Alle narigheid in de natuur en de wereld is begonnen met jaloezie.
Toen Satanaël ontdekte dat God de natuur aan Adamas onder-geschikt wilde maken, overlegde hij een aanslag tegen Adamas, zo staat het in het Henochboek.
De natuur veranderde hij niet, maar de zin daarvan; d.w.z. er kwam een geest van gerechtigheid en een geest der zonde.
Satanaël herkende de zonde en de veroordeling die hij voorheen had ondergaan.
En pleegde hij een aanslag tegen Adamas.
De kern van alle strijd ligt dus in de ijverzucht van Satanaël tegenover Adamas, die in den beginne in zijn eigen harmonische wereld werd gesteld.
Die wereld was het paradijs.
Satanaël bracht de strijd der tegengestelden, omdat hij Adamas benijdde en tevens zijn eigen veroordeling en zonde herkende.
Deze satanische ijverzucht leeft voort in de werking der beide wereldmachten: man en vrouw.
Zolang Satanaël niet is teruggekeerd op zijn schreden zal zijn ijverzucht voortwoekeren en daardoor het rad der generaties, de op- en neergang in beweging houden.
Met de beet in de appel deed de satanische trilling zijn intrede in Adam en Eva, in de mensheid, als een bloedsdrang waaraan zij nu instinctief gehoor geven.
De begeerte tot heerschappij dwingt Satanaël tot het voortbewegen van het rad van geboorte en dood, het wiel der sexen, de instandhouding van de verbroken natuur.
Satanaël bracht die harde wet van oorzaak en gevolg, van gerechtigheid en onrecht, van straf en boete.
Door zijn kennis van de eigen zonde, en eigen lichtloosheid veroordeelde hij zichzelf tot een vervloekte; niet de vloek Gods trof hem, maar hij vervloekte zichzelf tot die bijna onmogelijke terugweg waarop de tegengestelden elkander opvreten.
De natuur is niet veranderd, slechts haar "zin" veranderde.
Zij was niet langer de harmonische wereld, Adamas omringende, maar zij werd tot een obstakel op de thuisweg tot God.
Ons ego, waarin die strijd der tegengestelden zo onuitwisbaar besloten ligt, is een belemmering zolang het satanisch is, zolang dat gif der appel er werkzaam in is.
Zou dit ego terugkeren tot de harmonie van de oernatuur, dan zou het een ondergeschikt instrument worden, Adamas dienende.
Daarom bestaat er geen enkel geldig excuus voor het niet betreden van de terugweg naar het Oerbegin.
Satanaël belet ons, maar wij dienen Satanaël en weigeren hier-mede op te houden.
Daar waar wij het schijnlicht willen dienen, kunnen wij niet het goddelijke Licht dienstbaar zijn.
Zolang Satanaël, het onder de natuurwet Gods uitgezakte ego, ijverzuchtig blijft op Adamas, de Lichtzoon, is er geen kans op een terugkeer bij God.
De jaloezie, de hoofdzonde van Mercurius, die als de boodschapper der goden geldt, is de oorzaak dat de ziel geen vrije doorgang heeft.
Het bezit van de macht, het bezit van de wijsheid, het bezit van de volkomenheid en het bezit van de troon, spelen de hoofdrol in onze eigen levensstrijd.
Niemand van ons mag er zich van bewust zijn, maar in diepste wezen is de herhaling van de zonde van Satanaël het struikelblok op onze weg.
Het bewijst zich in alle strijdperken: tussen de geslachten, tussen de generaties, tussen de machten en tussen het ego en de ziel.
De jaloezie op het bezit van de ander ontketent een voortdurende beweging die de wereld in stand houdt, die haar levensdrift doet oplaaien en die de mens tot "streber" maakt.
De jaloezie die zich uit in wedijver op alle gebied, is onrustig als Mercurius en zij vormt sinds eeuwen de stimulans om tot bereiken te komen.
De prikkel van dit levensveld en haar existentie vormt Satanaël.
Zou men hun wurgende greep verbreken dan verdwijnt de prikkel en wordt men dus een ander mens: evenwichtig, niet geïnteresseerd in het bereiken van de hoogste sport der ladder, noch interesse tonende voor het vermeerderen van bezit en kennis.
Zodra de prikkel wordt weggenomen staat de mens in een vacuüm, en zou hij geen veranderd mens zijn dan zou zoiets hem tot wanhoop brengen.
Er valt iets essentieels weg en er komt niets voor in de plaats.
Dit is dikwijls een ziekelijk verschijnsel bij zenuwstoringen: de interesse voor het leven valt weg en er is niets anders.
Zo wordt men labiel, een gegadigde voor de zelfmoord.
