"Ledige aren dragen hun kop hoog."
"Het is de diepe onwetendheid die het dogmatisme inspireert."
Er zijn meer mensen die ervan overtuigd zijn dat ze iets weten, dan mensen die beseffen dat ze niets weten.
Niets weten is een schande; iedereen wil tonen dat hij iets weet, waardoor hij begint te praten, om niet te zeggen "te zwetsen", vergetende dat de wetende mens eerder zwijgt dan spreek.
Het bekennen van de eigen onwetendheid is slechts eenmaal een wellicht pijnlijke zaak; maar zijn onwetendheid verbergen is een kwestie van een voortdurende belachelijkheid.
Waarom is de mens, onverschillig of hij zich esotericus dan wel materialist noemt, er altijd op uit zichzelf meer te doen schijnen dan hij is?
We zijn dikwijls zo ijverig bezig met onszelf met etiketten te beplakken, dat we nauwelijks bemerken hoe lachwekkend we worden in die opsmuk.
De onwetenden sieren zichzelf met de uitspraken van anderen, om de eigen ledigheid te verbergen.
Maar één ding kan de onwetende goed en dat is: oordelen.
De wetende oordeelt nauwelijks of geheel niet, de onwetende vult zijn dagen met allerlei oordelen, waardoor hij zichzelf onbewust veroordeelt. Logischerwijze oordeelt iedereen met zijn eigen maatstaf, waarbij het opvallend is dat de onwetende mens nauwelijks tot enige tolerantie of vergiffenis in staat is.
Onder esoterici en ook onder kerkmensen is het gebruikelijk te zeggen: "Wij zijn op de goede weg, of: wij kennen de waarheid." Dat sluit meteen degenen uit die niet dezelfde leer of kerk aanhangen.
Het is de arrogantie van de onwetende, die door een dogma, de vrucht van onwetendheid, geïnspireerd wordt.
Onze onwetendheid oordeelt over ons, ook onder de esoterici.
En als we over "onwetendheid" spreken, dan menen we: de afwezigheid van bewust-"zijn" ten opzichte van een universele, in en om ons aanwezige Kennis.
Ons bewuste zijn is afhankelijk van ons innerlijke geheugen, een ziele-herinnering, een weten dat ons nooit verlaat.
Via die herinnering kunnen we veranderingen aanbrengen, hernieuwen, totaal opnieuw beginnen, maar er blijft ALTIJD een onaantastbare basis.
Een mens met ziele-herinneringen kent geen ledigheid, in de betekenis van innerlijke holheid.
Onze onwetendheid is altijd ten dele, want elke ziel heeft iets geleerd, draagt zijn litteken, en elk litteken betekent kennis.
Als twee mensen dezelfde ervaringen opdoen, nemen zij elkander waar, staan elkander bij, maar oordelen nooit.
Neen, degene die deze ervaring niet kent, oordeelt meteen.
Een wetende mens, dat is de tragiek, kan zich nooit tegen de onwetende verdedigen, zo hij dat zou willen, want hij mist bij hen een contactpunt.
Een esoterisch georiënteerd mens praat bij een materieel georiënteerd mens, tegen dovemansoren, nietwaar?
Een groot deel van ons leven wordt in beslag genomen door foutieve beoordelingen en/of het zich verdedigen tegen of aandacht schenken aan zulke oordelen.
We doen onszelf veel leed aan door een oordeel van een onwetende als belediging te gevoelen.
Waarom zijn we beledigd?
Waarom spuwen we vuur als men zou veronderstellen dat we "onwetend" zijn in bepaalde opzichten?
Menen we soms dat we dan niet spiritueel, geen esotericus zouden zijn?
De grootste wijze kan zijn onwijsheid met een glimlach erkennen, maar de onwijze draagt zijn ledige hoofd hoog, net zoals sommige esoterici, spiritualisten met geheven hoofd de z.g. onwetenden negeren. Een leer moet, volgens hen, doorspekt zijn met wetenschappelijke termen, ingewikkelde zinnen en occulte uitdrukkingen om werkelijk waardevol te zijn.
