De Adam-Eva legende zet zich voort tot op de dag van vandaag en dwingt het zoekende deel der mensheid tot een keuze.
"Terwijl Adam sliep maakte Ik uit zijn rib een vrouw, opdat hij door de vrouw de dood zou kennen," zo staat het in het boek Henoch.
En Hij zeide tot Adam:
"Na het zondigen komt niets anders dan de dood".
Eva brengt het wiel van geboorte en dood in beweging voor Adamas, de onwetende, de onbezoedelde, die zijn natuur niet kent.
Iemand, die zijn natuur niet kent. is volkomen onwetend met betrekking tot de zonde; hij zondigt onwetend, hij gaat voortdurend door met zondigen, omdat zijn weten hem niet weerhoudt.
De oorzaak van de zonde is de onwetendheid, zo staat er eveneens in het boek Henoch.
Door de vrouw leert Adam zijn natuur kennen en daarmede de wet van zijn natuur: goed en kwaad, licht en duisternis, vrijheid en gevangenschap.
De vrouw plaatste Adam onder het juk van de wet van deze natuur en zo moest het geschieden opdat door deze natuur heen Adamas zou worden wedergeboren.
Daarom zal hij, die Eva gekend heeft en via kennis en inzicht Hevah, de moeder der Levenden, wedervindt wijzer zijn dan hij, die niet gevallen is en deze natuur niet kent.
Men moet de natuur kennen om tot God te kunnen wederkeren.
Onwetendheid met betrekking tot de natuur brengt het risico van een tweede val.
Om het verschil te onderkennen tussen het leven dezer natuur en het Goddelijke Leven moet men de essentie van beiden aan den lijve ervaren.
Eva werd geschapen omdat Adam nog niet één was geworden met de levenstrilling der natuur.
Het sexuele vuur, de motor der generaties is aldus de wortel der natuur, maar niet de wortel der Goddelijke natuur; het goddelijke vuur kent de dood niet.
In de hemel zijn geen geboorte en dood, op aarde zijn geboorte en dood, maar ook de wedergeboorte.
De beweging van geboorte en dood wordt instandgehouden door Eva; de wedergeboorte wordt in het leven geroepen door Hevah, die Adam wederom maakt tot Adamas.
De moeder der generaties zal eens haar plaats moeten teruggeven aan de Moeder der Levenden, en dit geschiedt wanneer Adam zijn natuur kent en daarmede niet meer wil zondigen, noch zich aan de dood wil ketenen, noch door zijn gedrag de natuur zal ver-vloeken.
Over de paradijslegende zijn ontelbare woorden gesproken en vooral over de rol van de slang daarin, niettemin, het Henoch-boek volgende, komt men tot een simpele en logische verklaring, die men aan de levenspraktijk kan verifiëren.
Een legende kan men exoterisch en esoterisch lezen: Adamas is de denker, de vuurmens; Hevah is de verbeelding, de watermens.
Deze betekenissen zijn te herleiden uit de samenstelling der namen en zijn bekend bij vele wijsgerige denkers.
Zou men de Adam-Eva legende uitsluitend exoterisch nemen dan moet men tot een belachelijke zienswijze komen, waarbij het dier, de slang, en Eva, de vrouw, beiden zijn vervloekt.
Hun zaad is vervloekt en hun leven is vervloekt.
Zij zouden beiden het slachtoffer zijn van een god der wrake, die zichzelf het genot gunt van een eeuwenlange vervloeking.
Door zulk een exoterische beschouwing geraakt men gemakkelijk in de ban van de Islam, die zegt dat de vrouw geen ziel bezit, en van diverse bewegingen die blijven beweren dat de schuld van alle kwaad bij de vrouw ligt en dat de vrouw haar houding moet wijzigen, zodat de mensheid gered kan worden.
Ook in velerlei magische praktijken brengt de vrouw het offer als een boetelinge; zij moet zich gedragen als een slachtoffer, een zich offerend mens terwille van de zieleredding der medemensen.
