In de schepping is alles ondergeschikt aan de wet: "stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren."
De beweging van het wiel van geboorte en dood is de wet des levens voor de aarde en haar schepselen.
Gaea, de aarde, moet terugnemen hetgeen haar ontnomen werd terwille van haar eigen lijfsbehoud.
Daarom leeft de mens momenteel in zulk een spannende tijd; de aarde gaat terugnemen wat haar ontnomen werd, daar zij gebrekkig wordt en ten behoeve van haar voortbestaan terug gaat nemen wat haar in begeerte werd ontstolen.
Elke schepping is geplaatst onder een wet en hoezeer hij deze ook wil ontvluchten, deze wet achtervolgt hem, omdat zij in hemzelf woont.
Wanneer het moment is aangebroken waarop Gaea, Moeder Aarde, Saturnus, de machtswellustige demon, een steen tot voedsel geeft, zal het ogenblik gekomen zijn waarover zovele voorspellers hebben gesproken: de terugval in de vergetelheid.
Men schat dat deze periode zal liggen rond het jaar 2000.
Nu kunnen velen fulmineren tegen de opkomst van de z.g. Kerk van het Pessimisme, maar niemand zal kunnen ontkennen dat er nooit een tijd geweest is waarin zo massaal geprofiteerd werd van de producten van de natuur en gedemonstreerd voor de vrijheid van de mensen.
De overheersing door de saturnale pionnen ontneemt de individuele mens hun vrijheidskans.
Daaruit vloeit voort dat deze mens vervalt in slavernij, en daardoor zijn eigen ontwikkeling in de weg staat.
De ziel groeit in vrijheid en het saturnale instinct is beangst voor deze ziel, daarom ontsteelt het saturnale principe de mens zijn vrijheidskans.
In de mythe staat dat Saturnus zijn kinderen opvrat.
Wel, ziet men iets anders om zich heen gebeuren?
Wordt de mens niet opgevreten door die bestiale, weerzin-wekkende machtswellust van Saturnusdriften, van al die machten die in zijn dienst staan?
Er is een verlangen naar terugkeer tot "vroegere tijden" zo schrijft de pers, daarom zoekt men rust en eenvoud in een landelijke omgeving, in handenarbeid, in oosterse leringen.
Het is slechts een schijnbare ontsnapping, want in iedere menselijke voortbrenging grijnst de sater en deze blijft zijn menselijke schepper ketenen.
Wanneer de mens wreedaardigheid, roofbouw en zelfzuchtigheid tentoonspreidt zal de aarde op een dag deze eigenschappen wederom teruggeven en de mens zal wreedheid, zelfzuchtigheid en roofbouw ondervinden.
De vermoeienis der aarde weerspiegelt zich tenslotte in de vermoeienis van de mensen, de begeerte en de angst van Saturnus reflecteren in de aard van de mensen, want deze aarde en deze hemel vormen één schepping.
De zichtbare hemel en de zichtbare aarde zijn niet van elkander te scheiden, zoals de mens niet weg te denken is uit zijn hem omringende aurische veld.
In deze zichtbare hemel-aarde is Saturnus koning, zoals in de menselijke individuele hemel-aarde het ego koning is.
Maar deze toestand is tijdelijk.
Iedere existentie binnen deze natuur is van tijdelijke aard; daarbinnen is een progressie dan wel een achteruitgang mogelijk onder leiding van de wil en de ziel van de mensen.
Gaea, de aarde, staat Zeus bij om Saturnus te overwinnen.
Het menselijke aardse lichaam zal die etherische ondefinieerbare ziele-kracht (die nog latent is zoals Zeus in de mythe) helpen bij de overwinning op het ego.
Er zijn tijden geweest waarin de religie leerde dat het lichaam een vloek was, dat men het moest pijnigen om tot spiritueel heil te komen. Maar zulk een opvatting is een versterking van de band tussen het lichaam (Gaea) en Saturnus, het ego.
Alle aandacht die aan het lichaam besteed wordt, al die overdreven zorgen, waardoor het tot het middelpunt van het menselijke denken verheven wordt zijn een sterke schakel in de slavenketenen van Saturnus.
Zodra de aandacht op het lichaam gericht is, kan zijn denken nergens anders mede bezig zijn.
Pijn, onverschillig in welke vorm, is ontstellend egobindend.
Niets is meer in staat de mens zijn denkvrijheid en zijn emotionele gemoedsrust te ontnemen dan pijn. Pijn is een gezonde waarschuwing der natuur, roept men deze geforceerd op en tracht men haar door de wil te overwinnen dan wordt dit een gevecht tussen ego en wil, waar de ziel volkomen buiten staat.
Onze eeuw kan men wel "de eeuw van de pijn" noemen, omdat alles in het werk gesteld wordt de pijn weg te nemen, terwijl tevens wordt getracht de dood tegen te houden.
