Er is geschreven en gesproken over de beeldenrijke taak van de Verbeelding, die de mens kan insluiten in een afbrekend, dan wel opbouwend trillingsveld.
Iedereen draagt zulk een verbeeldings-trillings veld met zich mede, en is daarvan de gevangene, indien hij niet in staat zou zijn uit te breken naar het heelal der volmaakte trillingen.
De taak van de waarachtige religie is de mens te helpen een Individuum, een ziele-persoonlijkheid te worden.
De basis daarvoor moet echter in de mens zelf gelegd worden, en wel dóór hemzelf. Zolang deze basis er niet is zijn al de woorden nutteloos, en vergroten zij slechts die oceaan van woorden, waarin wereld en mensheid bezig zijn te verdrinken.
Het is een troosteloze arbeid, mensen met woorden aan te vuren, wanneer er in henzelf geen klankbord is, gebouwd op een innerlijke autonomie. Er is slechts één mogelijkheid om tot vruchtbare werkzaamheid in spiritueel opzicht te komen.
De moderne mens der 20ste eeuw moet tot stilstand komen, er moet een rem gezet worden op zijn over-activiteit op alle gebied. Dat jagen naar religieuze of maatschappelijke bevrediging moet ophouden, wil hij werkelijk, innerlijk, de essentie Gods vinden.
Al die sec ten, bewegingen, ethisch, religieus, occult hebben in deze 20ste eeuw totaal geen zin meer, omdat de mens zijn doel voorbijstreeft door een overbelasting aan kennis. Het begrip "God" is op allerlei manieren uit te leggen; men ziet "God" als een astrale werking, als een kosmische kracht, als een persoon, als een ethisch gevoel, of als materie.
God is voor de huidige mens iets of iemand waar zij naar zoeken in boeken, in leringen, in theologische of occulte verhandelingen. Al deze zienswijzen zijn wellicht interessant, maar zij zijn nooit God!
Het is evenzo met de ziel. Er zijn talloze uitleggingen over het begrip: ziel, maar niemand weet wie of wat die ziel is en daarom is er een ingewikkelde theorie omheen gebouwd.
De vloek van onze Aquarius-era is de verscherping van het denken, dat God en ziel uiteenrafelt, verdobbelt, aan stukken hakt en tenslotte vecht om een schijn-ziel of een schijn-God. De mens, als wezen dezer eeuw, is tè ver van het Gods-idee afgedwaald om via leringen, woordenreeksen daartoe te kunnen terugkeren. Bovendien is hij door omstandigheden gemakzuchtig geworden, hij is gewend dat men hem alles op een presenteerblaadje thuisbrengt.
God moet naar hèm toekomen, inplaats van dat hij tot God gaat. Meditatie, literatuur en slogans trekken deze mens aan, omdat hij een uitweg zoekt, omdat hij vluchten wil voor de consequenties, die het verwinnen en het bezit van een individuele God met zich meebrengen. God is nooit een gemeenschappelijk bezit, nooit het privilege van een ideologische, ethische of religieuze beweging.
God laat zich door geen enkele beweging dwingen in te dalen in hun georganiseerde, prettige, gezellige vereniging.
God IS!
En hij die deze God wil leren kennen moet daarvoor moeite doen. Al die smoesjes en uitvluchten die gebruikt worden om zichzelf of de eigen gemakzucht te verdoezelen moeten door de vertwijfelde, eenzame, wanhopig zoekende mens dóórzien en uitgeroeid worden, en wel metéén.
In deze gigantische berg van leringen, theologische verhandelingen en knappe filosofieën is de zoekende, het spoor bijster geraakte mens, een eenzame, een vermoeide, verbitterde eenling. Om deze eenling bij te staan kunnen we geen organisatorisch lichaam bouwen, want dat helpt deze mens geen stap verder. Noch kunnen we hem volgieten met woorden, want ook daarvan heeft hij méér dan genoeg. Toch heeft deze mens hulp nodig, anders verdrinkt hij in de draaikolk van de zelfgenoegzame betweters, maar die hulp ligt in hemzelf.
Doch hij is zo vermoeid, zo gemakzuchtig, of zo verbitterd en dichtgeslagen geworden door de ervaringen, dat hij de moeite niet meer kan opbrengen om de individuele God te zoeken.