Diverse oude religies predikten hetzelfde.
Dit alles is het gevolg van de exoterische belevenis van de godsdienst: men neemt de letter en men is onwetend van de geest.
Daarom is onwetendheid de oorzaak van de zonde.
Man zowel als vrouw moeten worden tot Hevah-Adamas; maar de vrouw zal veeleer tot Adamas moeten komen en de man tot Hevah.
Beiden moeten die volmaakte mens gaan uitbeelden.
Doch dit kan niet geschieden zolang de vrouw de rol van Eva, de Moeder des doods en der generaties speelt en haar vrucht, d.w.z. haar geconcentreerde ego bracht niets anders dan begeren, aldus de natuurdrift onbeheerst belevendigende, waardoor de dood zal volgen, en ook het zaad, het vuur der slangen, de dood zal brengen.
De slang is als het ruggemerg-systeem, het slangenvuur.
"De slang is als Christus", zeiden de Katharen.
De slang is Satanaël, gevallen uit de hemel en wetende dat hij die zonde heeft begaan, zegt het boek Henoch. Christus - Satanaël, Christus - Saturnus, zij zijn één.
Lucifer is de tweeling broeder van Christus, zeggen de oude leringen.
Er is een mysterieuze verbintenis gekomen tussen Satanaël (Saturnus), de slang of gevallen Christus, het verduisterde licht, en de vrouw Eva.
Eva poolde het Christuslicht om in Satanaël (Saturnus), via het plukken van de appel van de Boom der Kennis.
Dit was haar taak; daartoe werd zij geschapen uit Adam, want zij is gekomen om Adam de kennis, het weten te brengen.
Eva zal de slang de kop vermorzelen mits zij haar gave, haar opdracht niet misbruikt. Zij kan een einde maken aan de voort-durende beweging van geboorte en dood, aan de vervloeking Gods, die niet Eva treft, zo staat er in het boek Henoch, maar haar onwetendheid en haar vrucht.
De slang richtte zich niet tot Adam, want door Eva moest de kennis komen.
Er is hier geen sprake van schuld en boete, zoals de primitieve exoterische zienswijze zegt, er is slechts een goddelijke wet vervuld, waarbij Adam en Eva ieder hun rol speelden.
Nog tot op de dag van vandaag wordt de mens door het waterelement, het gevoel des harten, in kennis gebracht met de geest; dat is de eerste aanraking.
Het hart is het leidende principe, zoals Eva de leiding heeft in de legende.
Het hart moet genezen worden, zoals Eva, in haar onwetendheid zich absoluut gevende aan haar tijdelijke taak, tot Hevah moet worden, Adamas voerende tot herstel.
Adam en Eva zijn niet slecht, maar zij zijn in de natuur ingedaald, levende naar de wet der natuur; vergrijpen zij zich echter aan de wet Gods in deze natuur dan zijn zij vervloekt, en zullen zij worden tot de materialist, een zielloos mens, slechts in het zweet des aanschijns werkende voor zijn brood, slechts levende voor de geboorte der generaties, pijnen daarvoor lijdende, en slechts zijnde als de natuurlijke slang, kruipende in het stof, geschuwd door vele schepselen.
Hij zal dan niet de slang der Wijzen zijn, alzo geworden tot een Christus.
De angst die b.v. de aap voor de slang heeft zetelt in de diepte van deze legende en houdt verband met de angst voor de vervloeking.
De vervloeking Gods is slechts reëel wanneer de mens zich niet houdt aan de wetten Gods en de natuur verkracht.
God, als een God van Liefde, vervloekt slechts de bloedsdrift, die tot onwetendheid leidt en daarmede tot zieledood.
In verband hiermede kunt u ook al die verhalen over Venus zien als een voortzetting van de legende van Adam en Eva. Venus, het hart, is vervloekt zodra het niet denkt; het hart-weten moet opstaan als een reinigende stroom, zowel in Adam als in Eva.
