"Men kan zonder God de woestijn ingaan, maar zonderhem kan men niet terugkeren in het dal van de Nijl."
Egyptisch
"Wie vol van zichzelf is, in hem is geen plaats voor God."
Joods spreekwoord.
Atheïsme en occultisme liggen dicht naast elkander vanaf het ogenblik dat occultisme zich vereenzelvigde met wetenschap.
Men gelooft dat in de allervroegste tijden occultisme, het verborgene, één was met de oorsprong van de mensheid.
Dat momenteel de wetenschap zulk een twijfelachtige reputatie heeft gekregen, danken we aan het feit dat er een exoterie en een esoterie is gekomen, dus dat het uiterlijk en het innerlijke van elkander worden gescheiden.
Er is nogal wat verwarring over het begrip "occultisme" evenals trouwens over het begrip "esoterie".
Dit neemt niet weg dat oorspronkelijk occultisme werd vereenzelvigd met de verborgen wetenschappen, die werden teruggevoerd op de kennis van de Zonen des Lichts.
Esoterie werd eenvoudig een tegenhanger van exoterie, en de afkeurenswaardige experimenten die men onder het mom van esoterie of/en occultisme uitvoert, bewijzen dat de scheiding tussen het verborgene en het geopenbaarde de mens deed verdwalen in de woestijn, wat iedereen overkomt die zonder God op reis gaat, zoals het egyptische woord zegt.
De vloek van eeuwenlange vijandigheid en onbegrip tussen exoterie en esoterie, waarbij het occultisme een slechte rol word toegewezen, culmineerde in een atheïsme van de esotericus en van de occultist. Atheïsme of godloochening is momenteel "in", niettegenstaande de ontelbare groeperingen die zich esoterisch, occult of mystiek noemen.
Het is duidelijk merkbaar dat de mens - het Ik - een centrale plaats inneemt en daar waar de mens vol is van zichzelf kan God niet zijn.
Vol zijn van jezelf kan natuurlijk op velerlei wijzen geuit worden.
Arrogantie, zowel als onderschatting geven blijk van een egocentrische levenswijze.
Doordat exoterie en esoterie van elkander werden gescheiden, kregen we de kans onszelf tussen hen te plaatsen.
Daar waar het innerlijke en het uiterlijke zich van elkander verwijderen is God verre.
Alle z.g. geheime wetenschappen bemoeien zich om de mens meer macht te geven; geen enkele cirkelt om het begrip: God.
Uiterlijke geloofsovertuigingen nemen de materie, het materialisme, als middelpunt; daar zijn de begrippen geld en god synoniem.
In het occultisme staat niet zozeer geld of materialisme centraal, maar het ik - het zelf - de mens als machtig wezen.
Het is begrijpelijk dat ouderwets dogmatische gelovigen het occultisme afwijzen, gelijkgesteld aan de esoterie, omdat hierin de mens eigenlijk onderwezen wordt in een machtsrebellie tegen God.
Eigenlijk is dit een voortzetting van het aloude voorval van Lucifer.
Aan de andere kant: iemand die nooit rebelleert leert noch zichzelf noch God kennen.
We staan momenteel midden in een woestijn en het ziet er naar uit dat we de weg naar de Nijl totaal hebben vergeten; semi-occulte leringen zijn ontaard in therapieën; nu de psychosomatiek en de psychotherapie zulk een snelle opkomst kennen, vermengt zich daarmede het occultisme of de esoterie.
Occultisme en esoterie bestrijken nl. het paranormale gebied, de onzichtbare zijde van de natuur, maar verheffen zich nooit boven die natuur, hetgeen het mysticisme wel doet. Maar mysticisme is een alleenstaande uiting die zuiver individueel is, die zich noch aan enige groepering, noch aan occultisme, esoterie dan wel exoterie bindt.
De mystiek is nooit atheïstisch, omdat zij totaal vreemd is van wetenschap. Wetenschap is godloochenend, alle minutieuze onderzoek om bewijzen te verkrijgen riskeren een atheïstische opstelling.
Er zijn nooit mystieke groeperingen, er zijn slechts mystici, mensen die de mystiek hebben gevonden en daardoor esoterie en exoterie door middel van zichzelf verbonden.
