406 - religieus doen - religieus zijn

"Op de altaren rookt slechts de wierook der ongelukkigen." 

(Chinees) 


"Je ziel leert niets, zij bezint zich slechts op hetgeen zij al wist." 


Het verschil tussen het Oosten en het Westen is, dat in het Oosten de mystiek wordt gepraktizeerd en in het Westen erover wordt gepraat. 

Doen schijnt bij de Oosterling te horen als het op geloof aankomt, praten schijnt bij de Westerling te horen als het op geloof aankomt.  

Sinds wanneer is men begonnen in het Westen geloof en praktijk, religie en daad te scheiden? 

Sinds men wist dat er met geloof geen handel is te drijven. 

Hiervoor behoeft men slechts terug te gaan tot de popularisering van de alchemie, die in zichzelf religie en wetenschap verenigt. 

Zodra men vermoedde dat er met alchemie goud was te vergaren, werd de leer populair. 

Men vergat de aloude overlevering dat alchemie een "kunst of wijsheid van de goden was, doorgegeven aan hun gelijken op aarde".   

Een religie wordt populair als men voordeel ervan heeft.  

Dat is een typische westerse gedachte. 

Armoede, bescheidenheid, onderwaardering door de mensen zijn nadelen, die vooral een religie kunnen begeleiden, daarom werd de praktische religie onpupulair en verving men haar door een ceremoniële, dan wel theoretische religie.   

Religie behoort bij het leven zoals geloof bij het hart behoort; een hart verliest zijn vrede zonder geloof, een mens verliest zijn levensadeldom zonder religie. 

Religie was eens een vanzelfsprekende reactie op de herinnering aan de hemelen, een herinnering die slechts de goden bezitten. 

Een esotericus noemt zich dikwijls a-religieus, evenals de occultist, slechts de mysticus komt openlijk voor zijn religieuze inborst uit. 

Hiermede maakt men weer onderscheid tussen intellectualisme en geloof; esoterie is voor de intellectuelen, geloof is voor de onwetenden; occultisme is eveneens voor de intellectuelen, religie is voor de massa. Dit is een grove denkfout getuigend van het verloren gaan van de "herinnering aan de hemelen", de enige gave die ons tot hemelse mensen kan maken.   

Merkwaardigerwijze zijn in het Oosten de geschriften die spreken van een "leer der goden" normaal voorhanden, zij behoren bij  het leven en de kennis daarvan.     

In het Westen kennen we slechts de Bijbel, die veelal een citatenboek is voor kerkelijke mensen, en een esotericus dan wel occultist slechts node ter hand nemen. 

Daarbij komt dat de westerse bijbel een verzameling van - veelal - oosterse gegevens is. 

Het Westen lijkt dus arm aan herinneringen aan de goden of een herinnering aan de oorsprong van de ziel: de hemel. 

Uit deze onwetendheid of vergetelheid komt vanzelfsprekend een pseudo-geloof voort, dat de westerse mens kan worden aangepraat.    

Ook schijn-esoterische en occulte leringen konden zo gemakkelijk ingang vinden, omdat de individuele contrôle, vanuit geweten en intuïtie, vrijwel wegviel.   

Religieus zijn, verwerpt religieus doen.    

Wat is überhaupt religieus-doen als men niet weet hoe men religieus moet ZIJN? 

Onder de geestelijke goudmakers krioelt het van valse munters, en velen daaronder betalen veel geld aan hun kerken. 

Voor God zijn zij echter allen valse munters. 

Wordt God niet betaald met geestelijk licht? 

Een entree-prijs voor Zijn levenssfeer? 

Wat is geestelijk licht? Innerlijke Verlichting? 

Daaruit zou men dus helderder moeten kunnen zien en aldus onderscheid kunnen constateren tussen religieus-doen en religieus-zijn. Hieruit komt ook geen aversie voort tegen de religie. 

Religie is een verbintenis van de ziel met ZIJN gelijke: God.  

Via deze verbintenis wordt de mens ingelicht, voorgelicht en vooral beleerd door God.   