De mens die door een passie wordt gegrepen, die altijd van het hart uitgaat, vervloekt zijn eigen vrucht en het zaad van de slang: de omzetting Satanaël - Christus, (Saturnus - Christus) is niet meer mogelijk, want Saturnus (Satan) is verstard in zijn begeerte, hij is de ijverzucht, de passie der jaloezie geworden, hij wordt zo de tegenkracht in en om Adamas die hem aanzet tot zelf-vernietiging.
In de gnostieke legende over Adamas staat dat hij van het licht wordt beroofd door de machten der hel.
De hel is altijd eerst in ons voordat zij om ons is.
De literatuur is vol van beeldspraak, die gelezen moet worden door de wetende mens, want onwetendheid is voor hem een vloek.
Hij, die weet, leest in het boek der natuur, het Boek M, zoals de overleveringen dit noemen.
Het Boek M, is het boek van de Moeder der Levenden: Hevah.
Door haar komt het Leven weer, het goddelijke Leven.
Zij belevendigt het hart weer door de goddelijke adem.
In de esoterische taal begint alles met de letter M.
Mater- Maagd- Maria- Moeder- Mara- Materiae Mater.
Het Boek M dat de esoterici vruchteloos trachten op te sporen, ligt verborgen achter de M: de Maagd en Moeder der Levenden.
Zodra men echter de aandacht van de onwetende Adam, die Eva misbruikt voor een spel met de dood, vestigt op de exoterische M, dan wordt hij een gevangene van die M, d.w.z. van mataria en misleiding, van macht en moord en mannelijkheid.
Daarom heeft dat deel der mensheid dat zijn geluk vindt in het werk val Saturnus en Eva, Adam geboeid door de exoterie, de historie, de letterlijke vervloeking, schuld en boete.
Bij God is geen schuldoffer.
De mens zoekt een schuldoffer.
En vindt dit altijd buiten zichzelf.
Vindt een boetvaardige buiten zichzelf: de historische Jezus.
De exoterici haten de slang en zijn rol, onwetend van het feit dat zij in diepste wezen zichzelf haten, hun eigen slangenvuur, hun sexuele vernietigingsspel, hun onwetendheid en hun ijverzucht die uit Satanaël komt.
Daarom zijn sexualiteit en jaloezie synoniem: zij komen beiden uit het slangenvuur, en hebben het hart als motor.
Jaloezie en sexuele drift zijn beide absoluut dodend, de geest vernietigende.
Doch de natuur is in zichzelf kwaad, zij is goed en kwaad, dat is haar levensbeweging.
Elke religie die inhaakt op de sexuele drift, die in alle mensen huist, is vernietigend, al schijnt zij verheven.
Alle vormen van magie die zich bedienen van het luciferische slangenvuur, en dat zijn alle magische praktijken, (behalve de Adamas-Hevah magie) zijn ziele-ontledigend, verziekend, zielerovend.
Zij dienen de dood: Eva en de slang, Saturnus, en kennen dus sexuele problematiek en ijverzucht.
Zolang het water van Eva troebel is kan de slang zich daarin verbergen en de parel ijverzuchtig bewaken.
Is het water echter kristalhelder geworden, dan wordt de slang zichtbaar en daarmede de parel en kan Adamas deze nemen door de slang te overwinnen.
Hij die zijn natuur niet kent, kan zijn natuur vrezen, deze ontkennen, maar hij zal nooit volmaakt worden (hij bereikt het doel niet), want bij God en de Godenzoon is alles kenbaar.
Men kan nooit ontkennen voordat door het bekennen de kennis komt.
Kennis is macht, zegt het gevleugelde woord, maar na deze kennis komen dikwijls de dood en de zonde.
Na de zonde komt de dood, zegt God in het boek Henoch, maar men kan daarom niet onwetend blijven.
