hun vrede uit te delen.
In deze drie begrippen vinden wij onszelf, herscheppen wij onszelf en daarom hebben we er heimwee naar.
Laten we niet vergeten dat elk van de drie pas waardevol is, als wij hem zelf bezitten, voordat we ernaar zoeken.
Het niet verkrijgen van één van de drie kan wel eens een oorzaak vinden in onszelf. Ook zijn de drie begrippen verbonden met re-ligio, een vrijwillige verbintenis dan wel weder-verbintenis.
Een ouderwets mens en een ouderwets volk bewaren hun tradities, d.w.z. hij leeft in en met zijn volksoverleveringen en hecht waarde aan een mondelinge overdracht, die meestal nooit stoelt op wetenschap, maar altijd op de volkservaringen.
Vrede, vrijheid en vriendschap zijn een ervaringskwestie.
Alle drie worden zij bevochten door innerlijke strijd en ervaringen.
Daarom kan vriendschap tegen beproevingen, en is het woord: "Hij die valt verliest zijn vrienden; struikel eens en kijk", van toepassing zijn in ieders leven.
Zodra een volk - een mens - zich gedragen voelt door de onuitroeibare volkstradities krijgt hij er een innerlijke dimensie bij. Tradities kunnen verstarren, maar dan zijn het aangeleerde gebruiken; noch vriendschap, noch vrede, noch vrijheid riskeren verstarring, indien zij waarachtig zijn.
Vrijheid, vriendschap en vrede zijn een tehuis, waar de mens zichzelf kan zijn, niets kan het vertrouwen, de warmte, de zekerheid storen.
Wel, een volk en een mens die hun emoties en gedachten bedden in een overgeleverd weten, zowel individueel als massaal, kennen dezelfde zekerheid.
Daarom ziet men in de historie dat volkeren die hun oergeloof wortelen in de leringen der goden, in de legende der Lichtzonen, en in de overtuiging van het eigen onaards zijn, nimmer hun innerlijke zekerheid verliezen.
Hun geloof is een onuitroeibaar weten.
Alle georganiseerde tradities, zoals b.v. de kerken en sommige sekten die kennen, maken gebruik van een oerverlangen, dat vele mensen bezielt.
Misbruik maken van deze ziele-hunkering ontneemt een volk, of een mens zijn zekerheid.
Hij wordt dan een zwerver die aversie heeft tegen alles wat niet "bewezen" kan worden, zoekt zijn toevlucht in logica en maakt zichzelf tot een gevoelsarm individu, dat vroeg of laat daaraan kapot gaat.
Al onze traditionele feestdagen zijn langzamerhand ontzield, omdat er een antipathie bestaat tegen kerkelijke, of gewoonte-tradities.
Hetzelfde geldt voor symboliek, ingetogenheid, eerbied, geloof en Bijbel.
Een - op deze wijze - ontzield volk wordt een materialistisch volk met de daarbij behorende volksziekten. Tenslotte gaat een oerweten verloren en het streven naar geld en goed zweept de individuen op tot concurrentiedrift.
In dit gedragspatroon is er noch plaats voor vrienden, noch voor vrede, noch voor vrijheid. Het hart is de verbindende schakel tussen de drie en de ziel is het inspirerende vuur.
Een geestelijke traditie bezit een oervuur dat elke daarmede verbonden ziel, belevendigt.
Niet voor niets zijn godsdienstoorlogen zo fel en nietsontziend.
Een oergeloof is een ingeschapen individuele overtuiging en bij een volk is het aanwezig bij zijn ontstaan.
Een oergeloof kent geen grenzen maar overkoepelt een wereld.
Kijk maar naar de legenden, mythen en sprookjes.
Er is altijd één leidraad.
Een oergeloof, een oerkennis leeft altijd in een midden: in het gulden midden van de mens, in het gulden midden van de wereld; in het gulden midden van de schepping. Een oerweten, een oergeloof bemiddelt. Zoals vrede, vriendschap en vrijheid overal bemiddelend kunnen werken.
Noch vrede, noch vriendschap, noch vrijheid zijn wetenschappelijk, aantoonbaar te lokaliseren in ons organisme, niettemin weet men dat alle drie een intense macht uitoefenen en een mens totaal veranderen kan, altijd ten goede.
Traditioneel gelooft een mens in hemel en hel; in goed en kwaad, in een oerbron, zelfs in een ziel en in een "leven na de dood van de gestorvenen".
Zelfs is het incarnatie-idee in het volkse oergeloof terug te vinden.
De kerken brachten hierin verandering, zoals de klassieke wetenschap de oer-overtuigingen tracht te ondermijnen.
Het is merkwaardig dat juist datgene dat iemand innerlijke kracht schenkt, door instituten, dan wel door medemensen wordt geattaqueert.
