412 - de heilige ordening

"In de goede mens is een god." 

Seneca. 


Indien in de goede mens een God woont, dan volgt deze mens een orde en verafschuwt hij wanorde. 

Orde is momenteel een antipathiek woord geworden, want orde zou onvrijheid betekenen.  

Is er in de natuur wanorde, groeit niet alles naar een bepaalde richtlijn?   

Elke schepping heeft zijn eigen wet, die hij nooit kan verwaarlozen zonder zichzelf te verliezen. Als je jezelf verliest, moet je overgaan in een andere schepping, opnieuw gerangschikt naar zijn eigen orde. Gedachten, die niet geordend zijn, zijn doelloos, bereiken daardoor geen kracht. 

Elke kracht is een culminatie van een bepaalde orde waarin alles zijn eigen plaats heeft. 

Zij, die menen een onwaardige of lage plaats te hebben, protesteren tegen de orde, maar wat de mens orde noemt is meestal conventie. Conventie zijn regels in het maatschappelijke verkeer, die noodzakelijk bleken, omdat de mens zijn ingeschapen orde had verloren. 

Heeft hij daarmede niet bewezen zijn innerlijke God, de grote Architect, tevens te hebben verloren?   

Zelfs de duivel kent zijn orde, anders zou hij geen kracht hebben.    

Als de orde mij drukt zijn zijn regels mij onsympathiek, en daarvoor kunnen twee oorzaken zijn: 

ofwel het is de conventie die mij tegenstaat; 

ofwel ik behoor tot een andere orde, die overeenstemt met de voor mij ingeschapen regels. 

Tot een andere orde behoren is andere regels volgen, die nimmer verloochend kunnen worden. In de religie wordt de mens meestal een orde opgelegd: op een bepaalde tijd bidden, mediteren, ter kerke gaan of anderszins. 

Zou de ziel, die oorspronkelijk religieus was, d.w.z. verbonden was met de geestelijke orde, dan geen orde kennen?  

Hebt u wel eens bemerkt hoe moeilijk de ziel zich uitdrukt via onordelijke gedachten of gevoelens?  

De gezegende of heilige orde is de procesmatige verdeling in schepselen, zielen, alle dingen die zijn geschapen.  

Alles heeft zijn wet: de natuur en de geest. 

Het natuurlijke moet zich onder haar wet stellen, wil het vrucht dragen, het geestelijke evenzo. 

Waarom protesteren wij tegen orde? 

Tegen de rangschikking van het natuurlijke of geestelijke? 

Verliest de spontaniteit haar kracht, zodra zij binnen een geestelijke of natuurlijke orde valt? 

Spontaniteit is de uiting van een innerlijke ordening, waarin natuur en geest samenwerken. Zoals elke kleur, elke klank en elke vorm gerangschikt zijn, waardoor de meest edele trilling het dichtste bij de geestelijke trilling komt, zo is elk mens ondergeschikt aan een orde, die hem kan transmuteren in een bemiddelend dan wel geestelijk schepsel. 

Wil de kleur rood zich spiritualiseren dan moet zij zich vermengen met geel dan wel blauw. Wil een materieel, energiek, daadkrachtig mens zich spiritualiseren, dan moet hij zich vermengen met iets dat immaterieel is. 

Iedereen weet dat iedere mens gevoelig is voor bepaalde klanken, kleuren, vormen of een woord. 

Deze gevoeligheid kan men nooit generaliseren, omdat iedere mens zijn eigen wet of zijn eigen kleur bezit, en hij zich dus het gemakkelijkste mengt met de kleur, die het dichtste bij hem ligt, of het woord dat hij begrijpt.  

Is begrijpen anders dan accepteren hetgeen enigszins in overeenstemming is met onszelf? Is het niet moeilijk iets te begrijpen dat ons antipathiek is, dat volkomen buiten onze gedachtengang staat, d.w.z. niet binnen onze eigen ingeschapen orde ligt?   

Het is de mens helaas eigen datgene te willen bereiken of bezitten dat hij zelf niet kent, omdat hij meent dat het ongekende beter zou zijn dan het bekende.   

Een teken van innerlijke armoede, ofwel van zelfvervreemding.    

Wij hebben een hekel aan de geestelijke groei die een geestelijke orde volgt, want wij willen sneller vooruitkomen dan het geestelijke groeiproces bepaalt. Wij willen ingrijpen in een geestelijke orde, zoals we reeds eeuwenlang ingrijpen in een natuurlijke orde. 