Hoe meer zijn ziel God ontvangt, hoe duidelijker dus het innerlijke ontvangststation wordt, des te dichter de mens bij God komt, en des te vanzelfsprekender zijn begrip omtrent God wordt.   

Dit gaat vergezeld van min of meer goddelijke eigenschappen: innerlijke adeldom, die zich uitdrukt in reflecties van goddelijke gaven.  

Wat men van God zegt, zou men dus min of meer van deze mens kunnen zeggen.    

Niets blijft hen verborgen religie is voor hem een zaak van het hart en een inspiratie voor het hoofd.  

Bij vele intellectuelen ziet men dat zij atheïst zijn in hun hoofd, maar religieus of gelovig in hun gemoed. Dat is een duidelijke scheiding tussen religieuze praktijk en religieuze sentimentaliteit.  

Ook bewijst dit dat rationalisme het hart geen houvast geeft en dat menigeen emotionele steun behoeft om het leven te kunnen beheersen.    

Zoals Louis Pasteur zo duidelijk zei: "Voordat ik mijn laboratorium binnenga leg ik al mijn geloofsovertuigingen af, als ik weer buitenkom neem ik ze weer op."  Alsof men een geloof kan afleggen, alsof men het religieus-zijn een ogenblik kan uitdoen.   

Iemand met eerbied voor God, een religieus mens dus, experimenteert, werkt en onderzoekt totaal anders, dan iemand die zijn "geloof aflegt als zijn denkwerkzaamheid wordt ingezet". 

Een religieuze instelling belet ons het heilige te verontheiligen. 

Veel intellectueel, mentaal atheïsme zoekt een compensatie uit schuldgevoel, in een sentimenteel geloven.    

Wij kunnen elkander niet religieus maken, we kunnen elkander wel stimuleren in het religieus-doen, als we dat zouden wiIlen. 

Doch dat is hetzelfde als zich verkleden, eenvoudig een religieuze bedekking aannemen. 

Wie van ons meent werkelijk dat onze bedekking de hemel bedriegen zal? 

Hebben we ons werkelijk zozeer geïdentificeerd met ons masker, dat we veronderstellen deze schertsfiguur werkelijk te zijn? 

Onszelf ontdekken betekent daarentegen niet God negeren.   

We bewonderen de schoonheid en de doelmatigheid van de natuur, maar halen onze schouders op over de maker daarvan. 

Dat is in wezen het resultaat van de keiharde zelfontplooiing. 

Lange tijd wezen we de emoties van het hart terug als zijnde overbodig, niet voordelig, en hielden we ons aan het rationele denken; nu willen we zelfs dit rationele denken het hart binnendwingen, zodra dit hart leeg geworden is, ontdaan van zijn gevoelens, die publiekelijk op de therapeutische markt worden aangeboden.  

Daarentegen wordt dan de mystiek of het werkelijk praktische mysticisme in het Oosten gezocht. 

Waar de moderne tendens ook al door de westerse handelsmentaliteit wordt beïnvloed. 

Er helpt niets aan: we zullen het edele geloven in de hemelen opnieuw in onszelf moeten terugvinden, alleen, zonder welke therapeut ook, uitsluitend aan de hand van een pijnlijke en moeilijke ervaringsweg. 

Een terugweg naar waar we de verkeerde zijweg hebben genomen. 

Dat is beroerd, en vaak inspannend, en vooral niet winstgevend, hetzij dan, dat we de vrede met onszelf en God als winst willen zien.   

Hetzij dan, dat we vrede vinden met ons religieus-zijn. 

Een religieuze esotericus zijn is eigenlijk hetzelfde als een christen-gnosticus genoemd worden. 

Een universeel begrip dat reeds voor onze jaartelling kon bestaan, omdat de z.g. christelijke drie-eenheid een geloofsbasis en een kennisfundament was voor b.v. zowel de Druïden als de Stoïcijnen. 

Als we religieus doen, vallen we op uiterlijkheden: etiketten, namen, onderscheidingen, en ceremonieën. 

Als we religieus zijn hebben we genoeg aan de geest, hetzij om ons, hetzij in ons, hetzij allebei.    

