De logische rede is de hoogste saturnale gave, zij is Saturnus-Satanaël zelf. Om tot de omzetting van lood in goud te komen moeten wij allereerst Satanaël zijn of Saturnus, het lood.
Het lood is niet slecht, het is niet het kwade, maar het kan tot het kwade worden, indien het in zichzelf bevrediging vindt en zich verbeeldt het hoogste te zijn!
Lood zijnde kan men worden tot satan, de verharding dezer natuur, of men kan zichzelf omzetten in goud, het metaal dat de toegang verleent tot de godennatuur. Uit goud - het symbool der zielematerie - komt de geest Gods voort.
Het gehele alchemische proces is niets anders dan de omzetting van Saturnus, de poortwachter. Deze omzetting begint, zoals het in het Scheikundig Huwelijk staat: bij de overname van de taak van de poortwachter door Christiaan Rosencruys of de pelgrim. Het Scheikundig Huwelijk is niets anders dan de alchemische verbintenis van de pelgrim met Saturnus-Satanaël, de poortwachter. Een verbintenis, die tot doel heeft de pelgrim zodanig te vereenzelvigen met Saturnus, dat hij zijn werk kan overnemen.
Dit is het grote mysterie, dat voor de mensen verborgen blijft en dat zij niet wènsen te zien, omdat de samensmelting met het lood veracht wordt; het is een anti-climax, nadat de pelgrim zozeer gestreefd, geworsteld, geleden en gebeden heeft.
Daarom verbergen de occultisten en de religieuze "strebers" deze laatste fase, alvorens het werkelijke Werk in het alchemisch laboratorium begint. Men spreekt steeds over de versmelting van lood tot goud, zo de mens stimulerende om van een onwaardig metaal te veranderen in een waardig metaal. Maar men spreekt nooit van het wordingsproces tot lood, dat de uitverkorenheid kan ontvangen om goud te worden. Er wordt gezegd: het lood, dat is de persoonlijkheid, dat bent u!
Wel, wij zeggen: waren wij, maar van het zuivere loodgehalte, waaruit Saturnus bestaat!
Waren wij, maar doorgedrongen tot de essentie van die Saturnus, dan zouden wij zijn bescheidenheid, zijn al-wijsheid eveneens ontdekken, die hem de wacht deed betrekken! Die hem zo groot maakte, dat hij wilde ondergaan in het Vuur des Geestes!
De verharde Saturnus, het onwaardige, arrogante lood, is dood, blind, duister. De oorspronkelijke Saturnus, zoals wij dat ook in de alchemische boekjes terugvinden, is wijs, overtuigd van de eigen onwaardigheid!
Zo deze Saturnus verhard is, heeft de wil van de pelgrim hem tot zulk een zelfverheerlijking geleid! De oorzaak van de zondeval ligt uitsluitend in de wil, die het saturnale, één van de zeven getuigen des Heren, verheerlijkt en tot gode gelijk uitriep!
Zoals al het vermeende kwade is het in zichzelf niet "kwaad", maar het is "kwaad" geworden door de werkingen van de wil.
De zo hartstochtelijk begeerde Kennis der Wijzen wordt slechts ontvangen via de Oude Wijze, Saturnus, die zijn minderwaardigheid erkent en aanvaardt. Daarom moet u, pelgrim, samensmelten. En dat is uw strijd en uw verzet!
U wilt niet samensmelten met Saturnus, Satanaël, die u als het kwade beschouwt, maar u wilt samensmelten met God.
Dat is uw hoogmoed! Direct verheven worden tot God, is de Hemel binnengaan zonder daartoe waardig te zijn bevonden.
De ikversterving die wij leren is niets anders dan het accepteren van het ik, zoals het is! Het ik is in zichzelf niet kwaad, het is het aanzicht van deze natuur! Maar het moet zichzelf niet verheffen tot God, zoals iedere pelgrim, die naar de Geest streeft, wenst te doen.
Zijn gehele streven is een zich omhoog vechten naar de top van de Berg-der-versterving, zonder te beseffen dat hem deze versterving wacht, alvorens hij God zal zien!
Daarom is die worsteling op dat minimale plateau van de; berg. Daar worstelen al diegenen, die plotseling begrepen dat de realisatie niet een licht omstraalde heerlijkheid zou worden, maar dat, integendeel, allereerst de duisternis over hen viel, aleer zij het Licht zouden kunnen herkennen!
