Als spiritueel bewust mens hebben we een hekel aan materialisme; hieronder verstaan we geestloze denkmethoden, a-spiritualiteit, het ontkennen van een godheid.
We vergeten echter één ding: het materialistische denken was in eerste instantie een antwoord op een uit de hand gelopen wijsbegeerte. Het ontstaan van een bepaalde denkwereld volgt altijd uit het falen van een andere denkwereld.
De mensheidsgeschiedenis wordt gekenmerkt door wisselende denkrichtingen, overtuigingen die zich tot elkander verhouden als negatief en positief.
Verschillende grote Griekse denkers worden "materialisten" genoemd, d.w.z. zij wezen al het z.g. "bovennatuurlijke" af en protesteerden fel tegen bijgeloof en religie.
Uit primitieve religie en bijgeloof is veel kwaad ontstaan; ook ageerden de Griekse materialisten, waaronder Demokritus, Epicurus en later Diderot tegen de slavernij van de angst.
Eenzelfde protest horen we heden opnieuw; zowel materialisme als religie of wijsbegeerte worden NIET begrepen, want diverse materialisten waren filosofen en van hen komt de uitspraak: "zonder natuur geen filosofie".
De materialist zoekt naar het bewijsbare; de religieuze mens - en zeker de onwetende - neemt aan op gezag en noemt dit "geloof".
Zowel de materialist als de religieuze vergeten de twee-eenheid tussen natuur en geest.
Als men de "geest" de uiterste verfijning van de natuur wil noemen, onderschrijft men eenvoudig een trapsgewijs groeiproces, waarbij de natuur zich kan vervolmaken tot geest.
De religie werd een fiasco, doordat er eigenlijk nooit feiten kwamen voor hetgeen de religieuze geloofden.
Het materialisme werd een fiasco door de ontkenning van het puur geestelijke of wel BOVENnatuurlijke.
God - als Schepper van de natuur - was in zichzelf de essentie van zijn schepping.
Daar is niets tegenin te brengen, en alles wat we heden parapsychologie of soms ook "spiritueel" noemen rangschikt de materialisten onder de benaming "metaphysisch".
Uit het ene komt het al voort, dat gelijkvormig is aan het ene.
U ziet, het oorspronkelijke materialisme was iets geheel anders dan oppervlakkigheid of "dode" materie.
Extremiteiten kwamen in het materialisme voor doordat het ageerde tegen de geëxalteerde religie; de oude materialisten bepaalden zich bij een moreel hoogstaand leven, sobere levenswijze, en vooral: de wijsheid, die de ziel verrijkt.
Wijsheid was nl. het herkennen van het gelijke en het erkennen van het metaphysische of het bestaan van de esoterie achter de exoterie.
Deze gedachtengang lag volkomen BUITEN de religie, want religie is veelal iets geheel anders dan filosofie, en bovendien heel dikwijls anti-natuurlijk.
Het principe van de oerbetekenis van religie het weder-verbinden of re-ligio is uitsluitend verwaterd, doordat materialisme èn wijsbegeerte vijandig tegenover elkander kwamen te staan als gevolg van wanbegrip.
Het begrijpen van de stof, of de natuur, als uitdrukking van materialisme, KAN leiden tot wijsbegeerte of wijsheid en dus: het begrijpen van de geest.
We zitten in de tijd van de protesten, van de agressie en het ongeloof, als gevolg van het fiasco van het materialisme en de ongeloofwaardigheid van religie en filosofie.
Het overgrote deel der universitaire richtingen beantwoordt niet aan de vraag der mensheid: waarheid en innerlijke bevrediging.
Over wijsheid wordt dan niet eens gesproken.
Materialisme en wijsbegeerte behoren eigenlijk bij elkander als de schaduw en de lichtzijde van een tweeledige natuur. Die - in wezen - uitgaat van de eenheid, zoals alle oude materialisten erkennen.