De mysticus wordt over 't algemeen door de esotericus of/en de occultist gediscrimineerd. Hij is een "zwever", d.w.z. er zijn totaal geen wetenschappelijke bewijzen voor zijn beweringen, zijn gevoelens, zijn ervaringen.
De parapsychologie dringt steeds verder door in de esoterie en het occultisme, en bewijst dat onder hen minstens zoveel "zwevers" zijn, maar dan zwevers zonder God, hetgeen veel misleidender is.
Zware occultisten bezitten een sterke wil, maar stellen zich atheïstisch op, zelfs als ze dat niet beseffen.
Zij loochenen God omdat hun aandacht uitsluitend op zichzelf is gericht. Bij de meeste esoterici zie je hetzelfde.
Hier raken dus esoterie en occultisme elkander.
Als iemand een hekel heeft aan occultisme komt dat meestal uit afwijzing van de godloochening, dan wel uit een aversie tegen de "zweverij" die zelfs niet op geloof, maar uitsluitend op machtswellust is gebaseerd.
Bezien vanuit de grondgedachte dat wetenschap en God één waren krijgen we dus een totaal ander beeld van de talloze groeperingen, maar ook van het wezen van de mens.
Nu de laatste God blijkbaar is verloren blijft hem niets anders over dan wetenschap, therapie en ikzucht.
Dringender is de vraag: hoe komen we weer terug in die eenheid van God en wetenschap, die aan de oorsprong aanwezig was?
Therapieën brengen deze unieke God niet dichterbij; het is natuurlijk onbelangrijk of we deze God een andere naam geven, het kernpunt is eigenlijk dat er een wetenschap is die ontvangen is in de hemelen, of in een bovennatuurlijke sfeer.
Er is een kennis die in de ziel is ingeschapen en deze noemen we tegenwoordig: esoterie of occultisme, maar het blijkt dat slechts enkelen die kennis kennen, bezitten, dan wel kunnen uitdragen.
De ziel en deze Wetenschap (Gnosis) zijn één.
In deze gnosis en deze ziel is het goddelijke of God ingeschapen.
Zij kan dus niet van die gnosis afwijken zonder zichzelf te loochenen.
Zodra zij deze verborgen kennis intellectueel bestudeert verraad zij zichzelf, haar goddelijkheid, haar afstamming; kortom: de mens wordt atheïst.
Atheïst zijn is erg moeilijk, omdat het een lange weg is om godloochenaar te worden, daar God in alles en allen is en iedereen wel in een onderdeel van de schepping gelooft.
Als je je eigen ziel verraadt door op de occult, atheïstische toer te gaan, raak je steeds verder in het slop. Je komt letterlijk om in de woestijn, waar de droogte of de hitte en de lucht of de stormen je vernietigen.
Door deze vijandschap tussen esoterie en exoterie, tussen het uiterlijke en het innerlijke, raken we eveneens verward in de yin- en de yang-uitdrukking.
De atheïst verhardt en verdroogt; hoevele occultisten en esoterici zijn niet keihard? Het onttrekken van de ziel aan je levenswijze of je denkrichting berooft je van de goddelijke yin: de goddelijke Moeder.
De goddelijke Moeder is het troostende, het gelovende, het zich overgevende en het verlossende principe.
Yang is het bewegende, het werkende, het denkende of het vaderlijke principe; een uiting die de esotericus en de occultist kenmerken, maar die de mysticus totaal anders opvat.
In alle occulte, en helaas vele esoterische leringen of groeperingen mist de goddelijke Moeder, die Pythagoras zo vereerde. Hij noemde haar de heilige Aarde en het levende Water.
De ziel is aan haar gelijk, want is de ziel niet een intuïtief, vrouwelijk principe?
Niemand gelooft in de Bron van alle Zijn, die niet dit vrouwelijke principe tevens in ere houdt; de mysticus doet dit spontaan, zodra hij "wandelt met God", een stadium dat onmogelijk intellectueel te begrijpen is, laat staan wetenschappelijk te bewijzen.
Hij die "wandelt met God" bezit een Kennis, een Gnosis, die niets te maken heeft met allerlei paranormale begaafdheden, met lichaamskracht of machtsuitdrukking.
