Hij die zich niet zat gegeten heeft aan de uiterlijke dingen behoeft niet op pad te gaan naar de geest, want de geest ontvliedt hem.
De innerlijke wet is niet gebaseerd op dogma en dwang, maar op innerlijke polariteit.
Hij die God als middelpunt van zijn leven neemt verlaat de geest niet, omdat deze hem tot een levensnoodzaak is geworden.
De zweep die de spirituele lauwe mens nodig heeft om tot een innerlijke verdieping en verrijking te komen behoeft bij de waarachtig spirituele mens niet gehanteerd te worden, omdat hij een inwonende geest bezit die zijns gelijke zoekt.
Hij zal niet worden voortgejaagd door een uiterlijke wet of plicht, maar zijn honger-is-in-hem en deze drijft hem naar het doel.
Indien de gewone Adam afscheid neemt van Eva, als de Moeder der Doden, kan hij dit omdat hij Hevah, de Moeder der Levenden, als hulp bezit.
Men kan lang en breed over wetten en plichten praten, maar daar waar de innerlijke behoefte ontbreekt zijn alle wetten en plichten uiterlijke bedekkingen die de innerlijke leegte moeten maskeren. De innerlijk gespleten mens klemt zich vast aan een autoritaire figuur, omdat hij een individuele zekere bron mist.
Als men nu van het standpunt zou uitgaan dat een spiritueel mens deze individuele bron niet bezit, waar blijft dan een spiritueel streven?
Waarop baseert zulk een mens dan zijn poging om een spiritueel pad te gaan?
Wat is zijn doel in werkelijkheid?
Geeft hij slechts vaag gehoor aan een onbestemd gevoel, een verre ondefinieerbare herinnering, en tracht hij deze te stillen met uiterlijke wetten en plichten?
Dan is hij geen spiritueel mens, maar een schuldbewust mens, een psychisch onevenwichtige, die de religie, de autoriteit en de beweging nodig heeft om zijn ge-weten, het vergeten weten, te sussen.
Doch heeft dit iets met een spirituele groei en een spirituele levensgang te maken?
Verlangt ieder waarachtig spiritueel mens niet naar een innerlijke groei?
En moet hij daarvoor niet tot een zelfstandig denken komen?
Heeft hij daarvoor verder niet stimulansen, trapjes nodig om zich aan op te trekken?
Verlangen naar groei doet de mens eten en doet hem treden beklimmen. Gemis aan spiritueel groeiverlangen schenkt hem een aversie tegen elke inspanning en elke spirituele belevendiging.
Maar waar ligt dan de scheidingslijn tussen de waarachtig spirituele mens en de hypocriet of de schuldbewuste mens?
Wel, daarvoor kan men zijn aandacht nogmaals op de zesde Tarotkaart vestigen: "de beslissing", zoals deze genoemd wordt.
De pelgrim kan kiezen tussen het goddelijke verlangen, de zuivere spiritualiteit, en tussen de begeerte, de lagere bevrediging.
Daar tussenin bestaat geen weg. De tussenweg die zovelen bewandelen bestaat in werkelijkheid niet, hij is gecreëerd door de imitators, de twijfelaars en de onwilligen.
Op deze tussenweg houden zich allerlei soorten meesters, adepten en autoriteiten op, want zij bevredigen de onevenwichtigen en nemen hun schuldgevoel op de eigen schouders.
"De meester neemt mijn karma op zijn schouders", zeggen de discipelen van zulke leiders, er niet bij stilstaande dat een "karma" slechts door het individu zelf kan worden uitgedaan.
Deze opvatting is een gevarieerde vorm van de dogmatisch christelijke stelling dat "Jezus onze zonden op zich neemt".
Hierdoor kan de volgeling leven zoals hij wil: Jezus boet voor hem en de meester delgt zijn schuld.
Ontegenzeggelijke is dit een aantrekkelijke zienswijze, want hij vergemakkelijkt de weg voor de lauwen, de onwilligen en de schuldbewusten, die te wilszwak zijn om zelf hun schuld te delgen.
Intelligente leiders komen aan deze behoefte tegemoet door biechtmethoden, meditatiestonden en autoritaire wetten.
De massa grijpt gretig deze uitwegen aan en daarom worden zulke bewegingen bevolkt door tallozen die zich schuldeloos gaan voelen, omdat zij het "zelf toch niet kunnen", maar "de meester of de leider kunnen het wel en daarom knappen zij het karwei op".