Slechts zulk een leer kunnen zij aanhangen.
Beter gezegd: slechts met zulk een leer kan men zichzelf een schijn van kennis geven.
Wel, een esotericus en een spiritualist behoren eigenlijk totaal geen leer aan te hangen, maar te GETUIGEN, in daden, dat zij esotericus, dan wel spiritualist zijn.
Kennis drukt zich uit in daden; de "handel en de wandel" behoren bij elkaar, nietwaar?
Wij worden beheerst door emoties, vernietigende emoties, die uit onwetendheid stammen; opbouwende emoties die uit kennis, of "weten" komen. De meest vruchtbare emoties zijn wel die, die opkomen uit een aanraking van het Al. B.v. als je in een flits de grootsheid van het Al ervaart en daardoor ontroerd bent, als je in een flits de eeuwigheidstrilling van een muziekstuk ondergaat en daardoor getroffen wordt.
Dat zijn opbouwende, ziel en organisme zegenende emoties.
Een onwetend mens wordt gekenmerkt door weinig van zulke emoties; de innerlijke sleutel ontbreekt.
En natuurlijk is het irriterend dat deze kennis niet kan worden aangeleerd. Dat niemand door enige aangeleerde kennis ontroerd kan worden, hij bevredigt slechts ons intellect, en soms ondersteunt hij onze arrogantie der onwetendheid.
Iets willen zijn, is de wens van de onwetende.
De wetende IS iemand.
Dat iets willen zijn, zien we duidelijk ook onder esoterici, een teken dat hun spiritualiteit bestaat uit etiketten.
Als we onze angst-emoties bekijken, dan bemerken we dat we meestal angst hebben voor de dingen die we KENNEN, zelfs onbewust kennen. Iemand, die angst heeft voor de dood, put die emotie uit een herinnering, hetzij aan het sterven, hetzij aan een ervaring in een leven na dit leven.
De "bekende angst voor het onbekende" bestaat niet.
Dat wat je NIET kent, zegt je niets.
Dat wat je NIET mist, begeer je niet.
Als ik angst voor iets heb, dan heb ik een gehele of gedeeltelijke emotie ondergaan, die mij waarschuwt, mij aan iets herinnert.
Soms hebben we angst omdat we vrezen een "slecht figuur" te slaan, hetgeen slechts een nerveuze angst kan zijn, de z.g. faalangst.
Faalangst komt uit onwetendheid omtrent onszelf, en überhaupt uit een gebrek aan Kennis.
Het wemelt onder de z.g. spiritualisten en esoterici van mensen die faalangst hebben. Het product van dogma's. Een spiritualist, fundeert zich in zijn innerlijke kennis, en hij beseft dit.
Een mysticus weet dat.
Een mysticus weet dat zijn ziele-kennis hem nooit in de steek laat en hij herkent direct degenen die deze niet bezitten.
Daarom glimlacht hij om het oordeel der onwetenden.
Er heerst momenteel een soort verveelde vermoeidheid tegenover de z.g. spiritualiteit; in alle kringen komt men die tegen.
Het is alsof men dreigt te verdrinken in de esoterische terminologie terwijl het houvast van de stevige spirituele oever afwezig blijft.
Een wetende mens staat op vaste grond, maar hij bezit tevens de beweeglijkheid om van eiland naar eiland te springen indien de nood dit eist.
Een zelfzekere onwetende staat ook op vaste bodem, maar gaat met die bodem onder en beseft zelfs niet dat zijn grond afbrokkelt.
Dat is nu typisch de signatuur van dogmatische esoterici, van dogmatici in 't algemeen, dat zij blind en doof blijven voor het sterven van hun schijnbare waarden.
Dogma's zijn namelijk uit sterfelijke stof gemaakt, innerlijke kennis is onsterfelijk.
Zoals de ziele-herinnering onsterfelijk is, slechts gedaanteverwisselingen ondergaat.
Is dat niet de universele, ingeschapen wet in heel de kosmos?