Deze Kennis, die verborgen is, dus eigenlijk bogen kan op de naam occult of esoterisch, ontluikt in de eenvoudige, oprechte, maar vooral devote mens; een mens die God of de Bron erkent en volkomen in Zijn waarde laat.
Iemand die er niet aan denkt zichzelf te verhogen door allerlei semi-occulte wetenschappen, die niets anders zijn dan vergeten natuurlijke kennis; iemand die totaal geen behoefte heeft aan semi-occulte, zelfs semi-mystieke therapieën, omdat hij zich niet "verlaten noch gestoord" gevoeld, simpelweg omdat hij "wandelt met God".
Noch de exotericus, noch de esotericus, noch de occultist "wandelen met God" en begeren dit meestal ook niet.
Neen, de enkeling, hij die zich geen etiket heeft, noch dit nodig heeft, hij kan in de fase komen van het "wandelen met God".
Hij wordt daar noch materieel, noch intellectueel, noch lichamelijk beter van, hij wordt slechts innerlijk verlicht. Verlicht in beide betekenissen van het woord.
Hoe uit die "verlichting" zich?
Door de gave van de wijsheid, wellicht in het begin slechts gedeeltelijk, zich tonende in enkele facetten.
Een godloochenende occultist of een betweterige esotericus, of een materialistische exotericus, mist deze zichzelf onderwijzende wijsheid.
De wijsheid waarschuwt ons en verklaart ons mogelijk onbegrijpelijke zaken; de wijsheid kan ons verzachten maar ook ons innerlijk verlichten, wijsheid houdt ons dicht bij de Oerbron.
Die Oerbron is dan speurbaar in de eigen ziel en draagt ons; hieruit komen weer Hoop en Liefde en vooral die onsterfelijke, beheerste blijheid die de glimlach te voorschijn tovert.
Ooit een glimlachende occultist gezien, hij die geconcentreerd oefent om zijn z.g. verborgen krachten te ontplooien?
Men praat vaak over een "mysterieuze" glimlach die dus eigenlijk de mysticus kenmerkt.
De troost van de goddelijke Moeder die zich in de geur van de aarde en in de afkoeling van de regens verbergt, verdrijft onze verbetenheid, dat zich vastbijten in iets, in een taak, in een eerzuchtig streven.
Eerzucht geeft ons geen tijd voor de aangename, troostende, lieflijke ziele-momenten; spirituele eerzucht maakt ons tot verbeten occultisten, soms ook tot verbeten esoterici louter ons verhangend aan een leer, een intellectueel gegeven, een studie, een oefening.
Een therapie die de ziel wurgt.
Het principe van de goddelijke Moeder vinden we ook in de oneindigheid, de omarming van het Al, of allen.
Daar waar vernietigd wordt is Zij afwezig, ook daar waar we onze eigen ziel, dat restant goddelijkheid-in-ons vernietigen.
Zodra we ons losmaken van een uiterlijke religie, of een uiterlijke manifestatie van onze geloofsovertuiging wenden we ons, als we ons niet totaal afkeren, tot een innerlijke uiting; dan proberen we dus binnen te dringen in de esoterie, het innerlijke; dan zullen we ook snel het occultisme ontmoeten en al die paranormale, semi-geestelijke therapieën, die ons trachten dichter bij de Oerbron terug te brengen.
Wij gaan eigenlijk, na het afscheid van de exoterie, een niemandsland binnen, dat ligt tussen exoterie en esoterie, het uiterlijke en het innerlijke.
Hier begint de woestijn die het aangehaalde egyptische woord aanduidt. Uitslaggevend is onze motivatie; waarom namen we afscheid van de uiterlijke geloofsbetuigingen?
Waarom waagden we ons in het nu komende niemandsland en vooral waarop?
Indien er in ons een restant goddelijkheid levend aanwezig was, neemt dit de functie van de "kameel", het schip van de woestijn, over.
Dan bereiken we de Nijl, indien we dit restant Goddelijkheid, "Eros" volgens Plato, in ere houden.
Eros, dat restje der Goden, dat de chaos samenbindt.
Beschermen we deze "Eros" sterk genoeg?
Hechten we voldoende waarde aan zijn aanwezigheid?