Zowel de natuurlijke als de geestelijke orde bepalen dat er zijn:

1. Het lichaam - het laagst geplaatste schepsel,  

2. De ziel - het schepsel dat transmutatie-mogelijkheden bezit, 

3. De geest - die uit geest bestaat en aldus totaal aan geestelijke orde is gebonden.

Het lichaam accepteert zijn orde door middel van zijn organisme, er is geen groter orde dan binnen onze cellen (indien er geen organisch anarchisme is, hetgeen uitsluitend mogelijk zal zijn indien de leider van deze lichamelijke ordening te zwak bleek). 

Als het lichaam wanordelijk wordt, is de mens ziek. 

Waardoor wordt hij ziek? 

Doordat iets zijn eigen orde verlaat en dat kan beginnen in het gevoel of/en in het denken. Door ordelijk denken komen we altijd tot een oplossing, nietwaar?  Door ordelijk gevoelen, dus niet door emotionaliteit of zweverij, komen we tot verwonderlijke contacten.  

Menigeen meent dat orde en gevoel elkanders tegenstellingen zijn, maar alle gevoel is het resultaat van een innerlijke ordening, een ondergeschikt worden aan een bepaalde aangeboren of ingeschapen wet. Uit zichzelf zal het lichaam nooit protesteren tegen zijn ingeschapen orde, hetgeen gaat protesteren is het gevoel of het denken. 

Denken en gevoel zijn verbonden met de ziel.  

De ziel leeft in het lichaam, waarbinnen een orde aanwezig is die de ziel nooit stoort, maar zij zoekt een mogelijkheid om haar eigen geestelijke orde te volgen, hetgeen zij niet kan, indien hart en hoofd wanordelijk, anarchistisch, ongefundeerd zijn. 

Elke ziel heeft twee uitdrukkingsmogelijkheden: gevoelen èn denken.   

Gevoelen en denken zijn vrij, menen we, hetgeen zeer betrekkelijk is, want beide resulteren uit een bepaalde orde, die spontaan wordt opgevolgd. Mijn denkgewoonten, mijn begrip, mijn gevoelens zijn de gevolgen van een innerlijk geaccepteerde orde, al dan niet vermengt met conventie. Conventie is de wet die verheimelijkt dat onze ingeschapen orde het laat afweten.   

Menigeen kan zich heel lang verbergen achter conventie, conventie is het masker voor de innerlijk ordeloze mens, en daarom, in een tijd als de onze, tracht men alle religie en alle geloof door conventies te ordenen, want niets is hulpelozer dan de innerlijk ordeloze mens, die niet weet wat hij zoekt of waar hij het moet zoeken.   

Dat wat aan een orde is gebonden, zoekt gericht, d.w.z. volgt procesmatig bepaalde wetten of aanwijzingen die ofwel uit de natuur dan wel uit de geest voortvloeien.    

Het lichaam en de natuurlijke mens volgen de eerste orde, de ziel de tweede orde, deze sympathiseert met de natuurlijke wet, maar maakt zich daaraan niet ondergeschikt. Waarom zou zij? 

Het is immers niet haar wet? 

In een universele natuurlijke en geestelijke orde is het meest dichte, het meest stoffelijke de laagst geplaatste; het meest doorzichtige of ijle de hoogst geplaatste schepping, want waar de geestelijke trillingen zich doorheen kunnen bewegen laten zij hun indrukken achter. 

De meest natuurlijke mens is één met de aarde, de wet van de sterkste, de natuurlijke energie en de verdichtste schepsels. 

Staan hart en hoofd open voor de geestelijke trillingen, dan gevoelt hij meer sympathie voor het verfijnde, meer transparante schepsel, waarin de geest in- en uitgaat.  

Het meest verdichte schepsel is niet slecht, het is anders, heeft een andere plaats in de ordening van het geschapene. Om daarin verandering te brengen moet het iets van zichzelf afgeven dan wel opgeven.   

Zien we dat niet evenzo in de maatschappij?   

Om verandering te bewerken moeten we iets opgeven, dan wel afgeven. Hij, die gierig behoudt hetgeen hij bezit verandert zelf niet, noch verandert hij zijn omgeving.   

Gierigheid is de oerzonde van Saturnus, maar Saturnus schenkt zichzelf weg in de alchemische orde van het goud maken. 

Het meest nederige kan het meest hoge worden, INDIEN het bereid is, d.w.z. begrijpen wil dat het een andere orde, een andere trillingen moet aanvaarden. 

