418 - het pentakel van de mytische tweeling


(KERST 1980) 


We ontmoeten elkander hier als esoterische mensen en dat wil zeggen dat wij de Kerst zullen zien als een universeel gebeuren, dat begonnen is met de indaling van de Lichtzonen op aarde, en waarschijnlijk zal eindigen met hun terugkeer in hun oorspronkelijke sfeer. 

Met Kerst worden we er telkens aan herinnerd dat we gebonden zijn aan een rijk van licht en duister, van tegenstellingen, van kastijding en verheerlijking. 

Laten we het Kerstsentiment even buiten beschouwing, hoewel dat sommigen wellicht zal verdrieten, maar wij zijn esoterische mensen en die beseffen dat sentiment en emotioneel schuldgevoel niets te maken hebben met een universeel gebeuren. 

Universeel is: alomvattend, en alomvattend is: het oude Kerst-verhaal; er is niets nieuws in de Bijbel geschreven, alle gegevens werden samengeraapt uit de voor-christelijke overleveringen en de esoterische student zal dat weten. 

Maar een universeel gegeven is er niet voor niets; niet voor niets zijn bepaalde mythische gebeurtenissen onsterfelijk geworden en werden ze tenslotte verpersoonlijkt. Elke grote mensheidsleider werd een mythe, en vrijwel elke mythe heeft een historische kern. 

Mensen doen vreemde dingen om bevrediging, verlossing dan wel verlichting te vinden. 

Mensen willen b.v. met Kerstmis dat er iets VOOR hen wordt gedaan, maar negeren dat er iets DOOR hen moet worden gedaan. 

De meesten van ons houden van Kerst uit mystiek religieuze dan wel romantische gevoelens. 

Een sentiment dat niets te maken heeft met een universeel  gegeven, nl. dat van een Zoon van de Zon die op aarde komt. 

Zonen van de Zon kwamen en komen doorlopend op aarde, u en ik zijn er enigen van. 

Deze Zonen van de Zon worden doorlopend geconfronteerd met universele gegevens, die in hen lichtherinneringen moeten wekken, dan wel levend houden. 

Een Licht zonder kerstboom, een Licht zonder romantiek, een Licht zonder passieve overgave. Stilstaan bij een verdicht verhaal, waarin wij personen gaan aanbidden, is een onwaardige levenshouding voor een Zoon van de Zon, of een Wezen van de Zon. 

Onze menselijke, natuurlijke aard vraagt om natuurlijke bevrediging, inclusief romantiek en sentiment; Julfeesten, glitter en offeranden behoren bij de aarde-mensen die hun herinnering aan de godenzonen omzetten in onbegrip en aanbidding op afstand. 

Een Wezen van Licht herdenkt Licht - in gebed, in bezinning, en vooral in DAAD.   

LICHT WAREN WE, Licht moeten we WORDEN en Licht moeten we ZIJN.  

Licht aanbidden is slechts geoorloofd als we Licht ZIJN. 

Het gelijke eert het gelijke, alle anderen adoreren op afstand, zoals men koningen en gevreesde heersers aanbidt, met een bijsmaak van haat. 

Mensen, die gedwongen worden zich tot het Licht te keren, hoewel ze van oorsprong GEEN Licht zijn, mengen in hun adoratie een nuance van haat. 

Uit deze veelal bedekte aversie tegen het Licht, dat Lichtwezens oproept, komen de problemen voort; het wikken en wegen, de uitvluchten, de schijnmanœuvres en ook: de passieve adoratie met romantiek en sentiment om een schuldgevoel te sussen. 

In romantiek en glitter vergeet men de realiteit, vergeet men Licht te ZIJN, maar verbergt men zich in adoratie op afstand, inclusief de prettige gebruiken. 

In het oude Egypte werd de tabernakel van de openbare tempelruimte afgescheiden door een gordijn dat 5 zuilen verborg; bij de joden was dat hetzelfde; later bij de christenen werd dat vijfvoud, het pentagram of het pentakel, een mystiek gegeven, dat tenslotte kristalliseerde in de vijfpuntige ster boven de grot van Bethlehem. 

Die oorspronkelijke vijf zuilen waren een waarschuwing aan de godenzonen, "Let op, via de vijf bomen, die eeuwig groen zijn, ervaar je het Opperlicht."   

Elke afgedwaalde Lichtwezen zou dat begrijpen. 