Een religieus-zijn vindt geen bevrediging d.w.z. vrede, in uiterlijke voldoening; het religieuze-zijn vraagt en zoekt antwoord op de achtergrond van het bestaan; religieus-zijn wil zeggen: doorlopend zich bewegen naar omhoog, naar omlaag, in de lengte en in de breedte, want overal is een goddelijke aanwezigheid.   

Religieus-zijn is het tegendeel van stilstand. Zich gevangen geven aan de mentale of emotionele begrenzing.  

Het vindt geen vrede bij het doorlopende citaat, maar gaat zelf op zoek, wil ervaring, bevestiging, weten, beroering.   

Religieus-zijn is onbegrensd vatbaar voor uitbreiding. 

Het gaat samen met een "bezinnen van de ziel op hetgeen zij eigenlijk al wist".   

Hoe groot was dat weten der ziel? 

Onbegrensd, zoals haar goddelijke Bron onbegrensd is. 

Kan zulk een weten begrensd worden door een boek, een citaat, een leer? 

Religieus-doen heeft genoeg aan een tweedehands facet van een beperkt inzicht; religieus-zijn zoekt doorlopend naar zicht in de onbegrensdheid Gods.  

En bij elke nieuwe ontdekking kunnen oude begrippen of inzichten zonder bezwaar worden weggeworpen, hoewel mogelijk waarden bewaard worden. 

Religieus zijn is groeien met God. 

Niet zich warmen aan God, maar BEWEGEN met God. 

Niet slechts leunen op de stok van het geloof, maar ermede wandelen en kijken waar je komt.  

Een religieus mens die het risico van fouten of z.g. zonden niet durft aanvaarden, bewijst zijn God niet te kennen en aldus toont hij zich een a-religieus mens, of slechts een theoreticus. 

Bij het God zoeken op basis van intuïtie en ge-weten is alles geoorloofd, omdat de innerlijke rechter de weg bepaalt, of de experimenten beoordeelt. Angst voor fouten of zonden is als twijfelen aan deze innerlijke rechter, anders gezegd: Gode wantrouwen.  

Elke fout wordt gecorrigeerd.   

Eerst zachtzinnig, daarna hardhandig. 

Religieus-zijn wil zoveel zeggen als een ziele-heropvoeding door God, haar Vader. Daarmee heeft ons ikje zich niet te bemoeien, want het weet noch iets over de ziel, noch iets over God..   

Als je ziel wordt her-opgevoed door God is dat een voorrecht en een genade, dan is er geen plaats, noch tijd voor klachten. 

Is de vraag naar deze her-opvoeding niet van de ziel uitgegaan, omdat zij religieus is en een herverbintenis wil? 

Momenteel is het "in" zijn ouders vrij jong te verlaten, hen mogelijk te minachten dan wel te beschuldigen; is dat geen reflectie van de geestelijke situatie tussen onze ziel en God? 

Het is tevens "in" om het ego te her-opvoeden en de ziel afkerig te maken van God. God is voor de dommen en de slaven, voor de docielen en de hysterici. 

Het religieus-doen krijgt het zwaar te verduren, maar eveneens het religieus-zijn, omdat dit ermee wordt verward.     

Religieus-zijn is onafhankelijk van enig etiket, het is een innerlijke zijnstoestand die de ziel teweegbrengt.  

Maar laten we vooral niet vergeten dat deze innerlijke zijnstoestand onszelf, onze instelling naar buiten OOK verandert.   

Het lichaam en het ego volgen ALTIJD de innerlijke zijnstoestand. Dat is hen ingeschapen, zij zijn niet maatgevend, zij zijn beide dienend. Zodra ze maatgevend worden gaat het falikant mis met het mens-zijn. Over de ziel wordt dan niet meer gesproken. 

De huidige honger naar lichamelijk welzijn is eveneens een begeleidend verschijnsel voor de her-opvoeding van het ik, die flink ter hand is genomen, maar het zegt niets over onze zieletoestand. 

Ziel en emotionele beroeringen worden ook vaak verward, de ziel heeft direct contact met het hart, maar IS het hart NIET.  