Om zijn geweten te sussen en zijn intuïtie een rad voor de ogen te draaien verdiept hij zich in literatuur, in intellectuele verhandelingen, of stort zich uit gemakzucht in de meditatie onder leiding van een meester, want het bezit van een individuele God is een rijkdom die slechts de sterke kent.
Die God is geen kerkgod, geen occulte meester, geen persoon, noch een emotie, maar Hij is een zekerheid, die steeds wordt bevestigd door ervaringen, door woorden, door ontdekkingen. Vanuit het bezit van deze God kan de mens op zoek gaan naar zijnsgelijken, die mede de individuele God kennen.
Nogmaals er is hier geen sprake van een god der massa, een houvast voor de primitieve, dweepzieke gelovige, maar het betreft de individuele God die door de mens - via ervaringen, zweepslagen, moeiten en verdriet - werd gevonden. Een God die de mens kan bewijzen en aantonen door zijn ondervinding, in zijn woorden en gedachten.
Dat is de individuele God van deze eeuw, die allen willen leren kennen, maar waarvoor het overgrote deel der zoekers te gemakzuchtig geworden is.
Men redeneert tegenwoordig zo: "Eerst mijn zaak, dan de interessante lezing op de T.V., dan mijn familie, dan mijn krantje en dan ben ik te moe geworden om in mijzelf een God te zoeken."
Slechts zelden hoort men: "Eerst eens tot mijzelf komen, in mijzelf naar geestelijke waarden zoeken en daarna al het andere."
Wel, de aloude wet van "zoekt eerst het koninkrijk Gods en alle dingen zullen u toegeworpen worden" is nog steeds van kracht en zal beslist niet uitgedaan worden, omdat wij leven in een tijd van hoogconjunctuur. Aan die wet valt niet te tornen, omdat hij gevestigd is op een magnetische zekerheid, waarin natuur, mensheid en ziel hun levensuiting vinden. De speurtocht naar deze individuele God bestaat niet uit het achterna rennen van allerlei bewegingen en het kapot lezen van interessante boeken. Men moet zich altijd blijven bepalen bij een individuele God, die men zelf moet zoeken en waarbij men slechts geholpen kan worden door de zoekersdrang, de hunkering, de openheid werkzaam te houden.
Zodra men gaat denken: "Ach, een individuele God bezit iedereen en die kan ik thuis op mijn gemak, bij de krant, voor de T.V. en in mijn mooie boek ook vinden", dan is men finaal verkeerd aangesloten. Dan heeft de massale gemakzucht de mens te pakken en perst hem uit als een citroen. Dan wordt hij vermalen in die tendens: ik zorg voor mijzelf en god voor ons allen!
Aan de andere kant zal een fanatiek volgen van diensten, leringen en conferenties de mens evenmin helpen, maar hij hoopt slechts dat dit helpt en daarom een fauteuil in de hemel te ontvangen.
Dat is de leugen van 20 eeuwen theologie, of dit nu met occulte meditatie dan wel met kerkelijk dogma te maken heeft: geen enkele religieuze leider, wie hij ook is, kan de mens een fauteuil schenken doordat deze zijn beweging bevoordeelt, want God, begrijpt u dat toch, lezers, God is geen geldbuidel waaruit men degenen, die men sympathiek vindt een geldstuk kan geven. God is ongrijpbaar voor welke beweging ook, want God is in de mens, althans Hij kan dat zijn. God ligt in de verhouding van mens tot mens, althans wanneer de ziel daarin meespreekt.
Die God zal de mens zelf moeten realiseren, doordat hij hem individueel, als innerlijk bezit, kent! Daarom is het levensgedrag een getuigenis van het godsbezit en daarom kunnen woorden bezield zijn dan wel dood, theorie, napraterij.
Wanneer de Aquarius-mens God wil leren kennen dan moet hij absoluut enige tijd van zijn dag aan het zoeken naar die God besteden, niet buiten zichzelf, maar in zichzelf. Niet door het lezen van andermans schone woorden, van andermans getuigenissen, hoezeer deze hem ook kunnen inspireren, maar door zichzelf te ontledigen.
De mens moet toch eindelijk weten hoe het met hemzelf gesteld is?
Hij kan toch niet blijven vluchten voor de godsloosheid in zichzelf! Men doet niets anders dan zichzelf trachten te vullen met goddelijkheid, via schone filosofieën, waardoor - zo hoopt men - God in de mens zal opstaan.
Neen, het godsbezit ontstaat door een innerlijk geboorteproces, en dat kost pijn.