Het gaat en ging er slechts om: wie en wat is God; waaruit bestaat de Schepper; als "wij en de natuur" aan Hem gelijk zijn, is Hij eveneens natuur ofwel wij zijn geest en Hij is geest.
Wat is geest?
Als geest en natuur een eenheid vormen moet het de mens mogelijk zijn zich Hem - God - in te denken.
En dan komen we dicht bij de alchemie, die zegt, dat de "alchemist zijn denken verenigt met het Denken Gods".
Voor de materialist is "religieus zijn" een twijfelachtige toestand; voor de religieuze mens is ìmaterialist zijnî uitgesproken afkeurenswaardig.
De twee tegenstelde polen die samenwerken op basis van antipathie, zijn vrijwel vijanden geworden, waardoor samenwerking vervalt.
Licht wijst duister af, positief minacht negatief, het rechtse verfoeit het linkse en water en vuur zijn vijanden geworden.
Materialisme in zijn extreme praktijk: verhardt; religiositeit in zijn uiterste vorm: verweekt. Materialisme maakt zeer individueel, zelfstandig denkend; religiositeit werkt dikwijls afhankelijkheid en gebondenheid in de hand.
Het is het probleem van de spirituele vrije denker om hierin een middenweg te vinden, waarbij hij de gouden weegschaal van het dualisme of de samenwerking van de tweeheid opnieuw vindt.
De natuur afwijzen is de Schepper negeren, hem zoeken BUITEN ZIJN schepping. Als dogmatisch religieus mens verwijzen we voor alle problematiek naar de Schepper, en verschuilen ons achter Hem.
Mysteries behoren de mens tot denkactiviteit aan te zetten; een dogmatisch religieus mens WEIGERT te denken
Zonder denk-activiteit komt men echter NOOIT tot waarheid, oplossingen of kennis. Als de twee essentiële waarden hier en in het hiernamaals berusten op Liefde en Kennis, zullen we ZONDER denkwerkzaamheid, noch zonder hartwerkzaamheid tot hun ontplooiing komen.
Liefde is hart - denken is Kennis.
Liefde en Kennis behoren bij elkander als negatief en positief, we kunnen NOOIT het ene prefereren en het andere negeren.
Hart-religie zonder hoofd maakt ons tot slaven; denk-wijsbegeerte zonder hart maakt ons tot ontkenners van God.
Als we God zien als een alles vergevende en vergetende Moeder, zijn we onvolwassen; als we Hem zien als een kastijdende en belonende meester, zijn we vrezende leerlingen.
In beide gevallen zijn we nog geen volwaardig mens waarbinnen Schepper en schepping één melodie vormen.
Nu we ontdekken dat denken zonder hart faalt, maar tevens zien hoe religie zonder denken een fiasco geworden is, zoeken we naar andere vormen en, logischerwijze, komen dan de oosterse leringen aan de beurt.
Hoewel bij hen hetzelfde gebeurt, al bemerken we dat niet direct.
De hoogste opdracht voor de mens is: mens te zijn inbegrepen God èn schepping.
Als onze schepping - of ons organisme - God uitdrukt, omdat wij geïnspireerd worden door de ziel, als essentie van God èn natuur hebben wij het hoogste doel bereikt.
Over dit doel wordt echter uitgebreid gediscussieerd, en er zijn aanwijzingen en leringen ontstaan, maar het doel kwam NOOIT dichterbij.
Waarom niet?
Omdat wij - als schepsel, noch de eenheid, noch de tweeheid erkennen, laat staan belijden. De zeer geconcentreerde, essentiële kracht waaruit de tweeheid leven kan, is vrijwel afwezig in onszelf; daaruit volgt logischerwijze dat wij de tweeheid niet begrijpen, er doorlopend door verscheurd worden en hen zien als elkanders vijanden.
Het is een kleine kunst om deze praktijk in ons dagelijkse leven te herkennen. Noch ons hart, noch ons denken accepteert de eenheid, dan wel de tweeheid.
