Zodra de mens voor de keuze tussen materialisme en spiritualiteit wordt geplaatst, zoals de zesde Tarotkaart symboliseert, neemt hij afscheid van de machten waarmede hij voorheen gestreefd heeft: wil, denken, emotionaliteit.
De eerste helft van zijn pad was gebaseerd op "streberei" en al de gaven die het ego bezit; de tweede helft van zijn pad zal geworteld worden in de gaven van Hevah - de ziel - en de goddelijke Verbeelding.
Dan verlaat hij zich uitsluitend op zijn "kleine kracht" die uit Gods geest en de wind werd voortgebracht.
Staande temidden van de keuze wordt aan deze Adamas de scheppingsdag van de volmaakte mens geopenbaard.
De zesde dag is de dag waarop God de mens schiep.
De Davidsster of het hexagram is het symbool van de van de geweldige magie van de "kleine kracht" van David.
Op de zesde dag schiep God de mens en op de zesde dag van de week stierf Jezus.
Het is dus de dag van sterven en geschapen worden.
In de keuze ligt de tweeledigheid van het ondergaan en het opstaan in God.
Daarom zal er op deze zesde dag of in het moment van de keuze een nieuwe kracht in deze wedergeschapen mens vrijkomen.
Deze nieuwe kracht, geboren uit Hevah, toont zich in een hernieuwde verbintenis met de Schepper.
Deze verbintenis drukt zich uit in het gebed.
De pelgrims van de zesde Tarotkaart is de mens van het gebed.
Het gebed is een concentratie van de verbeeldingskracht die zich niet behoeft te uiten in woorden, maar die zich voltrekt op het moment dat het hart zich door een intensief verlangen verenigt met het denken.
Men kan iets zo intensief verlangen dat er in het denken een uitstorting plaatsvindt van trillingskracht.
Deze explosie is rond het hoofd te zien als een aureool.
Laten we allereerst afscheid nemen van onze bedenkingen tegen het gangbare gebed der predikers en der religieuze zwijmelaars.
Het gebed kan NIET uitgesproken worden zonder de Hevah-intensiteit.
Vrijwel alle gebeden die door mensen uitgesproken worden zijn intellectuele of mystieke ego-trips.
Dit gebed heeft altijd te maken met een succes op materieel gebied of een bezit dan wel een hulp voor het ego.
Adam bidt voor zichzelf en zijn arbeid; Eva bidt voor haar kinderen, haar voortbrengselen.
Maar Adamas-Hevah bidt tot God als een teruggekeerde en d.w.z. dat deze mens niets vraagt, maar slechts tot zijn Vader spreekt.
Adamas die niet meer in het zweet zijns aanschijns zijn geestelijk brood behoeft te verdienen en Hevah die niet meer in smart haar geestelijke kinderen moet baren, bevinden zich in een geheel andere situatie dan Adam en Eva die voortploeteren.
Zij hebben voortdurend hulp nodig en aanwijzingen en helingen, want zij zweven steeds op de rand van lichtloosheid.
Daarom is het gebed van Adamas-Hevah een samenspraak tussen God en Mens, Schepper en Lichtzoon.
De wederkomst van God in Adamas-Hevah bewerkt een totale verandering, een ommekeer die in het gebed te bemerken valt.
Juist in het gebed.
Adam en Eva verwerpen het gebed of zij maken er een opsomming van klachten, exaltatieve uitlatingen en egocentrische betogingen van.
Adam noch Eva kennen het gebed.
Zij spreken over "de kracht van het gebed" en bedoelen daarmede dat de mens door zich op iets te concentreren ook krijgt hetgeen hij wenst.
Dit is slechts een magische wetsvoltrekking, die besloten ligt in de natuur.
God staat daar buiten.
Hij die het slechte wil en daarvoor bidt ziet zijn wens in vervulling gaan.
Op deze wijze noemt men het zwarte magie.
Alleen wanneer een goed bedoelend mens voor zijn doelstellingen bidt en antwoord ontvangt noemt men het een goddelijke beantwoording.
In de grond doen beide echter hetzelfde; zij wenden zich beiden tot hun god-der-verbeelding en gaan daarmede in wisselwerking.
De inwonende Eva bestuurt het gebed en zij kan duivels dan wel goedaardig zijn, hoewel onwetend.
Zodra echter de inwonende Hevah de leiding in handen neemt leert Adamas eindelijk bidden. Hij bidt tot zijn Schepper en dat betekent: hij verbindt zich met DE Schepper.
Deze reageert niet op allerlei materiële verzoeken noch op egocentrische noden. Hij reageert slechts wanneer Adamas Hevah tot Hem zendt en bidt voor zijn ziel.