U zult toch niet hardhorend geworden zijn voor de logische wetten dezer natuur en der kosmos, lezers!
U kunt toch niet de absolute wet van het geboorte-principe kunnen ontkennen?
Als men harde ervaringen ondergaat, en dat is bij allen van tijd tot tijd het geval, dan kan men daar gelouterd uit te voorschijn komen, mits men een zeker individueel godsbezit kent, zo niet, dan raakt men verbitterd, verhard, vlak en vooral wantrouwend en ongelovig.
Harde ervaringen zijn geboorteweeën voor een innerlijke God en zo de mens deze weeën waard is, dan zet de innerlijke geboorte zich door, zo niet, dan blijft er slechts die materiële dagelijkse strijd om het bestaan over, die men nooit mag verwarren met een ziele-ervaring. De huidige mens wordt zo hard en zo consequent op zichzelf teruggeworpen, dat er een massale angstpsychose is ontstaan waarvan de zenuwartsen florerende praktijken opbouwen. De mens is nooit bang voor iets buiten hemzelf, maar altijd voor iets in hemzelf, dat zich aan hem voordoet alsof het buiten hem staat.
Wil hij dit geheimzinnige "iets" ontvluchten dan probeert hij zijn omstandigheden te veranderen. Maar de kern van de angst en de onrust blijft, die gaat met hem mede, totdat lij innerlijk zijn individuele God heeft gerealiseerd. Dat kan hij slechts door dagelijks af te dalen in het eigen zelf, totdat hij stuit op dat minuscule goddelijke atoom, dat in hem als een onbeschrijflijke zekerheid verborgen ligt. De ontmoeting met dit individuele goddelijke atoom schenkt de mens verlichting, vreugde, een goddelijke beroering die hem boven alle ellende en alle leugen uittilt.
Zou hij dit atoom kennen, en als ervaring bezitten, dan vindt hij steeds weer God terug, als een machtige zekerheid.
We kunnen nu wel interessant praten over het geestvonk-atoom, over de ziel, en het oer-atoom, maar zolang de pelgrim dit atoom niet kent als de ene, ondeelbare individuele God, die niettemin als Oerkracht in de kosmos aanwezig is, is er geen sprake van een Gods-belijden, noch van een God zoeken of een geestelijke weg.
Vergeet nooit, dat de Aquarius-mens, de mens uit deze tijd, een zelfbedrieger is! Een scherpzinnig fantast, die door de loop der eeuwen een bodemloze mand vol uitvluchten heeft verzameld en daar heden zijn voordeel mee doet, omdat hij arrogant geworden is en de individuele eenvoudige, maar wijze God, heeft vervangen door geraffineerde leringen.
Wanneer de mens deze individuele God heeft gevonden, en zich daarop baseert, dan kan hij om zijn horizon te verwijden rustig allerlei leringen tot zich nemen, want zijn innerlijke God onderscheidt feilloos waarheid van leugen, schijn van werkelijkheid. De godloze mens en daarmee bedoelen wij niet , de atheïst die zijn eigen god aanbidt, of de primitief gelovige wiens god zijn religieuze autoriteit is, of de onrustige zoeker en speculant die god in allerlei leringen en experimenten herkent, of de materialist die zijn godsloosheid verdringt door succes in zijn maatschappelijke existentie, maar de godloze mens, die zijn individuele god nog niet kent, is altijd te herkennen aan de vrees om het verlies van hetgeen hij méént te bezitten en aan zijn onstuitbare zoekers-hartstocht die geen enkele methode schuwt.
De individuele god is echter gebonden aan een groeiproces.
Naar de mate de mens zichzelf innerlijk onderzoekt, en leert kennen wordt zijn god-in-hem blootgelegd.
Hoe sterker de innerlijke God des te positiever woord en daad en des te intensiever de hunkering en de verbintenis zijn. Er gaat van zulk een mens een machtige positief-negatieve kracht uit, enerzijds een verlangen naar God, anderzijds een openbaren van de individuele God.
De methode waarin deze positief-negatieve werking naar buiten komt is in overeenstemming met de staat van de individuele God. Zulk een mens bouwt nooit op een autoriteit, want hij zoekt individuele waarheid. En hij vlucht nooit in de gemakzucht, want hij weet dat een individuele God slechts door barensweeën voortgebracht kan worden.