Eva, de leidende figuur in de Paradijslegende, zorgt ervoor dat deze prikkel voortdurend aanwezig blijft, want zij heeft zich verbonden met SatanaÎl terwille van het voortbestaan van deze existentie.
De moeder der generaties leidt het spel der tegenstellingen.
Daarom is de jaloezie een specifieke eigenschap van de vrouw, bij de man wordt het meer een wedijver, een krachtmeting.
De jaloezie van de vrouw zorgt ervoor dat de man de maatschappelijke ladder beklimt.
U kent het gezegde: "De weg omhoog is gevleid met vrouwen die hun man omhoog douwen!"
De "zonde" die God Adamas voorspelde na het scheppen van Eva, betekent deze ketening aan die satanische drift waaruit Adamas niet meer loskomt voordat hij Eva terugwijst.
De paradijslegende herhaalt zich van uur tot uur en van dag tot dag.
Eva begeert nog steeds de vrucht van Satanaël en Adam accepteert deze nog steeds zonder noemenswaardig verzet.
De natuur blijft een arena zolang de ijverzucht van Satanaël in de mensen levend is. Men kan nooit zeggen: "Ik ben niet jaloers".
Ieder mens is jaloers, ijverzuchtig, belust op iets beters, zoekend naar iets anders.
De huidige welstand en het comfort van de maatschappij is geënt op de jaloezie van het individu en van de groeperingen.
Tussen de religies onderling heerst de ijverzucht, de jaloezie en de wedijver van Satanaël; zij benijden elkander de zielen, hun kennis, hun macht, hun geld, hun welstand.
Geen enkele emotie is zo overdrachtelijk als de jaloezie, zij sluit zich bij de emoties aan: bij de angst, bij de drift, bij de begeerte, bij de luiheid, bij de wellust, bij de hoogmoed.
Deze jaloezie is waarlijk de boodschapper van de demonische goden.
Hij kan de mens paralyseren, maar eveneens aanzetten tot blinde actie.
De angst om Eva te verliezen roept in de man de ijverzucht op om zijn doel te bereiken.
En omdat de mens geen inzicht bezit in deze bodem van het kwaad wordt hij een vervloekte. ~
Hij wordt vervloekt omdat hij zich overgeeft aan Satanaël, die zichzelf vervloekt heeft.
Door Satanaël te vervloeken en te beschuldigen ontkomt men echter niet aan hem.
Dat is de reactie van de laffen en de luiaards.
Om werkelijk tot God terug te keren moet men iets doen.
Om zulk een daad te stellen moet men echter allereerst de astrale beeltenis bezitten; in de hoge Verbeelding wordt deze verlossende daad geboren.
Hevah inspireert Adamas tot deze daad.
In het denken, dat de begrenzing van Satanaël passeert, vindt de versmelting van Adamas-Hevah plaats en wordt de scheppingsdaad realiteit. Omdat de Adam-Eva-mens tot nu toe deze scheppingsdaad niet heeft volbracht is hij een imitator gebleven, maar hij werd geen schepper.
Slechts God schept, de mens brengt voort.
Scheppen doet men uit de abstractie, uit de hoge Verbeelding, die zijn inspiratie ontvangt buiten de wereld van Satanaël.
Alles wat de mens voortbrengt is uit de satanische gebieden genomen, het is tijdelijk, onderworpen aan verval, aan strijd, aan vervloeking. Alle projecten waar Eva Adam toe inspireert zullen door de tijd worden afgebroken.
En zij zullen doorlopend de prooi zijn van machtsstrijd.
Er bestaat geen rust, geen inspirerende stilte zolang Adam-Eva de leiding in handen heeft.
Het is waarlijk onmogelijk dat die enge verbintenis tussen Adam-Eva en Satanaël verbroken kan worden door een bepaalde leer; iedere leer raakt slechts het intellect dan wel de emotie in een mens.
De Adam-Eva-mens moet leren scheppen en daartoe moet zijn eigen instrument herzien worden, zijn
natuur moet terugkeren tot die satanloze natuur waarbinnen Adamas werd geplaatst.
Via het Paradijs leidt de weg tot God en niet daar buiten om.
De paradijstoestand is een herbinding met de Schepper, een Gode gelijk worden, zodat men uit zichzelf scheppen kan.
Daarom noemt men een creatief, uit zichzelf scheppend bezield kunstenaar een begenadigd mens, hij is een flauwe afschaduwing van hoe het in de geest zou zijn.
Zodra de mens de imitatie verlaat en uit zichzelf schept, is hij zelfwerkzaam.
Het doet er niet toe wat men schept, maar op het moment van de creativiteit is men niet meer horig aan derden, slechts aan de inspiratie onderwerpt men zich.
Uit de scheppingen herkent men de mens.