Adam noch Eva kunnen voor een ziel bidden, want zij kennen deze ziel niet. Zij hebben geen idee wat en waar deze ziel is.
Noch weten zij wat zij met deze ziel moeten doen.
Hun keuze waardoor deze ziel zijn levenskracht weder ontvangen zal, is nog niet bepaald.
De bron waaruit Adam en Eva bidden is vervloekt zolang zij hun omwending niet hebben voltrokken.
Vandaar dat al die gebeden die over de gehele wereld worden uitgesproken geen heil brengen voor de mensheid, maar slechts zeer persoonlijke doelstellingen succes brengen dan wel andere doelen vernietigen.
"Mijn gebed is verhoord" roept de voorganger juichend uit als hij genoeg geld bijeengekregen heeft voor zijn kerk.
Terwijl aan de andere kant van de aardbol een zichzelf opofferende priester ploetert in een barak om zijn hongerige volgelingen de rechtvaardigheid Gods uit te leggen.
Is dit geen waanzin?
Is dit niet een even zo grote waanzin als te geloven dat de enige God ons straft door ons ons brood moeizaam te laten verdienen of ons onze kinderen in smartelijke weeën te laten baren?
Het is vanzelfsprekend dat steeds meer mensen zich gaan afvragen "Waar is de rechtvaardigheid van jullie God?"
De god der mensen is even rechtvaardig als de mens die tot hem bidt. Want deze god is gelijk aan deze mens en zoals deze mens denkt, doet en zich verbeeldt, zo is zijn god.
De Adam en Eva-mens kan zich geen andere god indenken dan een persoonlijke god.
Wie kan zich buiten zijn eigen denken begeven?
Slechts Adamas-Hevah die de poort van het oer-gebed heeft gevonden. Want het gebed is het spoor der terugweg en is als het smalle pad omhoog dat de verbeelding neemt om zich met zijn Schepper te verstaan.
Het is het privilege van David of van Adamas-Hevah dat zij zonder een uiterlijk gebed gezegend worden op hun Pad.
Want hij is van uur tot uur één gebed, een woordeloze verbintenis met de Schepper houdt hem staande op zijn Pad.
De Maagd Hevah is opgenomen in de schoot des Almachtigen en daarom zijn Zijn Boodschappers met haar.
Als alles wat u doet verantwoord en puur is, ontheven aan het ego, maagdelijk in de ziel, dan IS God met u.
De mens behoeft dan geen ellenlang gebed uit te spreken, noch behoeft hij God aan te roepen in doodsnood, God zal nimmer afwezig zijn, want hij is in Zijn Schepping.
Vandaar dat wij zeiden dat de zesde Tarotkaart de stilte brengt, de stilte van het gebed, waarbinnen Adamas en Hevah zich verenigen als een sacramentele eenheid tot het gebed.
Er bestaat geen sacrament om Adam en Eva te verbinden, want hun z.g. eenheid is slechts een spanningsveld tussen twee tegengestelden, het is een natuurlijk proces zoals wij dat overal in de natuur om ons heen zien.
Zolang deze tegengestelden elkander in evenwicht houden is het spanningsveld gereed tot voortbrengen; maar er is geen sprake van enige goddelijke inspiratie.
Door twee uiterlijke vormen wordt een natuurlijke vrucht voort-gebracht, maar door een uiterlijke vorm die twee-in-één is kan een goddelijke vrucht voortgebracht worden.
Want ook God is twee-in-één: Vader-Moeder.
De opperste eenheid bevindt zich in de samensmelting van de twee tot één nieuwe potentiële kracht.
En dit heeft niets te maken met de gemeenschap van man en vrouw, noch met sexualiteit of huwelijk of die geëxalteerde kosmische twee-eenheid die occult getinte figuren dikwijls demonstreren. Uit de kronkel in de verbeelding van de mens komt de god en de geest van deze mens voort en deze schenkt hem leringen die hij zelf gaarne wil bezitten.
De mens is het meest tevreden wanneer zijn god in overeenstemming met zijn eigen denken handelt, indien niet, dan zoekt hij een andere god, die hem wel ter wille zal zijn.
De mens brengt een god voort, doch hij wordt daarom nog niet door de ene God herschapen.
De wisselwerking is omgekeerd dan hij behoort te zijn.
Deze wereld is vol met goden, omdat er zoveel verschillende mensen zijn met anders gevormde verbeeldingskracht.
De Eva-kracht is net zo veelvuldig als de Adam-kracht; slechts Adamas is en blijft dezelfde, gelijk Hevah altijd dezelfde zal blijven.