Men ziet zich eenzelfde verschijnsel voordoen bij de moderne Jezusbewegingen waar vele jongeren zo hartstochtelijk voor pleiten.
"Jezus redt je!"
"Jezus is de beste trip!"
"Jezus houdt van je!"
Men moet echt deze massale bewogenheid niet onderschatten; het is een voortborduren op een oud stramien. de behoefte aan een meester, die alle zonden wegneemt, die de meest verstokte zondaar en flipper liefdevol opneemt en verheerlijkt.
Welke, wilszwakke, onzelfstandige mens zou zulk een leider kunnen negeren?
Is hij niet het antwoord op een innerlijk gemis?
Op individuele, innerlijke, spirituele en ook materiële onzekerheid?
Daarom, zo zeggen de critici, kan een Jezus-commune blijven bestaan, omdat zij een middelpunt heeft waaraan allen zich ondergeschikt maken: Jezus!
Deze mensen moeten een leidende figuur hebben die zij dienen kunnen en als dan alle levende autoriteiten bewijzen dat zij falen, dat hun woorden hol zijn, dan grijpen zij naar de dode meester, zijn woorden uitleggende naar hun eigen inzichten.
En nu stellen wij - na jarenlange ervaring in dit opzicht - dat er geen meester mag zijn, noch een autoriteit die het voor de mens kan doen.
Wat nu?
Nu zal de spiritueel zelfstandige mens naar een innerlijke bron gaan zoeken, een kern die hij tot zijn levensmiddelpunt kan maken, maar de onzelfstandige mens is zijn roer kwijt.
Hij staat plotseling voor een niets.
Die gapende afgrond waar de sprong gewaagd moet worden.
Dan zal hij terugkeren op zijn schreden en een of andere vorm zoeken waarin zich voor hem een autoritaire macht bevindt.
Men kan ook zeggen: de stap van kleuterschool naar lagere school is niet gelukt.
Wel, eigenlijk zouden wij nog verder willen gaan en de stap van lagere school naar een hogere school in samenhang met de praktijk willen voorstaan.
Het is toch onlogisch om te veronderstellen dat spirituele zoekers zoals er zovelen zijn, nog niet zouden hebben ontdekt dat de spiritualiteit afhankelijk is van een individuele verbintenis met een Hoger Wezen, een God, een Schepper?
Heeft zulk een ervaren, spiritueel gericht mens waarlijk behoefte aan een tussenstation, een voorspraak, een Maria of één of andere heilige, een meester?
Zouden zij eigenlijk deze fase niet lang achter zich hebben moeten liggen?
Zo dit niet zo blijkt te zijn, waar is dan de eerste hands spiritualiteit van het spirituele individu?
Dan zijn er maar zeer weinig zelfstandigen en maar al te veel kleuters, die aan de hand van de juffrouw moeten leren over-steken. Alleen staande in het aanstormende levensverkeer schreeuwen zij om een helpende hand.
Wel, dan is er beslist nog geen innerlijke zekerheid, noch een individueel weten, want anders wist deze mens hoe hij zich door dit levensverkeer zou moeten bewegen.
Hij kiest dan de juiste oversteekplaats en het goede moment en dan laat hij zich niet meevoeren op de stroom der voorbijrazende menigten.
M.a.w. hij valt niet terug in een gewoon, horizontaal, massaal gewoontestreven, omdat hij dit stadium innerlijk reeds lang overwonnen heeft.
Hij heeft er geen behoefte meer aan, hij staat er niet meer bij stil, het boeit zijn aandacht niet meer, kortom: hij heeft zich reeds zat gegeten.
Daarom is deze mens vrij!
Begrijp goed: hij is innerlijk vrij om Hevah, de Moeder der Levenden te volgen.
Deze mens maakt zich geen zorgen hoe hij de oude Eva of de autoriteit der materie achter zich moet laten, want hij heeft reeds afscheid van hen genomen.
Daarom kent hij geen onrust wanneer er banden moeten worden verbroken, hij had hen reeds verbroken, gaande langs de individuele spirituele weg.
Hij is een zelfstandig denkende, een spiritueel mens, die weet wat hij laten moet en beseft wat hij doen moet.
Voor hem is er geen problematiek der keuze.
Hij heeft gekozen als een individuele noodzaak, die hij op zijn levensweg tegenkwam.
Vandaar dat hij niet zoveel woorden vuil maakt aan deze keuze en aan de consequenties, die daarmede verbonden zijn; voor hem is dit alles een normale toestand, een logisch gevolg.
