In de astrologie meent men dat de zesde kaart van de Tarot: de Beslissing overeenkomt met het teken van de Tweeling, en de keuze tussen de twee wegen.
Wij zouden hiervan echter willen afwijken en de zesde, kaart in overeenstemming willen zien met de zesde aeon, of het zesde teken van de dierenriem; de Maagd.
Wanneer de pelgrim voor zijn beslissende keuze staat heeft hij in zijn denken reeds gekozen, anders wordt hij er niet voorgeplaatst.
Hij kiest voor de Maagd Hevah.
En hij kan dit slechts doen door zich te gedragen zoals zijn opdracht is in de zesde aeon in het Evangelie van de Pistis Sophia: door bezinning en stilte.
Door maagdelijk te worden, het verleden critisch te beschouwen en het te reinigen van alle onjuistheid zal hij komen tot de onderkenning van de eigen maagdelijkheid; een maagdelijkheid tegenover de beslissende weg die voor hem ligt: de opgang tot de hoogte des geestes.
Daarom behoort de kandidaat die deze keuze doet wars te zijn van agerende activiteit, van tegenstand, van strijd.
In de bezinning en de stilte ontmoet hij de Maagd die de nieuwe geboorte zal voortbrengen.
Christus werd uit de Maagd geboren; Hevah zal deze geboorte moeten realiseren en Adamas zal daartoe Hevah in zich om moeten dragen.
De beslissing ligt dus bij de Maagd, of zij al dan niet vrucht wil dragen.
Wij moeten dit beeld volkomen losmaken van iedere sexuele voorstelling, van elke menselijke verbintenis.
De beelden uit de universele Religie zijn altijd zinnebeeldig en zij sluiten aan bij de mens die zichzelf gewassen heeft van de onreine voorstellingen, van de onreine gedachten en daden.
Adamas moet maagdelijk worden.
Een hart dat vol is van bitterheid en zich herhaaldelijk pijnigt met beelden uit het verleden, is nog niet maagdelijk.
De zesde Tarotkaart brengt de bezinning onder leiding van de Maagd.
Men kan slechts een objectieve en positieve keuze doen wanneer het verleden zich niet meer door duizend en ÈÈn angel in ons vasthecht.
De pelgrim van de Keuze is een losgemaakte, iemand die zich losgewikkeld heeft uit de windsels van de lagere ervaringen.
Hoe zal het denken zich kunnen losmaken wanneer het tot aan de rand is gevuld met herinneringen, hoe zal het een keuze kunnen doen wanneer het niet duidelijk kan schouwen.
Ons ervaringsbewustzijn, onze levensleringen brengen ons tot aan de Keuze, maar niet verder.
Na de Keuze is er een ander bewustzijn nodig, het bewustzijn dat maagdelijk is gebleven, de bewuste Hevah.
Onbezoedeld treedt zij Adamas tegen en leidt hem verder op de nu komende weg, een zieleweg.
Adam kent zijn ervaringen op de weg tot aan de ziel, Adamas en Hevah, de hoge Verbeelding, worden ÈÈn op de weg der ziel.
Op de eerste weg neemt God de gestalte aan van de vervloeking: er is weerstand, er is een zoeken naar weten, men roept: "Er is geen God!"
Op de tweede helft van de Weg neemt God de gestalte aan van de Lichtuitstorting: er is vervoering. inkeer, belerende stilte, kortom, het weten via Hevah brengt God nader tot Adamas.
Daarom staat er in het Boek Henoch: "Gij zijt aarde en in dezelfde aarde zult gij ingaan, de aarde waarvan ik u gemaakt heb.
Dan kan ik u wederom tot Mij nemen bij Mijn tweede komst."
Het begin van de zoekersweg is het ingaan in de stof, de indaling in de aarde, de duisternis, de lichtloosheid en de vervloeking.
In die aarde vindt men God niet.
Men boet slechts de vervloeking uit.
Eén worden met die aarde wil tevens zeggen Eva, de moeder der aardse kinderen, leren kennen en haar in zichzelf opnemen: het denken is gericht op de aarde, het hart slaat slechts voor die aarde en God is ver, een beeltenis uit aarde gevormd.
Dit is het logische gevolg van de vervloeking
"In het zweet des aanschijns zal de mens vrucht voortbrengen, maar deze vrucht is niet vervloekt, maar goed.
Slechts de boze vrucht des mensen is vervloekt!"