Het aanvaarden verandert iets of iemand, het ijverzuchtig bewaken van iets of iemand maakt de mens niet edeler of geestelijker. 

Je kunt waken tegen hetgeen je verlaagt, maar tegelijkertijd aanvaard je hetgeen je verhoogt. We moeten iets loslaten om iets anders te kunnen binnengaan en dat loslaten is het resultaat van een groeiproces volgens een bepaalde ordening.   

Om van rood blauw te worden moet er bereidheid zijn om het paars te aanvaarden.  

Denken èn gevoelen moeten dan allereerst de wet van het paars kunnen begrijpen: ik moet deze aanvoelen, binnenlaten dringen en dan moet ik kunnen motiveren waarom.  Niet omgekeerd. 

Velen beginnen met te vragen waarom en besluiten dan tot acceptatie, anderen vragen niets maar voelen aan dat het juist is en begrijpen later pas waarom.  

De tweede weg is de juiste, geestelijk bezien.   

De ziel, als gevoelselement vraagt niet, maar geeft zich over, waarna zij het denken inspireert tot begrip.   

Eerder kan zij dat denken niet beïnvloeden, want begrip is iets alomvattends, geen intellectuele spitsvondigheid.   

Menigeen zoekt b.v. een geestelijke inwijding, maar begrijpt niet hoe dat in zijn werk gaat, omdat de ziel in dit zoeken afwezig is, en dus het denken niet kan inspireren.  

Op deze wijze verkracht men een groeiproces, een fundamentele orde. Daardoor lopen zowel de natuurlijke als de geestelijke groei uit  de hand; hart en hoofd gaan gescheiden wegen, het lichaam gevoelt zich verlaten door zijn geestelijke leiders: gevoelen en denken; en een organisch zowel als geestelijk anarchisme, en de wanorde en de verlatenheid krijgen vrij spel.  

Ingrijpen en vergrijpen zijn twee acties die geen zegen afwerpen.   

Ik grijp ergens in als er een noodsituatie ontstaan is, wie zal zeggen wat een noodsituatie is?   

Wij zien natuurcatastrofen als noodsituaties, maar kennen wij de natuurwet die hen uitlokt?   

Ingrijpen is slechts geoorloofd als men de regels kent, die eraan zijn voorafgegaan.  "Men moet eerlijk spel spelen", zeggen we zo dikwijls, maar is dat iets anders dan zich houden aan ingeschapen regels, aan een orde, waardoor noch geweten, noch gevoelen, noch denken in opstand komen? 

Onze bewustzijnsstaat is toch het resultaat van een procesmatige innerlijke groei?  En wie weet niet dat er aan bewustzijnsstaat niets te doen is?  

Dat deze slechts verandert door middel van innerlijke onderscheiding?  

Wie weet niet dat mensen van verschillende bewustzijnsstadia elkander nauwelijks of niet kunnen bereiken?   

Maar wie zal beoordelen welk bewustzijn hoger dan wel edeler is? 

De hoogste orde is de geestelijke orde, die geen mens kan bedenken, waaraan geen ziel ontkomt, en waartegen elk protest nutteloos is.   

Hetgeen ik als heilig of eerbiedwaardig ondervindt, kan voor mijn naaste belachelijk zijn, niettemin ontspringt dat gevoel aan mijn zeer individuele ingeschapen orde. 

Waarom zou ik mijn naaste laken die anders gevoelt of denkt, en wie zegt dat ik gelijk heb?   

Hij, die coûte que coûte zijn gelijk verdedigt, bewijst daarmee een laag geordend schepsel te zijn, een verdichte vorm of kleur, die niet bereid is zich te mengen met andere kleuren, zoals de regenboog laat zien. 

In elke symboliek draagt een bepaalde kleur deeltjes van een andere kleur, juist die vermenging maakt een kleur zegenend, lichamelijk en geestelijk. Een mens, die andere gedachten dan zijn eigen toelaat in zijn hart en denken is een tolerant, een lankmoedig, een bescheiden of een geestelijk open mens.   

Het risico hier is echter, dat we onze eigen kleur totaal kunnen verliezen ZONDER dat we een andere kleur worden.   

Het "z.g. gevaar op de geestelijke weg" is het zich zo onbeheerst, onordelijk, wegschenken, dat we totaal geen kleur, geen individu, meer bezitten. 