Hij bedriegt zichzelf niet door zich af te zonderen en zijn eigen zaligheid te zoeken, maar hij combineert de tweevoudige werking van het individuele goddelijke atoom: hij versterkt zijn God door inkeer, zelfonderzoek, bezinning en hij draagt Hem uit door - al naar zijn gaven - anderen bij te staan.
De pelgrim die één van beide werkingen negeert, verraadt de individuele GQd, die twee in één is, een volmaakte polarisatie van negatief en positief.
En daarom kan de moderne, arrogante, zelfgenoegzame, maar o, zo eenzame mens van deze 20ste eeuw, de sleutel tot God slechts vinden door zelfonderzoek, en een uiterlijke en innerlijke dagelijkse stilte.
Heeft hij door deze dagelijkse speurtocht de individuele God gevonden, dan kan hij gelijkgezinden zoeken, om mee te kunnen bewegen op die ene, ondeelbare individuele goddelijke trilling.
Dus gelijkgezindheid komt altijd van binnenuit, bewerkt door de individuele God, die altijd contact vindt met de innerlijke god in de medemens. Op deze innerlijke goddelijke basis vinden mensen elkander en wat dan tussen hen mag komen is tijdelijke verduistering, beuzelarij, spel der tegengestelden.
Voorwaarde is: de individuele god, onder welke naam u deze ook mag noemen! Het bezit van deze God is de enige mogelijkheid om deze moderne hel der Aquarius-era spiritueel te doorstaan. Allen, die zulk een God niet kennen zoeken een uiterlijke god, hetzij theologisch, hetzij materieel, hetzij occult of ethisch.
Zij, die zulk een individuele God wel kennen, hun Verbeelding daardoor bezielen, hun inzicht daardoor verruimen, en steeds aan de horizon de gouden straling van een geestelijk Aurora waarnemen, wel, zij sluiten zich bij elkander aan omdat zij dezelfde trillingsfrequentie bezitten.
Gelijk trekt gelijk aan! Ook in goddelijk opzicht.
Daarom is het van belang, uw medemensen - degenen waartoe u zich aangetrokken gevoelt - te leren kennen, omdat uitwisseling van gevoelens, gedachten, handelingen de wet van gelijkheid bekend maken.
Uitsluitend op deze wet van innerlijke, individuele goddelijke polarisatie kan men een vriendschap funderen, die duurzaam is en kan men elkander belangeloos bijstaan.
Het ontbreken van deze goddelijke polarisatie brengt wanbegrip, misvatting, wantrouwen en al die tegengestelde werkingen, die grote verwarring stichten en nooit door menselijke onvolmaakte handelingen zijn uit te doen.
Een eindeloze kettingreactie is altijd het gevolg en bewerkt het tegendeel. Wanneer men daarom aan zijn individualiteit wil arbeiden, dan zal men moeten beginnen met het Individuurn: God, in zichzelf vrij te maken door daaraan iets van zichzelf op te offeren.
Er IS geen andere oplossing om tot God te komen.
De God van deze Aquarius-eeuw der individualiteit en der spiritualiteit is de abstracte maar sterk waarneembare individuele God.
Kent men Hem, wel, dan kent men noch vrees, noch zorgen, noch wantrouwen of strijd, want dan ziet men door de bedekking heen en schouwt de al of niet aanwezige individuele God in de naaste en men handelt daarnaar gelijk de naaste daarnaar handelt.
Zo vindt men individueel een weg en keert men als individu toch tot de naaste terug, op een innerlijke basis, die nooit te ontkennen is. Vanuit dit innerlijke Godsbezit groeit de individualiteit, maar nooit de afgezonderde ik-centraliteit.
Want God is in allen en alles, God is het Zijn en het Niet-Zijn, God is trilling en verenigt, hoewel Hij scheidt.
Wel, deze positief-negatieve werking, die voor de godloze mens een geheimenis en een onbegrijpelijke tegenstelling bevat, is voor de individuele Gods-bezitter de bekroning der eenheid. Het is de verootmoediging van de demonen - in de individuele God - het is het Eerste Uur van Bouw dat slechts de individuele, zichzelf offerende God-bezitter kent.
Dit Eerste Uur van Bouw is het Begin waarin het Goede Einde verborgen ligt. En waarin de Diepe Vrede van Bethlehem zich spreidt.
Voor de rusteloze zoeker een mysterie, voor u, lezer, hopelijk een ervaren Waarheid.