Niets wordt vernietigd, alles ondergaat slechts een gedaanteverwisseling.
Zo leert en rijpt de ziel eveneens uit gedaanteverwisselingen en neemt daar deel aan, maar het ene essentiële blijft aanwezig, alles speelt zich daar omheen af. Het is als "hara", het gulden midden; het is als de "kern", die onsterfelijk en goddelijk is.
De onwetende heeft geen besef van zulk een kern, noch de dogmaticus, of de schijn-spiritualist.
Het bewust beseffen van die onaantastbare kern schenkt eeuwigheids-ervaringen, ziele-herinneringen, kennis.
Men zoekt dan van binnenuit, nooit van buitenaf. Men verandert zich van binnenuit, nooit worden etiketten gezocht.
Men kent zijn eigen onwetendheid en schaamt zich er niet voor, integendeel: het is een aanleiding om te Z0EKEN. Een esotericus ontdekt doorlopend nieuwe dingen, hij ont-wikkelt zich.
En die ont-wikkeling verandert zijn zintuigen, daardoor ontdekt hij steeds nieuwe aspecten, dingen die hem vreugde schenken.
Tot aan onze dood toe, en zelfs daarna, zullen wij nieuwe dingen kunnen vinden die ons rijper maken.
Slechts de pronkzieke, hoogmoedige, onwetende wenst die onwetendheid niet af te leggen, omdat dit afleggen betekent dat hij eerst zijn onwetendheid moet erkennen.
Is het accepteren van een situatie niet altijd voorwaarde om er iets aan te doen?
Waarom accepteert het overgrote deel der mensen zichzelf niet?
Het zichzelf opjagen naar een geflatteerde voorstelling van zichzelf, is de reden voor allerlei emotionele debâcles, in die z.g. esoterie. dat weten we immers?
Het ergste is als de z.g. leiders deze voorstelling nog aandikken en zo de mens emotioneel doet ontsporen, zonder dat deze tot een innerlijke spiritualiteit komt.
Dat kan alleen maar gebeuren als de betrokkene onwetend is, en dat zijn zij vrijwel allemaal, anders zou dit niet zo vaak gebeuren.
Spiritualiteit heeft niets te maken met arriveer-drift, noch met die vernietigende concurrentie-drift; spiritualiteit heeft slechts iets te maken met ZIJN. BEWUST - ZIJN.
En bewust-zijn is afhankelijk van innerlijk weten.
Als we zeggen: "Dat deed ik ON-bewust", betekent dat, dat we hier onwetend waren, tijd dus om ons te oriënteren.
Elkeen die nu zou zeggen: "Ja, maar je kunt niet alles weten", bewijst dat hij dit weten associeert met boekenkennis, vergaren zonder ophouden, totdat je erin stikt.
Ons geheugen gaart kennis vanaf ons eerste zijn op aarde, is het er ooit in gestikt?
Neen, want dat geheugen inspireert ons tot verandering, omzetting, het vergaart niet, het verwerkt.
Dat is in de spirituele oriÎntatie precies zo: de ziel neemt, verwerkt, zet om; zou zij dit niet doen, dan zou ze zichzelf verstikken.
Al onze klachten, onze teleurstellingen, onze vermoeide verveeldheid komen uit onwetendheid voort.
En uit deze onwetendheid pakken we de dingen verkeerd aan: lijden we aan verzamelwoede, ook in de esoterie en pronken we met etiketten en aangeleerde kennis.
De volle aar buigt zijn kopje uit deemoed, de bedrukte aar valt om.
Een ieder krijgt altijd net datgene te dragen dat hij aan kan, ook in kennis. Daarom, weet de wijze dat hij nooit TE veel weet, dat hij altijd nog veel te leren heeft en daarom blijft hij deemoedig.
Wij begrijpen in de mate wij omzetten.
Ook in de spiritualiteit.
En we zetten om hetgeen bij ons past, we zijn gevoelig voor hetgeen bij ons behoort, al het andere laten we liggen. En we kunnen slechts bewust ZIJN via hetgeen we omgezet hebben.