Ook het hoogste wit is een kleur, ook de meest geestelijke mens is een individuum, hij moet dit zijn, want in hem vinden alle kleuren hun culminatie in het verzadigde wit.   

Een diep warm wit, dat stralend kan werken als goud.  

Mensen die inwijding zoeken hebben dikwijls een voorliefde voor zwart òf wit, ik zeg nietî zij worden verplicht een kleur te dragen, maar hun voorliefde gaat uit naar het onbewuste, onvolgroeide zwart of het ledige, koude, schijnheilige wit. Beide soorten weigeren de wet van de verandering, het samenvloeien met het leven, of de kleuren, te aanvaarden.  

Alles wat ik mijzelf als conventie, dan wel als plicht opleg, mist ziel, mist liefde, warmte èn begrip.  

Begrip is warmte.   

Een verlichtende warmte, geen verstikkende. 

Een moeder, die begrip heeft voor haar kinderen laat hen hun eigen leven leiden, maar behoudt een open hart voor hun problemen.   

De ziel wordt dikwijls voorgesteld als een maagd, of een vrouwenfiguur, een schepsel waarin het begrip voor medeschepselen aanwezig is, op basis van een aanvoelend hart.   

De ziel werkt in eerste instantie via het hart, omdat daarin een aanvoelend begrip kan ontstaan, hetgeen de bereidheid opwekt om mee te gaan bewegen.    

Als het denken daarna openstaat voor de ziele-roerselen, komt de innerlijke verandering, eerder niet. Gevoelens alleen veranderen ons niet werkelijk, slechts wanneer ze met het denken annex zijn.   

Het kan aangenaam zijn om iets "aan te voelen", maar het is consequent om daardoor te veranderen. 

Het zoete kan gevolgd worden door het bittere, slechts het zoete aanvaarden is laf, nietwaar?   

Hoevelen gevoelen dat er een geestelijke orde is, schrijven erover, spreken erover, sympathiseren ermede, maar veranderen NIET, doordat zij die orde niet in het denken binnenlaten en dat bewijst dat hun gevoel louter emotie was, zonder ziele-roerselen.   

Een ziele-aanraking grijpt het hart aan en attaqueert het denken. 

Het conventionele denken haat dit, ook ons intellect haat dat en vooral ons gewoonte-denken.   

Een saturnaal denken wordt pas bereid tot begrip INDIEN het immateriëler, lichter, toleranter of wijzer wordt. 

Is wijsheid iets anders dan bereidheid tot verandering?   

Is de goede twijfel iets anders?   

Als we terugzien op ons leven dan behoren we eigenlijk te kunnen zeggen: ik ben een totaal ander mens geworden, ik gevoel anders, denk anders, en bezit nu de bereidheid van dag tot dag te veranderen, zonder ophouden.  

De natuurlijke orde maakt zich - indien het zover is - ondergeschikt aan de geestelijke orde. Tot zolang moet er in die natuurlijke orde een aanvaarden zijn van de nabijheid en het mogelijke doordringen van de geestelijke trillingen.  

In een natuurlijke en geestelijke ordening heeft alles zijn plaats, kent alles zijn tijd, moet er altijd aan bepaalde voorwaarden worden voldaan.   

De mens aapt dit na in zijn organisaties èn in de maatschappelijke conventie, maar zolang hij noch de natuurlijke, noch de geestelijke orde opvolgt is hij onmachtig hen te imiteren.  

Wie heeft ooit de natuur geëvenaard in zijn wetten en scheppingen? 

Faalt de natuur, of faalt de geest?  

Wat wij zien als "falen" komt voort uit onze eigen onwetendheid. Een heilige ordening is nooit gewelddadig, omdat zij zich houdt aan een ingeschapen proces.  

Forceren is gewelddadigheid. 

Daar waar ik mijzelf geweld aandoe, beschadig ik iets.   

Het fundament voor alle verandering, dus ook voor een geestelijk rijpen, ligt in het geduld. 

Het geduld zit in het gebeente, zegt Henoch, en het gebeente, zegt de astrologie, is ondergeschikt aan Saturnus.   

Een wijze Saturnus, een wijze poortwachter staat toe dat een. schepsel verandert tot in merg en been.   

Deze beeldspraak is zo diepzinnig dat zelfs de ziel erdoor wordt geroerd. En hij, die zo verandert, onderwerpt zich totaal aan een andere ordening, die van hem een nieuw schepsel maakt.

1970 - 2024, copyright Henk en Mia Leene