Dat kunt u ook lezen in het laatste hoofdstuk van het Scheikundig Huwelijk van Christiaan Rosencruys: die plotselinge ontdekking dat hij de taak van de poortwachter moet overnemen, inplaats van verheven te worden tot de heerlijkheid van het geroepen zijn!
Is het u niet opgevallen dat juist deze fase in alle belichtingen over het Scheikundig Huwelijk vergeten en gemeden wordt?
Het is triest, en tegen de menselijke natuur in, om aan het einde van de bewogen, moeizame tocht niets anders te mogen ontvangen dan de zo minderwaardige taak van wachter aan de poort. Als gnosticus of als pelgrim der Omzetting moet u echter verstaan, dat juist de verwisseling van Saturnus en de pelgrim, het allerhoogste is dat de kandidaat kan overkomen! Het allerhoogste in spirituele zin!
U kunt in de zevende brief aan de gemeente Laodicea deze zelfde fase lezen: het is de laatste strijd, het einde van een pelgrimsweg!
De verharding in het satanische, het arrogante, het zichzelf verheerlijken in de armoede en de ellende, zijn eigen minderwaardigheid verheffen tot meerderwaardigheid, dàt is de laatste en grootste fout van de kandidaat. Dit is de oorzaak van de totale blindheid van het derde oog, en de reden waarom de pelgrim uitgespuwd wordt uit de mond van de Amen, de Goddelijke Levensstroom. Dan slaat de poort hermetisch dicht. En de pelgrim wordt teruggevoerd bij de spitum lauficummakers, dààr waar hij zich op zijn borst kan slaan en "Here, Here" roepen, en zich verdiepen in theoretische kennis zonder dat de waarachtige Kennis door middel van het derde oog tot hem gekomen is! Deze pelgrim bezit geen intuïtie meer, want men zegt dat Saturnus wijs geworden is door de harde ervaringen aan de poort!
U behoeft u geen zorgen te maken over het verkrijgen van de directe Kennis, die de pelgrim tot wijsheid leidt. Kennis der ziel maakt van de mens een oude, ervaringsrijpe pelgrim. Zolang de persoonlijkheid de oude, stervende mens niet uitbeeldt, is hij nog niet aan de Omzetting toe!
U kunt op vele symbolische tekeningen zien hoe een oude, vermoeide mens sterven gaat om zijn plaats over te geven aan een stralende, in gouden harnas gehulde jongeling.
Het is zo gemakkelijk te zeggen: die oude mens is de persoonlijkheid, en hij, die jongeling, is uw ziel! Maar de kandidaat is pas waarlijk "oud" wanneer hij de herinneringen van de ziel wederom in bezit neemt. Dan pas verandert hij in de Oude en dan pas kan hij ondergaan.
Intuïtie of directe Kennis bezielt de mens tot een doordacht handelingsleven. Iedere wijze put zijn wijsheid uit de ziele-kennis. Een waarachtige wijze is hij, die zijn medemensen voorbereidt op de samensmelting met Saturnus en hen niet doorlopend opjaagt tot streven, door hen te zeggen dat zij Gode-gelijk zullen worden!
Het is het speculeren op de verborgen eerzucht van het ik, op die versteende eigenschap van Laodicea, op de hoogmoed, op de grote fout van Lucifer, die door zijn hoogmoed ten val kwam.
Satanaël en Lucifer worden ook één en dezelfde genoemd.
Zij zijn allen één: de hoogmoedige wil, Authades, de verharde Saturnus, de rots, het dogmatische versteende geloof, de enig zaligmakende kerk. Allen verstikken zij zichzelf in de hoogmoed. Het is als een doorlopende val, die geen einde neemt! U steeds vóór te houden dat u eens de heerlijkheid Gods zult zien, dat u volmaakt zult worden, dat u Gode gelijk zult zijn, is u verleiden door te appelleren aan uw hoogmoed!
Dit wil de pelgrim toch steeds?
Volmaakt worden?
God zien en zijn! De Heerlijkheid ingaan waar louter Licht is, verheerlijkt worden, zalig worden?
Wij zeggen u, pelgrim der Gnosis; gij zult de duisternis moeten kennen alvorens te weten wie en wat het Licht is!
Gelijk er in het Evangelie van de Pistis Sophia staat!
De lijdensweg zal niet eindigen eer u wéét wie de Kracht-met-de-Leeuwenkop is!
U meent te weten, maar u weet niets, zolang de Intuïtie niet is ontwaakt. Uw handelingsleven vertelt van deze ontwaking, en van uw onwetendheid en van uw aangeleerde kennis en uw armoede en ellende. U méént te weten en te kennen en te streven! Maar u zijt verhard, gelijk een rots, in uw vermeende bezittingen!