De vrucht die in het zweet des aanschijns voortgebracht wordt is niets anders dan de wijsheid, de herkenning, de terugkomst of de wedergeboorte van het aloude oerweten.
Daarom is zij goed.
God is niet zo banaal en oppervlakkig dat hij slechts over de geboorte van de generaties spreekt.
De normale geboorte van een mensenkind is niet inbegrepen in de vloek, want er zijn bewijzen te over dat zij niet bovenmate pijnlijk behoeft te zijn.
God straft niet door pijn en lichamelijk leed, want slechts de ziel is uit Hem en bezit Zijn bescherming.
God vervloekt door de ervaringsweg, doordat hij de mens dwingt ervaringen op te doen, opdat deze nadien niet meer zal vallen.
Hij vervloekt uit liefde.
God straft ons niet door ons in zweet en tranen ons brood te laten verdienen onder een hardvochtige chef, in beroerde omstandigheden.
Er zijn tallozen die nimmer werken en toch hun brood hebben.
God heeft de rijken niet lief boven de armen.
En toch - de vervloeking uit het Genesisboek lezende - komen de theologische predikers tot deze overtuiging.
De materieel bevoordeelde staat in Gods gunst.
Want de vervloekte moet "in het zweet des aanschijns zijn brood verdienen."
De historie bewijst dat juist de armen aan materieel bezit rijk waren aan de Geest Gods.
Hoe anders klinken de woorden der vervloeking als wij hen op spirituele wijze uitleggen.
Gij zult uw geesteskinderen door pijnen baren.
Gij zult uw geestelijk brood slechts in het zweet uws aanschijns verdienen. En dan - om met het Henochboek te spreken - is deze vrucht goed.
En hoe veel ruimer wordt het wereldbeeld wanneer wij de geestelijke dingen aan de geest toevoegen en de aardse dingen terugwijzen naar het verstand van de mens.
Dan behoeven wij ons niet meer af te vragen: waarom straft God de ene mens met armoede en zegent hij de andere met rijkdom?
God heeft niets te maken met deze uiterlijke omstandigheden van het begin van deze weg die tot in de aarde, tot in de materie leidt en die door de mens zelf geëxploreerd moet worden, opdat hij weten zal.
Hij leert in dit begin de lessen door ervaringen.
Hij gaat met Eva de aarde in en er wacht hem dus niets anders dan de dood, de vervloeking, de misleiding.
Maar daaruit zal hij ontwaken indien hij "in het zweet zijns aanschijns" het geestelijk brood bemachtigt en zijn kinderen baart in smarten.
De man - zoals het in het Genesisboek staat - moet werken voor zijn geestelijk brood, hij is de figuur voor de strijd, de tegenstand, het bevechten van de overwinning.
Adam is anders gepolariseerd dan Eva.
Hij zal zijn geestelijk brood willen verdienen, d.w.z. door inspanning van het denken.
Eva zal een geboorte voortbrengen: zij moet uit die vergiftigde verbeelding een nieuw kind te voorschijn brengen en dat kost smart en pijnen, want zij moet zichzelf omschakelen.
Adam zal bemerken dat zijn gevecht dikwijls stenen broden brengt en Eva zal bemerken dat velen van haar kinderen dood geboren zijn, niettegenstaande haar moeiten. Adam moet Adamas worden en Eva moet Hevah worden, eerder komt er geen einde aan de vervloeking.
Laten wij toch ophouden de universele leringen, de goddelijke overdracht te banaliseren en haar steeds weer gevangen te nemen in de stof, in die adamitische aarde, waarin de vervloeking ons achtervolgt.
God is Licht!
Daarom moet men Zijn woorden ook plaatsen in het Licht en hen niet bedelven onder die vervloekte aardkorst.
Christus wordt geboren uit de Maagd.
Hij staat op uit de maagdelijke Verbeelding van de Adamas- Hevah mens, die maagdelijk is, bezien uit de geest.
Hij is gewassen door het zielebloed dat hem, op het moment van de beslissing, wordt aangeboden.
Denk bij dit zielebloed, (en ook wanneer men spreekt over Christus' bloed) niet aan het bekende rode vocht, maar denk aan een etherische uitstorting van een zeer hoge trilling waardoor Adam in staat is zich te bevrijden van het verleden, van zijn vervloeking, van zijn adamitische verdoeming, van de strijd, en van Eva.