Hij tracht deze logica, deze normale spirituele gedragslijn aan zijn medemensen uit te leggen, maar wie begrijpt hem?
Doch alleen zij die dezelfde ervaring kennen?
Welk mens is bereid de ervaring van de ander als maatstaf te nemen?
Niet één toch?
Slechts zij die deze ervaring als microkosmische herinnering bezitten, zij gaan ermede akkoord.
Alle anderen willen ervaren, weten, omdat zij nog niet weten.
Maar wie zal hen deze ervaringsweg willen, mogen en kunnen onthouden?
Is dat niet hen afhouden van een innerlijke groei?
Is een autoritair gezag niet het beletten van de individuele groei?
Is er enige autoritaire macht die het individu als zelfstandig wezen erkent?
De autoriteit ziet de menigte, de massa en behandelt deze als zodanig: alles wordt over één kam geschoren.
En dat is juist!
De menigte die de autoriteit aanhangt verdient niet anders.
Maar het individu zoekt een uitweg, groei, innerlijke verdieping of - en dat komt eveneens voor - een uitlaatklep om de druk van de autoritaire wet te verminderen.
Satan en Christus zijn in diepste wezen één kracht, maar zij vinden elkander niet voordat Satan voor Christus knielt.
Satan is de ontspoorde kracht.
Hoe kan men menen dat Satan en Christus naast elkander kunnen heersen als twee autoritaire meesters?
Hoe kan men menen dat de spirituele mens de autoriteit Materia kan dienen en tevens Hevah, de Moeder der Levenden kan volgen?
Eens komt het tot een confrontatie tussen deze beide opper-machten en dan moet één van beiden wijken.
Zo niet dan wordt deze pelgrim innerlijk gespleten, onevenwichtig en rent hij heen en weer tussen zijn beide meesters.
Om dit te voorkomen - want hij kent zijn probleem - werpt hij al zijn strijd op een uiterlijke meester, een religieuze vaderfiguur, die hem troost, verbindt en steeds maar weer zegt dat "hij toch zo'n best mens is".
Dat geeft deze mens moed om zijn gespletenheid vol te houden en zal de spanning daarvan nog enigszins draaglijk maken.
Daarom kan men kiezen tussen twee mogelijkheden: een uiterlijke autoriteit die de mens bij de hand houdt of de realiteit van de keuze, en de afgrond overgesprongen.
Een uiterlijke autoriteit kan men creëren, nietwaar?
Maar de individuele zelfstandigheid, de innerlijke standing kan men niet laten creëren, die moet aanwezig zijn. Deze bewijst zich zodra de mens zonder autoriteit staat, zonder bedekking, naakt en kwetsbaar in de levensstorm die aansnelt en zijn laatste masker afrukt.
Men zegt wel dat het ontbreken van wetten en uiterlijke dogma's alles gemakkelijker maakt.
Welk een waanidee!
Integendeel, de weg wordt dan moeilijker.
Makkelijker is hij slechts voor hen, die eindelijk de gespannen veer kunnen loslaten en in zo lang geliefde gewoonten kunnen terugvallen.
Maar moeilijk is deze weg geworden voor hem, die zich voor de keuze van de Tarotkaart ziet gesteld, die zich nu een zelfstandig individu weet en erkent dat hij zelf deze keuze moet doen om tot de beslissende innerlijke verwerkelijking te komen.
Deze spirituele mens neemt zijn spiritualiteit serieus en hij aanvaardt de consequenties van zijn gang.
Hij is moedig, hoewel hij dikwijls zijn onzekerheid tracht te verbergen, en toch zal hij zijn keuze doen, omdat hij Kennis bezit en een wijsheid die op ervaring en oerherinnering is geënt.
Deze individuen zijn onder ÈÈn noemer samen te brengen en zij zullen elkander vinden, omdat zij nergens anders steun zullen vinden dan bij God en bij hen die dezelfde innerlijke God kennen.
Zij bezitten dezelfde zekerheid en deze stabiele en nimmer op-drogende innerlijke Bron bestemt hun levenspad.
Op het allerbelangrijkste kruispunt, daar waar alle spiritueel zelfstandigen samenkomen: de zesde Tarotkaart, de Beslissing, vinden zij elkander en zo zullen zij eensgezind verder gaan, omdat zij dezelfde noemer bezitten.
Deze noemer is de Naam waarbij God, hun Schepper, hen roept: Prometheus, Zoon des Lichts!
Haal het Vuur van de Bergen!