Wanneer zij die zich onder één noemer kunnen verenigen elkander vinden, zou de mens minder lijden en zijn moeilijkheden zouden afnemen.
De strijd der tegengestelde ideeën verzwaart de levensweg, er is een doorlopend gevecht gaande tussen het denken der mensen onderling.
Hun gedachten bepalen hun handelingen en hun handelingen verwonden maar al te dikwijls hun medemensen.
Zodra velen onder één geestelijke noemer zouden zijn samen te brengen, zouden zij vermijden om elkander te wonden, terwijl iedere foutieve handeling zou worden verdragen, omdat men de achtergronden kent.
De gelijke noemer bewerkstelligt dat er vriendschap bestaat, dat er begrip groeit en dat er vrijheid aanwezig is.
Deze zegeningen zijn afwezig bij een uiterlijke samenvoeging.
De mens die zijn gelijke ontmoet vormt met hem een krachtveld, zij leven uit dezelfde trilling en putten hun gedachten uit dezelfde bron.
De teleurstelling vanwege de afwezigheid van vriendschap, liefde, intelligentie en rechtschapenheid komt voort uit de tegenstelling tussen het eigen levensveld en dat van de medemensen.
De woorden "soort zoekt soort" en "gelijk trekt gelijk aan" slaan niet op uiterlijke verhoudingen, want vriendschap en begrip overwinnen uiterlijke tegenstellingen.
Het gaat om die innerlijke noemer, gevormd door het trillingsgetal der ziel, waardoor de meest uiteenlopende typen niettemin tot elkander worden aangetrokken.
Daarom: "zeg mij wie uw vrienden zijn en ik zal zeggen wie u bent", is van toepassing op de innerlijke gelijkheid der zielen.
Men kan b.v. het levensgedrag van een vriend afkeuren, het daarin niet met hem eens zijn, maar toch blijft hij de vriend.
De vriendschap baseert zich op die verborgen zoekersdrang die men niettegenstaande alles in de vriend herkent.
Men weet dat men gelijkgezind is door die speurtocht naar hetzelfde doel, doch beiden bevinden zich slechts op een ander ervaringsniveau.
Er is echter altijd een moment waarop de beide levenslijnen elkander raken en dan gevoelt men zich één.
Zodra men echter zou bemerken dat de vriend niet degene is waarvoor hij zich uitgeeft, dat hij een komediant is, dan komt er een vlek op de vriendschap, want waarachtigheid is de eerste voorwaarde tussen vrienden.
De waarachtigheid is een eigenschap van de spirituele mens, omdat hij weet dat men zonder waarachtigheid niet verder komt op de Thuisweg.
De maskerade van de schijnspiritualisten belet waarachtige vriendschap en de eenheid van de gelijkgezinden.
De schijnspiritualist kent slechts de eenheid der
uiterlijke wet, hij verplicht zich tot een eenheid, dat behoort tot de maskerade.
In de eenzaamheid van het demasqué waarin het zelfstandige individu terechtkomt, komen echter de duurzame waarden naar voren en deze bemerkt hoe dit demasqué zijn medemensen ontmaskert en hoe hij achterblijft als een eenling, hoewel hij leek omringd te worden door gelijken.
Op de spirituele weg wacht ieder waarachtig spiritueel mens zulk een demasqué, en hij zal de waarheid van de situatie moeten accepteren.
Vanuit deze ontmaskering zal hij verder moeten gaan op het fundament van de harde werkelijkheid.
Zo staat de pelgrim - zoals op de zesde Tarotkaart: de Keuze - voor de beslissing of hij de schijnheerlijkheid van de bedekking en de waan zal prefereren boven de harde realiteit van de waarachtigheid. Daar waar de mens de waarachtigheid aanvaardt, overwint hij de schijnheiligheid en kan hij verdraagzaamheid tonen tegenover zijn medemensen.
De waarachtigheid toont het gelaat der medemens zonder maskers en dan is het de vraag of de toeschouwer de adeldom kan opbrengen om te erkennen dat de onvolkomenheid een menselijke eigenschap is.
De edele mens vereert zijn medemens niet, maar heeft hem lief en deze liefde mist het egocentrische element van de gepassioneerde aantrekkingskracht die tussen de twee polen kan oplaaien.
De wet dat "tegenstellingen elkander trekken" gaat niet op binnen de polariteit der zielen, waar juist gelijken elkander trekken.
De vereniging onder dezelfde geestelijke noemer ligt buiten de afstoting en de aantrekking der tegengestelden.