Dan wordt hij wederom die paradijselijke mens die niet door Saturnus-Satanaël benaderd wordt en de diepe Vrede van Bethlehem keert in hem terug, want de Maagd is wederom in hem. Pas wanneer deze Maagd Hevah in hem is, is er een geboorte-mogelijkheid.
Slechts de adamitische mens die hartstochtelijk begeert om een Adamas te worden brengt deze Eva-Hevah legende terug tot het sexuele vlak en vervormt haar al naar zijn diepste wensen.
Er is geen enkele manier waarop Adam zichzelf kan forceren in een Adamas, al zou hij zijn hele leven vasten, al zou hij geen vrouw aanzien, al zou hij zichzelf kastijden en gekromd gaan onder zijn religieuze plichten: Adam blijft Adam zolang hij zijn beslissende Keuze niet heeft gedaan.
Deze Keuze houdt niet in het verwisselen van een uiterlijke religie, noch het zichzelf op de knieën dwingen in gebed of zichzelf de lotushouding opleggen voor een dagelijkse meditatie.
De Keuze bestaat uit volkomen afstand doen van de aarde en het ingaan in de hemel.
De aarde betekent werken voor een comfortabel leven, het betekent Eva aanbidden, zichzelf laten verleiden tot daden die men eigenlijk niet wil, maar begaat omdat men Eva begeert.
Het betekent: kennis vergaren, bezit vergroten, een plaats veroveren die door de mensheid gezien zal worden.
Kortom: de aarde betekent gevolg geven aan elk van de zeven zonden van de satanische draak.
De hemel ingaan betekent: realiseren hetgeen door de aardse mens, door Adam, onmogelijk wordt geacht, zoals de geboorte uit een maagd; onthecht zijn aan geld en goed, aan wellust en begeerte.
Het betekent de volmaakte stilte en de zuiverste reinheid.
Wanneer de mens zo opnieuw gevormd wordt uit de hemelse Materia komt "God voor de tweede maal" en neemt hem tot zich.
Wanneer de pelgrim God herkent is dit een wederherkenning, een herhaling.
Daarom zegt de serieuze pelgrim: "Mijn God, Gij spreekt woorden die bekend zijn."
Adamas-Hevah wandelen met God op een weg die omhoog leidt en die geen smarten baart en geen werk vraagt in het zweet huns aanschijns, want de tweede helft van de Weg tot de Hoogten is hen bekend, zij drukken bestaande voetstappen en herbeleven bestaande klanken.
Hetgeen u weet, uit intuïtie, is niet nieuw voor u, het is oeroud en slechts nieuw omdat u het vergeten was.
Er bestaat geen nieuwe, goddelijke, universele leer, want er is slechts één Leer en zij wordt voor de waardige pelgrim herbeleefd. Hij die steeds iets nieuws zoekt heeft de bodem van de wijsheid nog niet bereikt.
Eén leven is niet genoeg om de wijsheid Gods te doorgronden, want zij is onpeilbaar.
Er is geen einde aan Zijn wijsheid en daarom kan Adamas nooit zeggen: "Ik heb genoeg."
Slechts de adamitische mens krijgt eens genoeg: zijn eigen verlangen is begrensd, zijn verbeelding is afgebakend, zij bewustzijn kent zijn begrenzingen.
Maar Hevah, de Maagd, schenkt Adamas de onbegrensdheid en leidt hem tot in de diepste diepten van de Wijsheid Gods en tot op de hoogste toppen van de Bergen der ongevormdheid en er zal geen einde aan hun reis zijn door de dalen en over de hoogten van dat wonderbaarlijke wijsheidsland Gods, want hetgeen Adam verloren heeft is onmeetbaar, een schat die niet gemeten kan worden door het menselijke verstand.
Wat hij ervoor in de plaats kreeg is niets dan ijdelheid, bedrog, strijd, vernietiging.
Daarom, als Hevah bij u binnenkomt, vangt de reis door de tijd en naar de eeuwigheid pas aan en gij zult spreken: "Het Land dat aan mijn voeten ligt is het Land mijner dromen, Heer, en het Land Uwer belofte!"
En gij zult niet moede worden de schoonheid te schouwen, de rijkdom op te tasten en uw vreugde uit te zingen.
Want waarlijk Adamas-Hevah opent de schatkamer der wijsheid en hij zal daarvan eten zonder ooit genoeg te krijgen en zij zal daaruit baren zonder ooit ledig te worden.
Want het Land waarin zij behoren bestaat uit Uw Licht, Heer!