Daaruit getuigen we, daaruit spreken we met bezieling, dat kunnen we doorgeven, onverschillig hoe.
Binnen deze omgezette stof oordelen we niet, maar tonen begrip.
Veronderstellingen zijn immers ook voorzichtige oordelen?
Zulke veronderstellingen belasten ons, beletten ons open en vrij te begrijpen, op te nemen en om te zetten.
Veronderstellingen kunnen onwetendheid veroorzaken, want elk vooroordeel kan ons terughouden van ervaringen.
Ook hier is de onwetendheid schuld, een onnodige onwetendheid. Zouden we onszelf de kans geven om ons te ont-wikkelen, dan zouden we reeds meer weten dan in dit moment.
Tot nu toe doen we niets anders dan onszelf inwikkelen, en de onwetendheid blijft, we bedekken haar slechts tot ons nadeel.
Een plotselinge kosmische aanraking, dus een diepe ziele-ontroering, ont-wikkelt ons.
Ooit bemerkt dat we in zulk een moment plotseling - als in een opeenvolging - allerlei bijverschijnselen ontdekken?
Het lijkt of er een ogenblik een voorhang wordt weggetrokken.
De ene ontdekking ontsteekt zich aan de andere, het is als een opeenvolging van explosietjes, die ons innerlijk verlichten.
En je wordt er niet moe van, zoals bij een ingewikkeld intellectueel probleem. Integendeel, het verruimt en verrijkt.
Elke esotericus moet vele van zulke momenten kennen, als hij bezig is met kosmische, spirituele, esoterische onderwerpen.
Blijven die innerlijke explosietjes uit, dan is hij aan het in-wikkelen en niet aan het ont-wikkelen.
In-wikkelen geeft later het gevoel van onbeweegrlijkheid, net als bij een mummie. Je kunt je geestelijk niet meer bewegen, je bent moe, niet meer elastisch, zelfs je emoties zijn uitgedoofd.
Het ontstekkingsapparaat is kapot.
De overspringende vlam ontbreekt.
De bougie, de geestelijke bougie, is vuil, vet, bedekt met een dikke laag onnutte ballast.
De onwetende mist eveneens zulk een ontstekingsapparaat, met dit verschil, het is schoon, maar ongebruikt, hij kent het gebruik ervan niet, en slechts een intense energie, vaak eerst van buiten komend, kan hem het besef van die eigen innerlijke bougie doen beseffen.
Daarom hangen onwetenden aan autoriteiten.
Zij hebben een vreemde aansteker nodig, zodat ze het gevoel hebben toch te branden.
Alleen is dat inductie, geen zelfonsteking, en inductie is tijdelijk.
De bedoeling van de esoterie is altijd dat de mens zijn zelfontsteker ontdekt èn gebruikt. Niet dat hij zichzelf deze ontneemt door in-wikkelen.
Esoterie is geen dogma, geen leer, maar een aanwezigheid achter de exoterie, esoterie IS. Een esotericus IS, hij weet bewust te ZIJN.
Hij kent bewust zijn weten en zijn onwetendheid, daarom is hij beweeglijk, zet om, brengt voort.
Hij brengt BEWUSTE daden voort, zijn handelen bestaat uit bewegingen, zijn levenshoudingen, zijn instelling, de hand is de uiting van onze emotie en zijn "wandel" is zijn oriëntering, zijn levensrichting, zijn doel en de voet vertelt van onze rede, van ons bewuste-ZIJN. Handen zijn voor afweer, voor aanraken; voeten zijn om uitdrukking te geven aan onze oriëntatie, ons ZIJN en ons GAAN.
Handel en wandel, handen en voeten vertellen wie we zijn.
Ook de bewegingen die we maken, zoals b.v. bij slapen, zitten, gaan en staan.
Planten, mineralen en dieren hebben een signatuur, zoals de signatuurleer ons vertelt. Waarom zouden de mensen geen signatuur hebben?
Onze onwetendheid negeert deze en dan maken we onszelf belachelijk, soms zelfs meelijwekkend.