Gelijken sterken elkander in het kwaad of stimuleren elkander in het goede, zij putten hun kracht uit de eenheid in denken en gevoelen, terwijl de tegengestelden hun kracht vinden in de aanvulling.
Tegengestelden steunen elkander, gelijken bewegen zich op hetzelfde ritme en kennen geen strijd, geen kracht door de beweging.
Wanneer de pelgrim van de zesde Tarotkaart de keuze doet tussen de beide vrouwen, en dus Hevah kiest en Eva verlaat, neemt hij de weg van de strijdloosheid en verlaat hij de weg van de strijd der tegengestelden.
Eva overheerst Adam, omdat Adam zijn tegengestelde zoekt, zijn ontbrekende factor.
Zodra Adamas tot een volkomen mens is geworden, hervindt hij Hevah, zijn ontbrekende factor in zich zelf.
Adamas en Hevah zijn dan wederom onder ÈÈn noemer terug te brengen en zij worden niet meer man en vrouw genoemd, maar: Man Gods.
De hunkering naar het zoeken van zijn tegenpool ligt in ieder mens, op alle niveaus vindt men deze hunkering terug, ook in de spiritualiteit, want zij is een nuancering van Adamas' speurtocht naar hetgeen hem ontnomen werd: Hevah.
Op het moment dat Adamas Hevah werd ontnomen werd hij een zoeker, een hunkerende.
Hevah, de Moeder der Levenden werd buiten hem geplaatst terwille van de terugweg door de stof.
De Katharen noemden de eenwording van de onvolkomen Adam met de uiterlijke, onvolkomen Eva: de tweede zondeval.
In werkelijkheid werd Adamas de opdracht gegeven om Hevah te volgen, omdat zij "de vrucht des Levens" bezat.
In dit licht kan men de Paradijs-legende bezien en herkennen hoe Hevah Adamas MOET verleiden met de vrucht van de Levens-boom, maar Eva verleidt Adam met de appel van de Boom van Goed en Kwaad.
Zowel Adam als Eva moeten zich herstellen en worden tot Adamas en Hevah, dan pas kan de volkomen menswording ontstaan, waarbij de vrucht des Levens een middelende rol speelt.
Tussen Adam en Eva kan er geen vriendschap, noch Liefde bestaan, omdat zij beiden onvolkomen en dus onwaarachtig zijn, doch tussen Adamas en Hevah groeit de oorspronkelijke liefde, waarin vriendschap, waarachtigheid en al die schone gaven der goddelijkheid bloeien.
Deze Liefde is niet op strijd gebouwd, noch op de wet van aantrekking en afstoting, maar zij komt voort uit de eenheid, waarbij de tegengestelden volkomen in elkander overgaan.
In de natuur staan de tegengestelden tegenover elkander, in de goddelijkheid zijn zij samengesmolten in de eenheid.
Dan is er geen oost en geen west meer, noch noord en zuid, maar er is onbegrensde eeuwige eenheid.
Daarom zullen zij die onder één noemer zijn samen te brengen, geen begrenzingen trekken, noch bij hun Liefde, noch bij hun vriendschap, noch bij enige andere kwaliteit, want zij hebben elkander lief over de begrenzingen heen.
Zij helpen elkander om over die drempel hunner uiterlijke belemmering heen te treden, en zo trekken zij elkander op tot de hoogten der onbegrensdheid.
De mens die tot een Adamas-Hevah is geworden komt zijn medemens met een tweeledige hulp tegemoet: de Adamas-werking en de Hevah-werking.
Adamas stimuleert het zoekende element, Hevah stimuleert het reinigende, intuïtieve element.
Deze mens is principieel als de Adamas, die nooit van zijn zoekersgang afwijkt en hij is zuiver en spiritueel als een Hevah, zodat het Levenslicht blijvend tot hem komt.
In de edele vriendschap die tussen spirituele mensen kan bestaan, kan men deze twee elementen altijd herkennen: er is een injecterende, inspirerende overdracht en er is een onderlinge spirituele gevoeligheid waaruit zij elkander tot voorbeeld stellen.
Zij zijn gelijken, hoewel hun weg langs andere ervaringen gaat en zij dragen elkander vriendschap toe omdat zij weten dat beiden toch de weg van intuïtie en Geweten, van Hevah en Adamas volgen.
De intuïtie leidt het Geweten tot aan de uiterste grenzen van het innerlijke weten, zoals Hevah Adamas moet leiden tot de hoogten van het verlichte denken.
Totdat zij tezamen aan de grens van hun natuurlijke kunnen komen en dan zullen zij één worden, overgaan in die goddelijke neutraliteit waarbinnen elke subjectiviteit en afbakening weg-vallen.