Aan de vruchten herkent men de boom.
De wereld is vol met imitatie-bomen, vol met imitatie-vruchten, die geen smaak en geen kleur bezitten, die niet stralen zoals de vruchten van de Levensboom, de Boom der ziele-inspiratie.
Een bezield mens spreekt uit een tweevoudige bron: Adam-Eva, dan wel Adamas-Hevah.
Daarom zijn zoveel creatieve uitingen gebonden aan de sexualiteit: zij zijn uitdrukkingen van de verbintenis Adam-Eva.
Zou men iets voortbrengen uit Adam dan wel uit Eva dan is de vrucht niet bezield: hij is of intellectueel, dood, of mystiek, irreëel.
Iemand die bezield wordt door God, door de Geest, kan daarom niet stil blijven zitten in zijn fauteuil, voor zijn T.V., of achter zijn bureau.
Hij moet scheppen, hij moet een daad voortbrengen, al naar zijn geaardheid.
Bezieling, hetzij uit Adam-Eva, hetzij uit Adamas-Hevah, is een drang die in vrijheid geboren wordt. Deze drang vormt zijn eigen wet. Daar moet degenen die zo verzot zijn op de vrijheid eens over nadenken. Inspiratie, bezieling, bezieling dwingen tot daden en stellen wetten. Adamas-Hevah schreeuwt niet om vrijheid, maar om de herbinding.
Prometheus ging wetend zijn ketening tegemoet, hij kon niet anders, omdat zijn bezieling hem dwong.
Zoals Adam onder Eva staat, zo staat Adamas onder Hevah, dat is een ingeschapen wet.
Eva is instinct, Hevah is bezieling.
Eva kent drift en gewetenloosheid, Hevah kent intuïtie en GEweten. Het luisteren naar Eva belet Adam om de stem van Hevah te horen. Drift en gewetenloosheid gaan hand in hand, intuïtie en GEweten evenzo.
Omdat Hevah buiten Adam gesteld is, is de intuïtie afgezwakt tot een ervaringsbewustzijn, een vaag instinct dat reageert op vage impulsen, maar dat zich vrijwel nooit verheft boven de uiterlijke omstandigheden.
Adamas-Hevah bezit de intuïtie die hem naar de poort van Satanaël leidt, die hem de zwakke plek in het harnas van Satanaël wijst.
Hoeveel legenden zijn er niet waarin de vrouw de ridder naar de draak leidt of hem de oplossing schenkt.
Venus, Maria, Mirjam of hoe de Maagd heten mag, leiden Adam naar de overwinning.
Hevah leidt Adamas naar de triomfwagen van Osiris.
De zevende kaart in de Tarot stelt de Wagen van Osiris voor.
In het Boek van Christiaan Rozenkruis is het Venus die de beslissende rol speelt: zou hij Venus niet hebben aanschouwd dan zou hij de wacht van Saturnus nooit doorbroken hebben.
Men moet Eva overwinnen, haar schouwen zoals zij is, om de toegangspoort tot het paradijs terug te vinden.
In het "paradijs op aarde" de beeldspraak die dikwijls bij een gelukstoestand aangehaald wordt, is de slang, Satanaël, altijd inwonend. En hij breekt af daar waar gebouwd wordt; hij laat niet toe dat er aan de eeuwigheid gearbeid wordt, omdat dit hem zijn positie zou kosten.
Satanaël-Saturnus handhaaft zich ten koste van de Lichtzoon Adamas en door middel van de positie van Eva.
Het Franse woord: "Cherchez la femme" wanneer er van een netelige situatie sprake is, is zo oud als de wereld.
Maar dit woord is eveneens van toepassing wanneer er van een overwinning sprake is en ook wanneer de Adamitische mens zijn spirituele kwaliteiten gaat tonen.
De Hevah in het individu is de overwinnares die Adamas uit het paradijs terugvoert tot aan de staat van zijn zondeloosheid.
Om Hevah te vinden zal Adam de alles beslissende Keuze moeten doen; indien niet, dan blijft hij de imitator, de prater, de Eva-horige, de mens die in gevangenschap over vrijheid bralt.
Daarom zal de wetende mens slechts een glimlach over hebben voor al die woorden die de rivieren van het menselijke denken vullen en hij zal zijn zeven zinnen sluiten voor de satanische drift van de zevenkoppige draak, want hij moet zich bezinnen op de stilte, die in hem en uit hem stroomt, zijn Hoge Verbeelding vullende, Hevah tot hem brengend, die hem voeren zal tot in de Bruiloftszaal waar Satanaël-Saturnus wacht om hem de ring te schenken.
En Adamas-Hevah breekt deze ring nu de Vrijheid binnen Gods wetten hem wacht.