Onze vijf zintuigen staan direct in binding met het restant Lichtwezen, dat nog in ons leeft.  Als we die zintuigen met een "gordijn bedekken" missen we het contact met het Heilige der Heiligen, als het gordijn opengetrokken wordt "zullen we waarlijk HOREN, VOELEN, ZIEN, PROEVEN en RUIKEN." 

Kerstmis vieren we meestal met een toegesloten gordijn, dat het Heilige der Heiligen aan de blik onttrekt. 

Het is totaal onbelangrijk wanneer we het zicht op dit Heilige der Heiligen vieren, want tenslotte is het Zonnewende-feest een natuurlijk feest, waaraan de afgedwaalde ziel een diepere betekenis kan geven, maar kan hij dat niet met alles?  

Alles in de natuur kan vergeleken worden met de afdaling van de ziel, met haar "gevecht" met Lucifer, die soms Satan, soms Pan, soms draak wordt genoemd, en die in alle verhalen over de grote Boodschappers verschijnt als de provocateur: bij Osiris, bij Dionysos, bij Boeddha, bij Jezus, bij Mithras. 

Elk verhaal over grote wijzen heeft dezelfde gegevens; de ene wijze is niet BETER dan de andere wijze, hij is slechts anders. 

Is elke Lichtzoon of afgevaardigde van het Licht niet een individu, een unicum?  

Wat zouden we redetwisten over hun historische existentie, als we niet eens beseffen dat HUN leven in werkelijkheid òns leven zou moeten zijn?  

Dat hun verzoekingen ook ONZE verzoekingen zijn, al zien we dat niet zo, "omdat het gordijn ons van het Heilige der Heiligen afsluit." 

Onze grote fout is vrijwel altijd dat we MENEN dat we geen recht op, of geen entree hebben tot dat Heilige der Heiligen, dat wij de "gemeente" vormen, die wachten moet totdat de bedienende priester het gordijn voor ons opentrekt, opdat we hopelijk een vluchtige blik op dat Heilige der Heiligen kunnen slaan. 

Wij zijn passief en wachten ...... 

Wachten waarop?   

Tot HET gebeurt.  

O ja? Waardoor dan? Door iemand of iets BUITEN ons? 

Waarom nemen we genoegen met symbolen, met mythen, met verhalen, terwijl in al die legenden niets anders wordt gezegd dan: Mens, leef het Evangelie. 

Evangelie is een ander woord voor: DE schrift.   

En DE schrift is niet uitsluitend de Bijbel, maar DE schrift is van oudsher de overlevering, de oproep tot de godenmensen die HER-kennen kunnen. 

Als we stilstaan bij de historie, bij de mythe, bij de symbolen, zijn we passieve aanbidders, maar GEEN volgelingen van het Licht. 

We zullen geen van allen lang behoeven na te denken om enkele praktijkvoorbeelden van de Lichtnavolging op te noemen: naastenliefde, reinheid, oprechtheid, Godvrezendheid, standvastigheid tegenover de provocatie of de wereld van licht en duister. Bij alle wijzen, in Oost en West vind je hetzelfde. 

Zij namen, logischerwijze, de idee van elkander over, dan spraken zij, ook logerscherwijze, dezelfde woorden. 

Hoe zou het anders kunnen met mensen, of mythische figuren, die allen één oorsprong kennen en tot één oorsprong wensen terug te keren. 

Alle wijzen verwierpen bloedofferanden. 

Alle wijzen eerden het levende. 

Alle wijzen kwamen voort uit de maagdelijke Materia Mater, Maria, Isis, en hoe de reine Materia meer mag heten.  

Elk volk, elk ras, zelfs elke stam heeft zijn eigen benaming, en allen bedoelden hetzelfde. Een ziel, gekomen uit het Licht, herkent het Licht, onverschillig welke naam een mens daaraan gegeven heeft. 

Licht herkent Licht, Licht is actief, NIET passief. 

Passief is dat wat wacht: de materia mater; totdat het uit zichzelf voortbrengt. 

Wel, materia mater bezitten we kwa onze afkomst. 

Die materia mater irriteert onze provocateur en dat is goed: hij zet aan tot actie. Hij DOET voortbrengen, en in deze zin kunnen we zeggen: dank zij de provocatie, de afwisseling tussen kwaad en goed, worden we gedrongen tot voortbrengen.  

En als we voortbrengen hetgeen IN ons is, lichtten onze vijf zintuigen als een bewijs van de wedergeboorte van de GODENZOON die was, en die wedergekomen is. 