Onbewust schijnt er te worden bespeurd waar de kracht vandaan komt, waaruit een onvernietigbare zekerheid wordt opgebouwd.
Zoals men het z.g. onkruid met wortel en al uitroeit om zeker te zijn dat het niet terugkomt.
Zo zie je door heel de historie heen hoe oertradities, volksgeloof, onbewijsbare zekerheden met wortel en al worden uitgeroeid, uit angst voor wederkomst. Men doet althans zijn best om de wortels op te sporen en deze totaal te vernietigen.
Is dat niet gebeurd met alle gnostieke begrippen, inclusief de afkomst van ons, Lichtzonen?
En bouwt men dan niet naarstig aan vervanginsmateriaal, om de leegte op te vullen, dan wel ent men op de oude stam, zodat er een imitatie-levensboom ontstaat?
Een levensboom met totaal andere vruchten dan de Gouden Appels uit de Hesperiden, of een totaal andere idee dan het oorspronkelijke Woord van de Vrije Bouwers.
Tradities zijn nooit imitaties, en voortgezetten tradities bezitten altijd een kern van de oorspronkelijke. Die kern ontdoen van zijn overbodige gewaden is altijd een vreugde voor de geestelijke zoeker.
Goed en kwaad, de twee polen van ons bestaan, en vreugde en leed, de twee pijlers van ons leven, vinden altijd hun bewijzen in de tradities en altijd gaan zij uit van een oerbron: Tai Tchi - God - Kracht - Licht.
Voor het belijden van deze begrippen heeft men geen instituut nodig, maar slechts een innerlijke Tempel, een Gulden Midden met daarin al die ingeschapen wijsheid die nooit teloor gaat, slechts wordt bedekt. Ontwortelen is onmogelijk, want wie zou iets dat hij liefheeft niet verdedigen tegen uitroeiing?
En verdedigen kunnen we onze oerkennis en ons oergeloof altijd, precies zoals we vrienden, vrijheid en vrede met inzet van ons leven verdedigen.
Uit deze levensinzet kwamen de martelaren voort, maar ook degenen die zonder opzien te baren hun leven feil hadden voor hun gnosis.
Wie zou de mens van de kosmos kunnen scheiden?
Wie zou zijn levensbeginsel kunnen uitroeien, een beginsel dat tijd en eeuwigheid verbindt, ja, zelfs beide overkoepelt?
Er zijn onlokaliseerbare krachten en machten in volk en individu, maar deze overwinnen ALTIJD.
Hun gewaad verschilt van tijd tot tijd en van generatie op generatie, maar zij blijven levensvatbaar en er behoeft slechts een vonkje over te springen of het grote vuur van gnosis en geloof, van bezieling en hoop brandt weer.
Hierin vinden we ook dat oude Bogomielen woord terug:
"De waarheid tolereert noch onwetendheid, noch zwakheid, noch onreinheid. Daaruit bestaat haar volmaakte schoonheid."
De drang naar waarheid, of onze eigen waarheid, of die onuitroeibare abstracte volkswaarheid, heeft nooit medelijden met het individu, zij gaat haar weg, zij is onaantastbaar en daarom vraagt zij levens.
In de ogen van de oppervlakkigen is dat onbegrijpelijk, in de ogen van haar dienaren is het vanzelfsprekend.
Een mens van vriendschap, vrijheid en vrede zet het lijden om in weten. Een mede-lijden is er voor de onwetenden, maar zwakheid is onbekend.
De zwakken vragen troost, de wetenden, zij die hun oergeloof onaangetast bewaren, beschermen hun zwakheid, opdat hun de geestelijke schat niet wordt ontnomen. In deze beschermende taak vervaagt hun zwakheid, zij wordt omgezet in kracht.
Is zo niet de ketterhistorie geschreven?
Of de onvergetelijke - edele - volksdaden, dan wel de onuitwisbare daden der eenlingen?
Schrijven zij dit allen niet op via harte- en zielebloed, al behoeft er geen organisch bloed te vloeien?
Zowel vriendschap, vrijheid als vrede sluiten aan bij een wedergeboorte.
Men kan als een vriend worden wedergeboren, men kan in vrijheid worden wedergeboren, en men kan in de Diepe Vrede worden wedergeboren. De mens bepaalt hun kwaliteit zoals een volk de kwaliteit van zijn tradities bepaalt.
Het ligt eraan wat het er voor over heeft, in hoeverre men bereid is het oergeloof, de oerkennis, te beschermen - te verdedigen.
Het gaat er altijd om: wat is voor jou, voor het volk het meest waardevolle.
Hierin herkent men een mens, een volk.
Een volksziel, althans van een oervolk, is verbonden met magie.
Magie en traditie zijn één; in vrijheid, vrede en vriendschap huist magie. De traditionele oermagie, die niets te maken heeft met oefening, maar alles met overdracht.