Een emotioneel hart kan heel wel reageren zonder dat er sprake is van een ziele-aanraking.  

De ziel is aangewezen, als eerste contact, op het hart, en dus is de harttoestand belangrijk voor haar, maar zij is het hart NIET. 

De herinnering aan de hemelen ligt NIET in het hart, maar in de ziel. 

Zij kan deze herinnering aan het hart mededelen en dit kan erin GELOVEN, wat voor dat hart een zegen is, maar het hart wordt NOOIT de ziel, dan wel zal het goddelijk worden.   

Emoties zijn de bewegingen van het hart, edele ontroeringen zijn een combinatie van ziele-bewogenheid en hart-aanrakingen.  

Uit de ont-boezeming (prachtig hollands woordt) van een religieus mens kun je zijn hart en/of zielebewogenheid herkennen. 

Een praktisch mysticus geeft lucht aan gemoed en ziel. 

Hij kan niet anders. 

Hetgeen voor een a-religieus mens, of een religieuze theoreticus volkomen onbegrijpelijk is. 

Het gelijke verstaat immers het gelijke? 

De ziel zoekt een herverbintenis met God, omdat zij God kent. 

Het hart zoekt slechts rust, vrede, harmonie en vooral: warmte, koestering. De ziel weet bliksems goed dat zij niet slechts op koestering behoeft te rekenen als zij God wil terugvinden of heropgevoed wenst te worden. 

Een gewond hart vermijdt risico's; een teleurgesteld hart wil rust. Gemak. desnoods een ceremonieel geloof, met wat ceremoniële warmte. 

Een bevrediging, waarmede de ziel NOOIT zal instemmen.  

Zie de zoekers langs de wegen gaan, zie hen snuffelen aan allerlei godsdiensten, ceremonieën, theorieën en intellectuele uiteenzettingen, maar zie hoe ze een ziele-heropvoeding mijden, hoewel ze soms wel voelen voor een herstel van hun beschadigde ego'tje. Wie van ons bevindt zich onder deze zoekers? 

Wie van ons bezit zulk een gewond hart, dat het onze ziel belet in haar goddelijke her-opvoeding, omdat daarmede praktische leringen annex zijn, ervaringen die blaren brengen, ervaringen die inzicht en ook afbraak brengen. Ervaringen die een gewond of bitter of teleurgesteld hart moeilijk meer kan verdragen. Omdat het moe is. 

Moe door speculatie, schijnvertoon en valse schaamte.   

Religieus-zijn is zich temidden van een ziele-heropvoeding bevinden en zich daarvoor niet schamen, integendeel: zich erover verheugen.  

Dan krijg je de instelling van: LAAT je ziel het voor je doen en de ziel zegt: LAAT mijn God het voor me doen. 

Anders gezegd: luisteren, goddelijke aanwijzingen, goddelijke raad opvolgen, de innerlijke Rechter vertrouwen.  

Daardoor groeien en wijzer worden, een ziele-volwassenheid bereiken.   

Is het niet de hoogste tijd dat we ophouden met onze ziel als een onvolgroeid embryo te zien, dat nooit meer een volwassen wezen kan worden? 

Is het niet de hoogste tijd dat we langzaam maar zeker dit ziele-embryo laten uitgroeien tot kleuter, waarbij het ZELFSTANDIG de eerste stappen kan doen? 

Als dit ziele-kind eenmaal alleen loopt zoekt het vanzelf zijn weg in die aloude, hem bekende goddelijke Wereld en dan kan ons ego slechts VERwondering tonen en wat is eerbiediger, ontvankelijker dan iemand die VERwondering toont? 

Zo is uiteindelijk de weg tot religieus-ZIJN veel eenvoudiger en gemakkelijker dan de weg tot religieus-DOEN.  

Wel, waarom zullen we die weg dan niet ijveriger en enthousiaster betreden dan we ooit deden? 

Want de uitzichten zijn waarlijk schoon en zullen hart en ziel geboeid houden.  

Ga dus met God, ziel van mijn naaste.

1970 - 2024, copyright Henk en Mia Leene