Indien dit wel het geval zou zijn, zouden we geen probleem voor onszelf zijn, noch zou ons leven onbegrepen lijden kennen.
Onbegrepen lijden voert tot religieuze balsem; onherkenbaar lijden voert tot hoogmoedig materialisme.
In het eerste geval is de klacht: "waarom moet ik - juist ik - zo lijden?"
In het tweede geval is de klacht: "Waarom zou ik lijden?"
De eerste soort mensen krijgen veel lijden, opdat zij tot herkenning en lering zullen komen; de tweede soort wordt buitengesloten van het lijden, omdat zij nog niet aan ziele-leringen toe zijn.
Wat is lijden?
De eersten zoeken het, de tweeden haten het.
Lijden wordt veroorzaakt door onbegrepen, of onaanvaarde ervaringen. Niemand lijdt voor niets.
Hoe wijzer we worden des te minder we lijden, in z.g. zware omstandigheden, maar hoe meer en sneller we leren.
De wortels van het lijden liggen verankerd in de mens zelf.
Als we niet wensen te doorgronden, vinden we noch God, noch onszelf, noch z.g. geluk.
Is er iemand, die één van deze drie niet zoekt?
Elke filosoof of "Thymosophus", zoals Homerus zei, zoekt thymos, ziel of levensadem, en de geur van heiligheid of religie trekt hem aan, maar ook het mysterie van de natuur, waarin het gelijke het gelijke helpt en waarin het antipathieke tot opwekking kan voeren.
Wanneer een religieus mens GEEN filosoof wordt, mist hij één zijde van de levenswet der samenwerking.
Zo zal hij nooit het Ene-Al-zijnde kunnen bereiken, dan wel begrijpen en zal hij dus nooit aan zijn opdracht als mens kunnen voldoen.
Het tweeledige, als uitdrukking van de eenheid, is in ons ingeschapen, als positief en negatief, het linkse en het rechtse; denk maar aan onze twee hersenhelften.
En dat is niet voor niets.
Onze rechterzijde is religieus of wijsgerig;
onze linkerzijde is materialistisch.
Links en rechts bewaken elkander, opdat zij niet buiten hun grenzen zullen treden, althans zo is het bij een biologisch normaal schepsel.
Wat bewijst de mensheidsgeschiedenis met zijn extreme uitbarstingen van materialisme en/of religiositeit?
Dat de mens onevenwichtig, biologisch uit de koers is geraakt.
Hoe kan zulk een mens een harmonische samenwerking tussen twee tegengestelden begrijpen, laat staan praktizeren?
Hoe moeilijk is het om een ons tegengesteld mens te begrijpen?
Door deze onevenwichtigheid zijn echter ook de twee tegengestelden, ieder in zijn eigen werking, uit hun balans geraakt.
Het kwade heeft zijn grens overschreden, het goede evenzo; het kwade is schadelijk geworden, het goede evenzo. Het kwade is een doel op zichzelf geworden, het goede eveneens, waardoor zij beide onregeerbaar zijn geworden.
Het kwade was in aanvang niet kwaad en het goede niet goed.
Er was slechts neutraliteit, de enige sleutel tot het beheersen van beide.
Het materialisme was neutraal voordat het agressief werd tegen de religiositeit, en met de religiositeit was het hetzelfde.
Nu zetten we ons af TEGEN het tegengestelde, hetgeen wil zeggen dat we, in wezen, de stelling van de Franse monnik "als de duivel er niet was zou Jezus er nooit geweest zijn", belijden.
Zonder prikkel komen we niet tot actie.
Dat is momenteel erger dan ooit tevoren. Een prikkel nodig hebben betekent mank gaan aan zelfontbranden, zelfactiviteit.
Dat is geen compliment, noch voor een filosoof, noch voor een denker, noch voor een religieus mens.
Jezelf ontbranden is de kunst van leven èn sterven; het is wijsheid.