Dat is de zware opgave: de rotsachtige substantie van Saturnus bewegen, verzachten, doordringen, opdat hij worde die hij wàs voordat de wil hem meesleepte in de val: de bescheiden, oude wijze, die zijn ellende, en armoede en minderwaardigheid ziet!
Maar die wéét, in zijn deemoed, dat hij voorbestemd is onder te gaan en tot het goud te worden. Dit is de hoogste eenvoud. Eenvoud is geen uiterlijke eigenschap, het is een innerlijke gave, de kwaliteit van de wijze Saturnus. De gave van de pelgrim, die zijn kernbelemmering heeft herkend, deze aanvaardt en zich in eenvoud tot God, het Allerhoogste Wezen keert. Het is de eigenschap van de pelgrim die de grote misleiding van zijn verfijnde logische rede herkent en tot innerlijke bescheidenheid komt.
Het is de opdracht van de Rozekruiser: Hij die wéét ontdekt dat hij niets weet!
In deze enkele zin ligt de Omzetting. De apotheose, die tegelijkertijd duisternis èn Licht is. Zodra het ge-weten de pelgrim tot de Oude maakt, die volkomen bereid is te sterven, die alle Kennis die hij eertijds bezat hervonden heeft, is het derde Oog geopend. De Intuïtie - als wijsheid der ziel - wordt gewekt via de spiegel van het derde Oog.
Laodicea, de gemeente van het derde Oog, verliest dan zijn verharding en de Kennis, als herinnering, wordt wakker.
De trillingen uit het Absolute, binnenkomende via het derde Oog, wekken deze Intuïtie op.
Deze Kennis wordt Wijsheid zodra de pelgrim de eenvoud betracht, als een vanzelfsprekendheid.
Vervalt de pelgrim tot pronkzucht dan verwordt de directe Kennis in het zelfde moment tot occultisme en de intuïtie sterft. Hierdoor wordt verklaard dat in sommige leringen een glimp van Waarheid schuilt, waarna de letter deze Waarheid toedekt en zij moeilijk wederom op te graven is. Zolang de intuïtieve Kennis geen blijvend bezit is, kan zij -door een falen van de pelgrim - gevangen genomen worden in de verstening. Hij, die een glimp van de Waarheid bezit, is niet wijs - slechts beklagenswaardig - omdat hij niet de volkomen Waarheid deelachtig werd.
Hij is beklagenswaardiger dan de onwetende, want hij kent de Kracht der Waarheid en hij heeft deze verloren door de hoogmoedige pronkzucht! Alles werd hem ontnomen en hij vegeteert op de echo van een herinnering, die vervormt en tot een stenen beeld wordt, dat hij verafgoodt. Hij is moeilijker te bereiken dan zijn medemensen, want hij is verhard in het verméénde weten en hij vervalt tot speculatie en occultisme, tot forcering en dwang en verminkt zichzelf spiritueel. Om deze reden zeggen wij: kom tot zelfkennis.
Maar vervul uzelf tevens met het besef: niet de hoogmoedige bereikt het Koninkrijk, en hij die zègt te weten, maar hij, die zijn minderwaardigheid herkent, deze aanvaardt en volhardt op de smalle Weg, omdat hij de alchemische formule kent: slechts het lood, het minste van alle metalen is geroepen tot de omsmelting.
Het ik moet sterven, maar het gaat slechts onder wanneer het beseft wie het is! Wanneer het zijn eigen begrenzingen en zijn eigen arrogantie kent! Vergeet nooit dat ook de lafaard zijn arrogantie heeft, verscholen in de angst! Slechts de waarachtige pelgrim is moedig, omdat hij zich niet verschuilt voor zijn God!
Noch in de hoogmoed, noch in de angst, noch in zelfmedelijden en schijn-spiritualiteit.
Deze pelgrim klimt verder tot aan de top van de Berg-der-versterving en hij spreekt: "Ik ken u, Satanaël-Saturnus, werp uw masker af, want ik vrees niet!"
Dit is het hoogtepunt in uw pelgrimsgang; omdat u dan de Waarheid zult schouwen en zult bemerken hoe "de ring van Saturnus" springt, hoe zijn gevangenis uiteenspat, zijn versteende materie verpulvert en de deemoed - de eerste gave van de ziel - uit hem opstaat. Deze deemoed - na de woeste hoogten van de arrogantie ervaren te hebben - is het Begin van de Weg die het Goede Einde brengt.
Slechts dit begin verbergt dat Goede Einde.