Voelt, hoort, ruikt, proeft en ziet een wedergeborene of een herboren Goden-ziel niet ANDERS, dan zij voor wie het Heilige der Heiligen gesloten blijft, en die slechts wachten op een wonder?   

Wachten op een wonder, of het zien van een wonder door anderen verricht, is heel iets anders dan een wonder ERVAREN.  

Voor hen die de z.g. wonderen doen, zijn het geen wonderen, maar normale gebeurtenissen, alleen de onwetenden zien het normale als een wonder. 

Een waarlijke priester is vertrouwd met het Heilige der Heiligen, de gemeente wacht totdat hij het onthult. 

Zodra men dit Heilige der Heiligen bij zichzelf onthult, ziet men iets vertrouwds, iets waarin men gelooft, waarop men bouwt, iets dat men gekend heeft en opnieuw beleeft. 

Het wonder ligt slechts hierin, dat men de mogelijkheden ontving om dit vergeten geraakte Heilige der Heiligen te herontdekken. 

Dat die vijf zuilen, die vijf eeuwig groene bomen van de innerlijke zintuigen nog arbeiden kunnen, na al die misleiding, na al die valse romantiek en die verstikkende schuldgevoelens. 

Laten we niet langer zijn als kinderen die met open mond een schoon verhaaltje horen, een kerstverhaaltje, maar laten we toch eindelijk worden als volwassenen die het LICHT LEVEN. 

Er is nog zo ontzettend veel te doen voordat ons laatste verdichtsel, voordat onze laatste bedekking, voordat de laatste schijnmanœuvre is opgeruimd, en we duidelijk, met innerlijke zintuigen, kunnen waarnemen. 

Elk kerstfeest is een provocatie, confrontatie met wat we NOG NIET hebben gedaan. Niemand doet kwaad met kerstliederen zingen, MITS we niet vergeten. 

En tot nog toe hebben we vergeten, nietwaar?   

Of willen we vergeten, vergeten dat we de provocateur moeten tegentreden, vergeten dat niet de priester, maar WIJZELF, in de kwaliteit van Wezen van de Zon, het gordijn voor het Heilige der Heiligen moeten wegtrekken.  

Wachten is gemakkelijker, de verantwoording op een ander gooien is nog veel gemakkelijker, en zich achter de omstandigheden verschuilen is ronduit gezegd: laf. 

Een Lichtgeboorte-herdenking in deze wereldpoel vol ellende is een provocatie en een beschuldiging aan het adres van de Licht-bewaarders, aan u en mij. 

Durven we met deze overtuiging weg te zwemmen in sentiment, in romantiek, in glimlachende liefdadigheid? 

De provocateur glimlacht, omdat hij ons tot nu toe op de knieën kreeg, misleidde met schone beloften, inspeelde op onze begeerten, onze erzucht, onze gemakzucht. 

Hier gaat ons levensverhaal, in tegenstelling tot de legendarische voorbeelden, een verkeerde richting op. 

We komen zo graag aandragen met allerlei excuses, maar hadden de legendarische voorbeelden het gemakkelijker dan wij? 

Ooit gelezen dan wel gehoord van een mythische, dan wel z.g. historische Zoon van de Zon die GEEN tegenstand kende? 

Een Chrestosfiguur, of een andere mythische figuur, ofwel een legendarisch voorbeeld, dan wel een Lichtgeborene wekt de provocateur op vanaf zijn geboorte. 

Iemand, die de moeite waard is krijgt aandacht, heeft tegenstanders, heeft felle agerenden; kent verleidingen, omstandigheden die hem tot een kwelling zouden kunnen worden, maar de andere zijde is: zulk een Lichtgeborene overwint hen alle, bij voorbaat. 

Is het eigenlijk niet lachwekkend en tegelijkertijd tragisch dat we - NU - in deze Kersttijd, zulk een Lichtgeborene herdenken, een Lichtgeborene die, bij voorbaat, elke provocatie overwint? 

Herdenken we eigenlijk - in waarheid - niet degene die allang - in ons - gestorven is? 

Die we nog slechts symbolisch beschouwen? Waarover we kunnen praten, discussiëren, oreren en zelfs strijden?  

Welke Lichtgeborene heeft ooit gezegd: "Ik kan niet Heer, want ....." en wendde zich dan af van zijn opdracht?  

Welke Lichtgeborene heeft ooit geloofd in de woorden: IK KAN NIET .....

Zou hij daarmee niet zijn ongeloof demonstreren en tevens zijn afkomst verraden? Zijn wij verraders van onze afkomst?   