Magie die geneest, voorspelt, bezielt, bewaart, kortom: heiligt.
Een oud gezegde zegt:
"Verplaats de antieke grenssteen niet." (4de eeuw v. Chr.)
Antiek betekent: zinvol.
In oude tijden gebeurde niets voor niets, zoals in de natuur niets voor niets gebeurt. Alles heeft wortels; oude mensen kun je evenmin verplanten, ook zij hebben wortels.
Ontneem een volk zijn tradities en het gaat verloren; ontneem een mens zijn innerlijke wortels en hij wordt drijfhout.
"Ontworteld zijn" is het ergste wat iemand kan overkomen, nietwaar?
Geestelijk zowel als lichamelijk.
Eeuwenlang hebben wetenschap en kerken de mensheid trachten te ontwortelen, naast de verschrikkelijke oorlogen.
Onze innerlijke traditie ligt in dat oergeloof van het "goden zijn".
In die onvergetelijke legende, in dat onbegrensde, onuitwisbare geloof dat samengaat met een onstilbaar verlangen en een schrijnende oerherinnering.
Hieruit zijn we gevoelig gebleven voor magie, hoewel we, door misleidingen en autoritaire machtsuitoefeningen, het onderscheid tussen goed en kwaad, oergeloof en dogma, oermagie en demonisme, hebben verloren.
Maar we willen terug naar de leeftijd des onderscheids, nietwaar?
We willen terug naar het kruispunt en opnieuw de aloude weg nemen, die omstraald wordt door een licht waarin we alles weer kunnen herkennen.
We zoeken naar onze wortels, naar onze magische wortels die alles genezen, zoals de alruin en de ginseng die op mensen lijken, zoals de verhalen zeggen.
Als we geen wortels hebben kunnen we ze evenmin, in de grote omwending, naar de hemelen keren.
We wortelen in een mensheids-weten, dat direct gepaard gaat aan een ziele-kennis; die een groot aantal van de mensen omvat.
Men kan duidelijk onderscheiden in de mensheids-keuzen, hun voorliefdes, of men wortelt in de aarde, daarin sterk en stevig wil blijven staan, of dat men wortelt in de hemel.
Kijk maar naar de sprookjes: er zijn er met kobolden en elfjes, maar er zijn er ook met magiërs, goede en kwade begrippen.
Er zijn aarde-wezens in de sprookjes en er zijn hemelse wezens.
Denk maar aan de kwade ridders en de goede ridders; aan de Merlin-figuren of de Arthur-personificaties.
Aardse en hemelse herinneringen vermengen zich dikwijls, gaan, na verloop van eeuwen, tezamen de wereld door en ieder haalt er het zijne uit.
De Griekse mythologie is hiervan een sprekend voorbeeld.
Zodra we ons hart toesluiten voor die onstuitbare reis der overleveringen, die op zijn route aan ieders deur klopt, sluiten we onszelf buiten een veilig tehuis: de plaats waar zielen en mensen een gezamelijIke ervaring herkennen.
Die ervaring bindt, steunt, smeedt mensen en zielen aaneen, inspireert en bemoedigt. Vinden vrienden elkander niet in gelijke ervaringen, herkennen vrijheidsstrijders, dan wel ketters, elkander niet in één motief?
Vinden de innerlik vreedzamen elkander niet in één overtuiging of één ziele-extase?
Er is een traditie die volkeren verbindt, die mannen, vrouwen, volkeren en rassen terugbrengt tot het begrip: mensen.
Of tot het begrip: zielen.
Onder elke kleur, elk schepsel, elke volksaard ligt een ziel.
Er huist een ziel en een mens die gevoelig zijn voor de magie van de tradities.
Oeroude tradities die in heel de wereld terug zijn te vinden.
Niemand zal er ooit in slagen deze tradities, deze overleveringen, deze grote gaven van vriendschap, vrijheid en vrede uit te roeien.
Steeds zullen zij weer bezielden en praktiserenden vinden, omdat elk mens - wie hij ook is, waar hij ook leeft - een hart en een ziel heeft.
Beide hebben hun verleden, beide hebben hun verlangens, beide leven voor of naar iets. Ook zij hebben hun wortels.
Wortels die de mensen maken tot heilige schepsels, zoals genezende wortels heilige planten kunnen worden.
Als zelfs planten eerbiedig "heilig" worden genoemd, en in hun gebruik heilig, helend worden, waarom zou dan de mens, die hemels IS, niet net zo genezend, heil brengend kunnen zijn?
Behoudt daarom het Algoede, dat wat ontroert, sterkt, zegent en geen haar kan u gekrenkt worden, want ook het Algoede heeft een wortel, die beschermd wordt door de Allerhoogste, de Alomtegenwoordige, die al het Zijne in Zijn hand houdt.
En zoekt elke ziel niet juist dit?