Wanneer in de spiritualiteit de mensen waarachtig onder één noemer samengebracht worden, dan hebben zij één ding absoluut gemeen: de aanwezigheid van Hevah en de waarachtige hunkering van Adamas.
Op deze ziele-overeenstemming stuiten de misleidende, dodelijke macht van Eva en de hartstochtelijke bevredigingsdrift van Adam af.
In de spirituele gelijkheid zullen zowel Adam als Eva sterven, want slechts Adamas-Hevah, hij die de "keuze-der-beslissing" heeft gedaan, kan deze volkomen éénheid aanvaarden en realiseren.
De aardse Adam zou steeds gepijnigd worden door het gemis van Eva en Eva zou doorlopend doende zijn Adam te misleiden met de vrucht van goed en kwaad, en zo zou de strijd blijven heersen en zou er geen sprake kunnen zijn van een harmonisch Levenslied gezongen tussen gelijken: Adamas en Hevah, de mensen waarin de egokrachten dezer natuur gestorven zijn.
Zodra de mens immers zijn ego-kracht zou overwinnen sterven Adam en Eva in hem, beiden verliezen hun drang tot existentie: Adam zoekt Eva, de moeder der doden, niet meer en Eva zoekt Adam niet meer te misleiden tot een weg der doden.
Daar waar de tegenstellingen ineenvloeien, daar zoekt men geen uiterlijke autoriteit meer, omdat men in zichzelf de eenheid is geworden, die men voorheen uit een gemis in de autoriteit projecteerde.
De onvolkomen Adam misbruikt zijn vrijheid, omdat
hij de bezieling van Hevah mist en hij wendt zijn vrijheid aan om achter Eva, de moeder der doden, aan te jagen.
En deze jacht brengt hem op allerlei zijsporen en tot uiterste lichtloosheid, omdat Eva nooit de Levensvrucht des Lichts kan bezitten.
Zij blijft gevangen binnen goed en kwaad, in die eeuwige strijd tussen de tegenstellingen, die beide ongoddelijk zijn.
Slechts de edele, koninklijke Adamas die weet waar zijn keuze ligt en de beslissende stap intuïtief en gewetensvol doet, zal de vrijheid kunnen benutten tot heil van zichzelf en zijn gelijken, degenen die van zijn koninklijk Ras zijn.
Het moderne geroep om "vrijheid" is slechts het zich verzetten tegen de mentale en organisatorische gevangenissen dezer maatschappij, omdat men de geforceerde druk niet meer kan ver-dragen.
Maar nog minder verdraagt men de onbegrensdheid, de autonome individualiteit waarin de verantwoordelijkheid besloten ligt.
Verantwoording tegenover zichzelf en tegenover zijn medemensen is een zwaardere verplichting dan welke uiterlijke wet ook.
Deze innerlijke, individuele spirituele verantwoording kan slechts gedragen worden door hen, die intuïtief en gewetensvol hun levensweg bewandelen.
Alle anderen zouden ondergaan aan schuldgevoel, berouw en ontevredenheid, waarna wederom die overbekende compensaties zouden geschapen worden waardoor zoveel religieuze bewegingen en maatschappelijke humane instanties kunnen bestaan.
Uiterlijke verantwoordelijkheid brengt verplichtingen mede die zichtbaar zijn, innerlijke verantwoordelijkheid brengt onzichtbare verplichtingen, maar deze kunnen een onwaardig mens innerlijk uithollen, ziek maken, omdat hij niet voor zijn taak berekend is.
Niets is gevaarlijker en zwaarder te dragen dan de innerlijke vrijheid en slechts de autonome, spirituele mens, die zijn verantwoordingen kent weet wat deze vrijheid betekent.
Zij bestaat niet uit roem, eer en zelfvoldoening, maar zij bestaat uit offerande, smart en bitterheid, die slechts aanvaard kunnen worden wanneer men de innerlijke rijkdom kent.
Daarom, hij die meent zijn keuze gedaan te hebben, zal voor deze vrijheid worden geplaatst en dan zal hij bemerken of de verantwoording hem terugjaagt naar de plaats waar hij innerlijk behoort of hem omhoogvoert langs de levensweg, het Licht van de Moeder der Levenden volgende.
Een andere mogelijkheid is er niet!
Want stilstand is onkenbaar bij God.
Mogen zij, die onder één noemer verenigd kunnen worden bewijzen dat Adamas en Hevah in hun midden zijn, opdat de top der bergen, waarop het vuur der Goden brandt, bereikt kan worden!
Het Aurora schijnt voor hen, die het zien!