Of worden we nu een losgeslagen wezen, iemand die in zichzelf eveneens gescheiden wordt?
Een persoonlijkheid en met een afgrond daartussen, een ziel, waarin Eros schreeuwt om hulp of aandacht.
Het individualisme viert heden hoogtij, nietwaar?
En zeer terecht.
Maar het occulte atheïsme is een overtuiging voor individualisten.
Hoe individueler we worden des te sneller grijpen we naar atheïsme, een atheïsme, wellicht in het gewaad, van therapie, belijdenis, studie of wat dan ook.
Gaat het niet zo met het woord "God"?
Oververzadigde en teleurgestelde kerkmensen kunnen die naam niet meer horen. Hierdoor stellen zij zichzelf aan het risico bloot dat verborgen krachten, die in jezelf kunnen worden ontsloten, veel aantrekkingskracht gaan bezitten.
Het "zelf" wordt belangrijk, God of goddelijke Moeder, een ander aanzicht van God, verdwijnen op de achtergrond.
Dan worden we rijp voor de semi-mystieke therapieën; de oosterse leringen, die maar al te dikwijls dit vrouwelijke principe hoger vereren dan het mannelijke principe, dat bij de Westerse mens in zijn geloofsbelijdenissen centraal stond.
Geloof en mystieke vervoering (zonder exaltatie) zijn uitingen van de ziel, die zich omvat gevoelt door het goddelijke Yin-principe.
Wellen bij deze ervaringen niet dikwijls de tranen naar de ogen (water) en voelen we ons daarna niet dikwijls zekerder (aarde) dan ooit, terwijl daarnaast natuurlijk het etherische element wordt ingezaaid: de goddelijke twijfel.
Dan twijfelen we aan alle andere ervaringen zonder deze ziele-vervoering; dan verkrijgen we die zekerheid die op onwetenschappelijk geloof stoelt
Kortom: na zoiets geloven we weer in God.
En geloven betekent hier: weten èn wijsheid; kennis èn overgave.
Niet voor niets baseert zich de Chinese filosofie nooit op de intellectuele waarneming, in hun anatomie zijn de hersens zelfs niet aanwezig.
Je kunt god loochenen met je hersens, maar dat is bla-bla, want de hersenen hebben God nooit gekend; als je God loochent in je ziel, in je hart, dan ben je er lelijk aan toe, dan ben je ontworteld; ook de goddelijke Moeder (de aarde - de zekerheid) heb je verlaten en dus word je dan een dwalende in de woestijn, op zoek naar het water-element (Nijl) van die goddelijke Moeder, die je echter nooit vinden zal indien je de goddelijke Vader, de ingeschapen Kennis of Gnosis, verloochent.
Het yang-principe gaat op zoek naar het yin-principe, maar ook omgekeerd. We varen op het yang-principe zodra we de uiterlijke spiritualiteit verlaten en dit yang-principe is pas goddelijk indien het zoekt naar het goddelijke yin-principe.
Dat niet ligt in paranormale, occulte, intellectuele overtuigingen, maar dat altijd te vinden is in de devotie, het geloof, het zichzelf overgeven aan de Oerbron; kortom: in het "klein" worden voor het restant goddelijkheid-in-jezelf of voor het Goddelijke buiten je.
Wij, als westerlingen spreken in symbolen, ons alfabeth, en we verklaren die als beeltenissen.
De oude wijzen en priesters spraken in beeltenissen en zochten hierna de symbolieken, de analogieën.
Wij denken, spreken en schrijven middelpuntzoekend; zij dachten, schreven en spraken middelpuntvliedend.
Hetgeen veel moeilijker, maar veel bevrijdender is en waarvoor je het intellect niet behoeft in te spannen, maar wel geprobeerd wordt om te werken met en via de ziel die alle analogieën kent.
Middelpuntvliedend zijn betekent: vanuit jezelf vlieden in het oneindige en het ongeziene.
Dit wordt dan geen therapie, maar een behoefte, een "wandelen met God" in de onbegrensde sferen van zijn Tehuis waaruit onze ziel eenmaal uitging.
Zou er dan voor deze ziel iets heerlijker en heiligender zijn dan deze ervaring?