De weg der pijnen wordt dus verlengd, hoewel men deze weg onbewust gaat door de toevoeging van de zo "gezegende" medicijnen.
Er is een natuurlijk proces uit zijn verband gerukt, waarvan de reactie terugvalt op de aarde en ook uit haar evenwicht wordt gestoten.
Het is immers bekend dat ook de baan van de aarde vreemde afwijkingen vertoont?
Om maar niet te spreken over het verstoorde evenwicht tussen aarde en hemel, waardoor de seizoenen en de weersgesteldheden hun baan verlaten.
Gaea en Uranus, het oergodenpaar waaruit de aarde werd bevrucht en de hemel door sterren en planeten werd bewoond, is uiteen gedreven. Vandaar dat Gaea op het duivelse plan kwam om Saturnus op de troon van Uranus, de hemel, te plaatsen.
De hemelse belevendiging door "fohat" is minimaal geworden en dus kan het niet anders dan dat de mens ziele-arm, licht-arm wordt en de ziel wordt noodlijdend door de onthouding van het hemelse voedsel.
Hieruit volgt tevens dat in het brein van de mensen, dat brein dat hem onderscheidt van het dier en waarin het hem vrijstaat de hemelse fohat te veranderen in god dan wel in demon, dat in dit brein de zwakke fohat vrijwel uitsluitend in demonenkracht wordt veranderd.
De hemelse "fohat" wordt afgezwakt door de gedragingen der mensheid, door de nooddruft van de planeet aarde, door de giftige miasmen die zielloze kracht oproepen en zodoende versteent de mens. Hij wordt die mythische steen die Gaea Saturnus te verzwelgen geeft, opdat hij Zeus, dat enige en jongste kind, niet zou verslinden.
Wanneer een mens zichzelf geestelijk voelt afzwakken, sterven, zoals dat kan gebeuren wanneer iemand tegen zijn geweten en intuïtie in handelt, krijgt hij op het laatste moment nog een kans om zich om te wenden. Er wordt hem een hand toegestoken door de omstandigheden, door zijn lichaam (b.v. door ziekte), door zijn wederom bovenkomende hunkering, waardoor hij een hulpkreet uitstoot.
Is die zwakke innerlijke vlam dan waarlijk etherisch zuiver, dan wordt hij geholpen om wederom de troon der ziel, de hemelse troon te bestijgen en zijn ego daarvan af te werpen.
Een mens in nood wordt geholpen.
Niet voor niets zegt het gevleugelde woord:
"Wanneer de nood het hoogste is is de redding nabij."
Maar wil de mens gered worden?
Ziet hij zijn nood?
Als ziekte hem teistert, of bitterheid of haat zijn hart besluipen, ziet hij dan in zulk een moment dat hij "in nood" is?
Onderkent de mens zijn zielenood?
Onderkent de mens in deze ontluisterende tijd de grote nood?
Is niet alle aandacht gericht op lichamelijk lijden en de uiterlijke nood?
Die overheersende saturnale angst leidt immers tot de zekerstelling van de aardse goederen en de aardse positie?
Is die verfoeiljke zegen van de maatschappelijke welstand niet een begerenswaardig bezit geworden voor de "noodlijdendel" derde wereld?
En lijdt die derde wereld niet deze nood, omdat de andere helft van de mensheid zich in materiële welstand baadt?
Wordt goed en kwaad, arm en rijk niet van bovenaf verdeeld op instignatie van een grijnzende satyr, die zijn pionnen laat dansen op zijn hypnotische melodie?
En doet de mens, die zo graag spiritueel wil zijn daar desondanks niet aan mede?
Het protest, de tegenwerking, de beschuldigende woordenvloed, ebt dit alles niet weg als die saturnale melodie de oren bereikt en die saturnale rijkdommen voor de blikken tentoongesteld worden?
Waar ligt de grens tussen theorie en daad?
Waar houden de geboorteweeën op en wordt het kind geboren?
Koestert de mens de geboorteweeën niet met een wellustig, emotioneel en schijn-spiritueel genoegen en probeert hij het uur der geboorte te verschuiven, zoals ook de wereld de geboorte harer schepselen wil regelen en tegenhouden?
Uiterlijkheid en innerlijkheid gaan altijd hand in hand.
De saturnale machtige overheersers grijnzen om zulk een protest, omdat het de kern niet raakt.
Is de weg naar de hel niet geplaveid met dat aarzelende en gecultiveerde: "Ja, maar........?" Heeft men ooit vernomen dat de wereldgeschiedenissen en de mensheidshistorie veranderd zijn door een mens die zegt. "Ja, maar.....?"
Slechts hij uit wie de daad na een innerlijk proces onder zielepijnen geboren wordt, hij is in staat aan dat roer van Saturnus te trekken.