De esotericus is degene die zijn onwetendheid langzaam naar zeker opheft door ont-wikkeling, via de kosmische signalen, de etherische kenmerken. NIET via leerstelligheden, wel via getuigenissen.
Een getuigenis is altijd de vrucht van een levende ziel, een voortbrengsel van een ervaring.
De wetende getuigt; de onwetende citeert.
Het is beter van weinig te getuigen, dan veel te citeren.
En deze wetenschap vergezelt de esotericus, die een bewust ZIJN demonstreert.
We weten toch allemaal dat esoterie alleen maar iets te maken heeft met ZIJN en niets met aangeleerdheid?
Elke waarachtige filo-soof is een esotericus, en zij allen kunnen we onderbrengen bij allerlei etiketten, maar die zijn slechts schijn, een uiterlijk versiersel.
Hun bewust ZIJN is hun wezenlijke aard.
Daarom, nogmaals, er zijn GEEN leerstelligheden die de spiritualiteit, de esoterie, de rozekruiserij, de theosofie en wat dies meer zij bevatten, zowel de ene als de andere drukt zich uit in het ZIJN.
Zoals DE weg zich uitdrukt in een ZIJN.
Onwetenden leren graag over DE weg, wetenden WORDEN de weg, zij ont-wikkelen die weg in zichzelf.
Ons organisme vertelt ons hetzelfde: het verzet zich tegen een vergaringsdrift, en het floreert bij een ont-wikkelen.
Onze hersenen vormen een computer die het evenwicht tussen irrationalisme en rationalisme in de hand houden; rechts is op yin ingesteld, links op yang, heel normaal, biologisch en geestelijk harmonisch.
Onwetendheid brengt ons tot misbruik van die computer, zoals we uit dezelfde onwetendheid ons andere organisme misbruiken.
Onwetendheid, staat er in het Boek Henoch, is de "zonde" waarom God de mensen strafte.
Het is de grootste zonde, een misdrijf tegenover de ziel, die WEET.
Niemand behoeft onwetend te zijn, allen weten we iets, ziele-herinneringen vergezellen ons.
Wie heeft ons dermate vergiftigd, dat we het in-wikkelen en intellectuele ballast belangrijker vinden, dan het ont-wikkelen van een ziele-weten?
Welke opgeblazen onwetenden, inclusief wijzelf, hebben ons gemanipuleerd?
En manipuleren ons misschien nog?
Via hun woorden, hun geschriften, die geen getuigenissen zijn, maar uitingen van een verzamelwoede?
Iemand, die zich ontwikkelt heeft heel weinig signalen nodig, maar wel de juiste. Zoals men slechts een enkel woord nodig heeft om te ont-vlammen, terwijl andere hele reeksen van zinnen opslaan en er in henzelf nog niets wezenlijks gebeurt.
Een zich ont-wikkelende ziel kan uit vele woorden juist dat ene, die ontvlammende, oppikken, en de rest laat hij vallen.
Beklaag je dus nooit over dat "je alles vergeet", indien de mens bewust IS, vergeet hij slechts datgene dat ballast is, wat hij nodig heeft voor de zelfontsteking pakt hij op. En dat is genoeg.
Het is nooit nodig meer dan genoeg te hebben, nietwaar?
Al tekent deze overdaad wel onze tijd, en dus de ledigheid van onze tijd.
Een onwetend mens kan zich blijven vullen en blijft onwetend, hij verzamelt en bedekt zich en toch blijft hij ledig, en als hij dat zo voelt, dan is dat zijn geluk, er blijft hem niets over dan: een ogenblik ophouden met zich vullen, rustig, in harmonie met zichzelf, d.w.z. in zelf-acceptatie zichzelf ontvankelijk maken, ontspannen, uitrusten.
En dan kan dat flitsende moment komen, waarop hij ONT-stoken wordt, er valt iets van hem af, zodat zijn bougie bloot komt en dan zal hij weten, dat NIET weten meer is dan intellectuele ballast, want weten NIET te weten, is de voortdurende ontsteker voor de ont-wikkeling.