Denken wij heimelijk: Och, dat wordt ons toch niet aangerekend, want God is Liefde, er is vergeving, en ik ben maar een mens? 

Wie fluisterde ons deze - voor Lichtverraders historische geworden woorden - in?   

Zolang wij de provocateur genoegen doen zal in ons dat heimwee naar God, naar de geest, naar een hoogstaand leven, dan wel naar een waarachtig mens-zijn, inclusief een lichtende ziel, blijven pijnigen. Wee ons als ook die pijniging ophoudt. 

Met Kerst willen we niet meer gepijnigd worden, geen nacht, geen eenzaamheid, geen kilte. 

Nee! 

Kaarslicht, gezang, warmte, vriendelijke mensen, kortom, omstandigheden die ons doen vergeten, vergeten wie we zijn, waar we vandaan komen, vergeten dat - diep in ons - het verraad aan het Licht ons kwelt. 

Dat kwelt ons toch? Of niet? Zijn we verveeld?  

Hebben we er langzamerhand genoeg van?   

Willen we eindelijk rust hebben?  

Is het ons onverschillig dat eeuwenlange manœuvres, misleidingen, verdichtsels de werkelijke provocateur hebben ontkracht?  

De provocateur die opstaat als er een ziel de hoogten wil bestijgen?  

De provocateur die wakker wordt als een ziel de gewenning verbreekt, haar heimwee ten hemel schreit, en haar overwinnings-geweld tentoonspreidt?  

Kortom, als de DERTIENDE, het rijk van de twaalven opbreekt?  

Dat brengt ongeluk, schreeuwen de twaalven, dat verbreekt ONZE orde, onze macht, onze opzet. 

Welke Lichtgeborene, die zich aan deze ordening der twaalven gevangen gaf, zal daardoor verschrikt geraken, en zelfs zijn plan tot verbreking van hun macht, opgeven?   

En de meest intelligente onder hen geeft een maretak, een tak van de maan, een spooktak, aan de blinde Hödur, aan de blinde massa, aan een blindemanskracht, om deze Lichtstraal, deze afgevaardigde van de Zon, te vellen. Dat is mythe en geschiedenis, Lichtzoongeschiedenis, het levensverhaal van uw en mijn ziel, een levensverhaal dat elke keer opnieuw, dag na dag wordt herhaald. 

Wordt NU werkelijk een Lichtgeborene, een onoverwinnelijke, de DIAMANT, geboren?   

Staat ADAMAS, de Kerstgeborene, nu werkelijk op uit Adam, hij die uit leem werd geschapen?   

God geve dat voor ons weldra niet, onder een stervende boom, opgetut met electrisch licht, een stenen beeldje ligt, maar dat wij onder de Levensboom, daar waar onze Heer in- en uitgaat in ONS Paradijs de wedergeboorte vieren van een ADAMAS-CHRESTOS, of een Osiris, of een Dionysos, een Orpheus, een Boeddha, d.w.z. DE Verlichte. 

Moge onze boom levend zijn, moge ons Christoskind levend zijn, moge DE Verlichte-in-ons lichten. 

Dat kan - NU - door eenvoudig de eerste voorwaarden tot het Godengeborene te zijn te praktizeren: 

vanuit de eerste zuil: God zien; 

vanuit de tweede zuil: de opdracht horen; 

vanuit de derde zuil: God ervaren; 

vanuit de vierde zuil: de Godengeur in- en uitademen; 

vanuit de vijfde zuil: de geest proeven en verwerken. 

In zulk een zuilenpentagram zullen wij staan als geheelden, heiligen, en ook als gelukkigen, zij, die het geluk omdragen in hun hart en de Diepe Vrede genieten. 

Diepe Vrede genieten is altijd Kerstmis vieren. 

In jezelf, met het Licht, en ook met je naaste. 

En zij die deze Vrede kennen zullen zingen, in hun hart, in hun ziel, en hun innerlijke lied zal de provocateur doen verstommen, en hem op de knieën dwingen, "want ziet, Ik heb U Kracht gegeven uit den Vader, die ook Uw Vader is."   

Wanneer we samen deze Vader kennen, zouden we dat dan niet voortdurend, onverschillig op elk tijdstip, kunnen vieren.   

Uw feest zij heilig, uw hart zij boordevol vreugde, en uw ziel zij vol vrede.  

Moge het Kerstfeest in ons zijn !

1970 - 2024, copyright Henk en Mia Leene