God is niet veranderlijk; hij is altijd één, gelijk aan zichzelf.
De mensen zijn onderling verschillend, omdat zij de rechte weg bijster zijn geraakt, vandaar hun verschillende ideeën, hun verscheidenheid in typen, zij zijn nog niet opgegaan in de eenheid waarin alle tegenstellingen en de twaalfvoudige zodiak zijn vervaagd.
"Zoveel hoofden zoveel zinnen," zegt men, maar zodra Adamas-Hevah herboren is vervalt zulk een disharmonische basis.
Het ene ego kan zich neerleggen bij het doel van het andere ego, zij kunnen elkanders gedachtengang begrijpen, maar dit is altijd een tijdelijke toestand; zolang het ego afhankelijk is van de demonische kracht van Saturnus-Satanaël blijft het veranderlijk.
Iedere hoofdzonde kan het van standpunt doen veranderen, iedere impuls van Eva kan het doen omzwaaien naar het tegenovergestelde.
De ego-mens vindt in zichzelf de eenheid niet en daarom loopt hij van het ene experiment naar het andere totdat hij vermoeid is geworden en dan komt er helemaal nergens meer wat van, dan dommelt hij wat voor zich heen en droomt van wat eens geweest zou kunnen zijn.
Voordat Adam zijn keuze heeft bepaald is er geen sprake van éénpuntige gerichtheid, zijn afhankelijkheid van Eva brengt hem wisselvalligheid, veranderingen, op- en neergang.
Het materiële welslagen van welke religie dan ook betekent niet dat God deze religie zegent, het betekent slechts dat een goede business-man aan de kop staat, iemand die weet hoe hij de menselijke natuur bespelen moet.
In de grond zijn er slechts twee principes: Satanaël en Adamas.
God behoort niet tot deze twee ondergeschikte machten.
Satanaël-Saturnus dient zichzelf, Adamas dient God.
Als bemiddeling kent Satanaël Eva en Adamas kent Hevah.
Eva wendt zich nooit tot God, zij wendt zich tot zichzelf, omdat zij het bezit is van Satanaël Saturnus of het rad van geboorte en dood.
Hevah wendt zich echter tot God, zij kent niemand anders.
Alle goden die de wereld dienen, die de materie vermenigvuldigen en die de materie vervloeken behoren tot de ring van Satanaël-Saturnus; slechts de God die los staat van elke materie, die zich niets aantrekt van de uiterlijke beletselen van Adam, maar Adamas roept, deze God is bovennatuurlijk, zich bevindende BUITEN de heerschappij van Satanaël-Saturnus en daarom onveranderlijk dezelfde blijvende.
Adamas dient deze God en daarom is zijn denkrichting onveranderlijk, niet uiterlijk, maar innerlijk.
Hij kent maar één doel en dat ligt in het geestelijke veld, hij laat zich van dit doel niet afhouden, noch door Eva, noch door enige dienaar van of enige dienstbaarheid aan Saturnus-Satanaël.
Met betrekking tot zijn doel kent hij geen compromis; een compromis sluit altijd in dat hij Saturnus-Satanaël ter wille is.
Hij verraadt zijn principe nooit.
Een principe dat gebaseerd is op de maagdelijkheid zijner ziel; daarom zondigt hij niet, d.w.z. hij stelt zich niet buiten het licht waaruit zijn ziel levenskracht betrekt.
De mens kan zich, door zijn veranderlijkheid, het ene moment in het Licht bevinden en enkele minuten daarna buiten het licht; hetzij door zijn gedachten, hetzij door zijn woorden, hetzij door zijn daden. Dit bewijst dat hij de éénheid nog niet kent, de onveranderlijke éénheid die Hevah hem schenkt door hem in de eeuwig dezelfde God terug te brengen.
Onze eigen veranderlijkheid verdriet ons, maar wij zijn te laks om er iets aan te doen, wij laten ons meedeinen op dat af en aan golven en laten ons dan weer hier en dan weer daar op de kust werpen; vermoeid en gekneusd proberen wij dan weer onze bezinning terug te vinden en gevoelen berouw, droefheid en bitterheid. Maar wij vergeten dat dit alles ons deel is omdat wij niet gekozen hebben.
Zodra onze keuze gemaakt is houdt de golfslag op en maakt plaats voor het ruisen van het innerlijke Meer der Heerlijkheid waaruit het woordeloze Gebed opstijgt dat op de vleugelen van de Maagd Hevah tot de Schepper wordt gebracht.
Omstraald door de glans van de ster van Bethlehem, gedragen door de "kleine Davidskracht" brengt deze Adamas-Hevah dan een vrucht voort: Chrestos uit de stam van David.