Adam moet kennen om tot niet-kennen te komen.
Adam moet door de ervaring en de natuur heen om te ontdekken wat het goddelijke is.
De som van alle weten is niets te weten, zegt Christiaan Rozekruis, nadat hij Venus had aanschouwd.
Zie de overeenkomst, die gulden draad, dat universele weten en die alomtegenwoordige waarheid van de esoterie.
Door weten tot niet-weten, nooit door onwetendheid tot niet-weten.
De onwetende mens schermt met termen die hij slechts exoterisch kent, doch de esoterie kent hij niet, daarom blijft hij een imitator, een vervloekte door onwetendheid.
Sommigen kennen een diep gewortelde angst om te weten, het resultaat van een dogmatische opvoeding, in cultuur en religie.
De dogmatische religie verbiedt de mens om tot weten te komen, omdat weten de eerste schrede tot niet-weten is, de overwinning op de natuur.
Niemand van ons zal ontkennen dat God wijsheid is, nietwaar?
Zouden wij de Adam-Eva legende echter exoterisch lezen, dan komt God daaruit te voorschijn als een onwijze.
Vandaar dat de kerkelijke hiërarchie al eeuwenlang zich beijvert om het woord Gods uit te leggen: men matigt zich eigen wijsheid aan, omdat het Woord onwijs lijkt.
En zij verliezen zich in de exoterie, omdat zij exoterische mensen zijn.
Exoterisch gezien is het boek Henoch meer summier dan de bijbel, maar het is esoterischer, de verborgenheid straalt door de letter heen.
De vertalers van de bijbel deden hun best om de oude taal exoterisch te maken en daarom wordt zij belachelijk en zelfs dood, de Levensadem werd eraan ontnomen.
Iemand die onwetend is (wij laten elke intellectuele vorming buiten beschouwing, die heeft niets met kennis te maken), zou noch heilige taal mogen verklaren, noch magie plegen, noch enig mens mogen leiden. Zulk een mens leidt zijn naaste altijd tot de gevaarlijke afgrond binnen de letter M: misdaad, moord, meesterschap, misleiding, alle woorden beginnen met "mis".
In het geschreven letterteken van de M zien de esoterici de golving van het water, het neemt de mens (Adam} mede op zijn ritme of sleurt hem in de diepte van zijn draaikolk.
Het water dooft het vuur, maar het neemt het vuur niet in zich op.
Adam-Eva kennen het liefdesgevecht: water of vuur overwint.
Maar het zaad der slangen, de essentiële kern der begeerte, wordt niet uitgedaan, noch omgezet of wedergeboren, zoals de occultisten menen.
Wedergeboren wordt men uit de levensadem zoekende Hevah, de Moeder der Levenden, zich onthoudende van elke tegennatuurlijkheid, noch de natuur uitbuitende, misbruikende.
De huidige ontluistering van ons leefklimaat vindt zijn oorsprong in de levenshouding des mensen.
Zolang deze zichzelf misbruikt, misbruikt hij zijn omgeving.
Zijn doel is onjuist, het is altijd het ego.
Zolang hij Eva, de dood, de moeder der generaties en haar vrucht, die sexuele egocentrische begeerte, adoreert, zich daaraan gevangen geeft, misbruikt hij zijn slangenvuur en adoreert hij de slang, Saturnus, Satanaël.
Om deze Saturnus terug te voeren tot zijn oorsprong, de hemel, moet men hem eerst bewust maken van zijn natuur, zijn foutieve handeling, en hem Christus laten bekennen zoals Adamas Hevah moet bekennen.
De mens kan niet zeggen: vanaf nu wijs ik alle passie af.
Dit is een proces, een innerlijke groei, indien men dit forceert vervalt men in exaltatie.
Ook de Katharen zeiden: De staat van Volmaakte is het gevolg van een proces.
Het proces van onwetendheid tot weten en van weten tot niet-weten.