Een zelfontbrander hebben we allemaal, hetzij dan dat we hem op een flauw, bijna uitdovend vlammetje hebben staan.
Een ziel is een zelfontbrander; de biologen weten dat mensen met MEER fosfor in hun organisme zelfstandiger denken en intelligenter zijn dan de anderen.
Dat wil zeggen dat hun geestelijk-biologisch proces hen vult met zelfontbrandende stof.
Zelfontbranden bezit het gevaar van zelfVERbranden.
Dat is nl, het risico van een individuele weg tot de hoogten van het volkomen mens-god zijn.
Angst voor zelfVERbranden heeft echter hetzelfde resultaat als het zelfontbranden nl.: zelfontkrachting.
Angst vreet net zo aan iemand als hoogmoed, het zijn elkanders tegengestelden die beide niet beheerst worden. Angst is de terreur van rechts, hoogmoed is de terreur van links.
Iedereen lijdt wel onder één van beide.
Uit deze gesteldheid zoeken wij een bevrediging in de ene of andere sociale, religieuze of filosofische richting.
Elk mens wil bevrediging. De aard daarvan komt overeen met zijn bewustzijnsniveau of innerlijke geestelijk, mentale ontwikkeling.
Niemand is beter dan zijn naaste, indien hij NIET bewezen heeft volwaardig mens te zijn.
Noch een religieus mens, noch een materialistisch mens kan het predicaat "beter" dragen; zowel in materialisme als in religie vindt men kwaadaardigheid en nutteloze goedheid. Niemand is spiritueel dan degene die twee-in-één is, gedragen door eenheid.
Heel ons denken en gevoelen zijn getint door de verbrokenheid van deze basisdriehoek.
Een basisdriehoek die grondslag is voor een waarlijk LEVEN.
Een basis ook voor het succesvolle zelfontbranden, ZONDER VERbranden;
Het materialisme faalt, omdat het ten dele is, maar daardoor faalt ook de wijsbegeerte of religie.
Materialisme als filosofisch gegeven, denkt het "Gij - of God" weg en vult daarvoor "ik" in.
Religie denkt slechts "Gij" en negeert het "ik"; terwijl in werkelijkheid de oplossing ligt in het "wij", God èn ik.
Ik is tweeledig - God is éénledig of AL.
Ik is niet slecht, maar ten dele, zonder Bron of God.
Zonder "ik" of het tweeledige vindt God, hier beneden, GEEN uitdrukkingsveld.
Als we één van beide zijden van onze ingeschapen tweeledigheid negeren beletten we de ALGOD zich in ons uit te drukken.
Dan vertalen we hem als materialisme, als religieus dogmatisme.
En voelen ons in wezen daarbij ONgelukkig, hopelijk.
ONgelukkigheid leidt tot Onrust.
Onrust leidt tot zwerven, maar slechts wanneer het tot zoeken leidt heeft ONrust nut. Zoeken is - in feite - stijgen of klimmen; van rustpunt naar rustpunt, van bergtop naar bergtop.
Slechts wanneer de bergtoppen steeds hoger worden worden we wijzer; hoewel we ontdekken dat HOE MEER we zien des te weiniger we weten, omdat de immensiteit van het uitzicht, de grenzeloosheid zo overweldigend wordt.
Hoe hoger we komen, des te meer besef we dus krijgen van onze kleinheid.
Maar dat stemt niet tot minderwaardigheidsgevoel, maar tot op een KUNNEN gaan in het grote. Dat is iets heel anders.
Een falen of een fiasco moet aanleiding zijn tot zoeken, tot herstel, tot minutieus onderzoek, slechts dan is er progressie.
Zo is de mensheidsontwikkeling georganiseerd en zo is het mensenleven georganiseerd.
Als we dat niet ontdekken, leven we NOG niet.
De Schepper is GOED, maar ook gestreng, de natuur evenzo.
Binnen deze twee drijfveren leren en leven we, opdat we ééns MENS-GOD zullen zijn.