Deze kans, waarop de spiritualisten wachten zoals zij zeggen, krijgt de mens op een onbewaakt ogenblik, deze kans komt als een dief in de nacht op het moment waarop de mens niet op zijn hoede is!
Is men NIET wakende dan spint de saturnale hypnotische melodie van Saturnus de mens in en als hij ontwaakt rest hem niets anders dan het excuus: "Ja, maar.......!"
Een ommekeer is altijd mogelijk maar dan wel "als door vuur heen......", door een innerlijke nood heen, die nood waarin men die laatste lichtkreet uitstoot als een waarschuwend S.O.S.!
In de Griekse mythe is Gaea, Moeder Aarde, in uiterste nood en daarom overwint zij haar trots en haar angst en geeft Saturnus een steen.
De in nood verkerende zielemens moet zijn ego teruggeven wat uit het ego is, hij moet die fascinerende stoffelijke materie terugwijzen, want vanuit die materie stijgt die hypnotische melodie op.
Ieder mens is materialistisch, die drang zit in hem.
De materie is een onderdeel van zijn samenstelsel, zoals ego en lichaam een deel van hem zijn.
Maar deze materie moet hem dienen en hij haar, zoals dat in het maatschappelijke systeem het geval geworden is.
De mens is de slaaf geworden van zijn eigen saturnale systeem, waarbij roofbouw, eigenbelang en hebzucht de hoofdrol spelen.
En nu voelen velen het gevaar, ook de baanbrekers onderkennen het, en nu moet het wiel teruggedraaid worden, maar dit heeft ondertussen zulk een vaart gekregen dat het hun aanvallers wegmaait zodra zij een hand ernaar uitsteken.
Als de mensheid niet zeer consequent en principieel stelling neemt krijgen zij de steen te verzwelgen die het rad van Moeder Aarde haar toewerpt. De razernij van het ronddraaiende rad is niet meer te stoppen door kreten en protestmarsen en hulpgeroep.
Het moet zijn vaart verliezen doordat de handen die het in beweging gezet hebben te zwak worden om het in die beweging te houden.
Men moet zijn handen aflaten van dit rad, van die experimenten, van die bezetenheid om de natuur te provoceren en zij die vol afgrijzen toezien, zij moeten maken dat zij wegkomen uit de baan van dit rad, want zijn zuigkracht zal dodelijk zijn. De op gang gebrachte beweging zal doorzetten, het is een wet van oorzaak en gevolg van het terugnemen wat ontstolen is, van het "stof zijt gij en tot stof zult gij terugkeren".
Anders gezegd: hetgeen saturnaal is wordt door Saturnus verslonden, daar is geen ontkomen aan en is ook rechtvaardig.
Niets is rechtvaardiger dan de onontkoombare natuurwet hoewel de mens dit niet altijd inziet.
Gaea, Moeder Aarde, geeft eenvoudig gevolg aan die wet en dit kan een ramp en lijden over de mensheid uitstorten, maar is dit niet slechts een antwoord op een eeuwenoude vraag?
Wie kan zich beklagen als de ramp daar is?
Wie heeft daartoe het recht?
Klaagde Job toen hij op de mesthoop zat?
Neen, hij verzamelde zijn innerlijke licht en hij stootte die intense zielekreet uit. Daarom werd hij gered.
De saturnale machten maken de mensen tot slaven van de zielloosheid, van de materie, van het geld en daar waar dit lukt, daar moet er iets zijn waarbij zij aansluiting vinden.
Is dat niet die menselijke angst voor de pijnlijke geboorte van de daad, de angst om de consequenties van de keuze te aanvaarden?
Als men zich laat bevruchten door de geest en daarmede zijn de spirituele mensen doorlopend bezig, moet men de vrucht eenmaal voortbrengen. Zo niet, dan verminkt men zichzelf door een abortus, dat is ook een tendens van onze tijd.
Op alle gebied wordt het leven weerhouden, "fohat" wordt afgezwakt, de spirituele daad wordt in de schoot gewurgd.
Maar, zoals ook in de uiterlijke omstandigheden, alles geschiedt met medewerking van het individu.
Wanneer de mens niet wil, pakt de saturnale melodie hem niet.
Doch een aarzeling is niet in staat de hypnose der melodie te ondervangen, want de wil slaapt in en daaruit worden die belachelijke excuses geboren, die de plaats innemen van de machtige spirituele Daad.
De schijnspiritualist plaveit zijn weg naar de schijnhemel met excuses en theorieën en laat zich wiegen op het slaaplied van die machtige, georganiseerde Saturnus-trawanten.
De gebeurtenissen volgen elkander in ijltempo op, want het rad versnelt momenteel zijn eigen vaart.
Bezin u daarom vandaag nog, spirituele mens, wees positief en principieel TEGEN elke materiële overheersing, want morgen kan het reeds te laat zijn!