In de oprecht zoekende, spirituele mens leven de intuïtieve gaven van de Pelikaan, het dier dat zijn hartebloed wil geven aan hen, die achtergebleven zijn.
De Pelikaan is het symbool van Venus, of het hart of het element koper.
Het koper is het middelende element dat binding gaat maken met de Geest, maar het moet daarvoor geholpen worden door het ijzer, Mars, of de gevleugelde leeuw, de moed der herkenning.
De offergezindheid van de moreel hoogstaande mens is een herinnering aan deze individuele Pelikaan, zijn jongen voedende met zijn hartebloed.
Hij die zegt: Wat heb ik met mijn naaste te maken, en: Ben ik mijn broeders hoeder, bewijst dat de edele gave van de Pelikaan en ook van Prometheus, die het Licht haalt voor zijn broeders, voor hem verloren is gegaan.
De egocentrische, hoewel naar spiritualiteit hunkerende mens, zoekt het isolement omdat hij bang is, bang de strijd te verliezen, bang gewond te worden.
Hij bezit nog niet de moedige herkenning van de gevleugelde leeuw, maar prefereert het pad der jungle, en af en toe een rustig plekje om de eigen wonden te likken.
De Pelikaan en de gevleugelde Leeuw zijn degenen die vooruit zien, gelijk Prometheus.
Twee tegengestelde intuïtieve gaven smelten in hem ineen: de offerbereidheid en de liefde en de moed en de kennis.
Om deze twee gaven tot één te maken moet men een roofdier leren temmen en een vrije vogel zich leren te binden.
In deze samensmelting van Pelikaan en gevleugelde Leeuw ligt die zeldzame offerande van de individuele vrijheid, waarin slechts de enkeling slaagt. Doch deze mens bezit de vooruitziende blik, die gebaseerd is op een innerlijk weten, en hij voorvoelt hoe de offerande van karakter en vrijheid hem DE eeuwige Vrijheid Gods brengen.
Zijn karakter offeren betekent niets anders dan het ego terugbrengen tot zijn normale proporties en zijn vrijheid offeren betekent niets anders dan hetgeen men bezit uitdelen aan anderen, tot in alle consequenties.
Het uitdelen van materiële rijkdom is daarbij kinderspel.
Pelikaan en gevleugelde Leeuw offeren zichzelf en worden daardoor een Ander Wezen.
Slechts door deze verandering zijn zij in staat in hun schijnbaar tegennatuurlijke levenssituatie te volharden.
Zou men voor die tijd aan zulk een levenshouding beginnen dan wekt deze irritaties, driftaanvallen en dwangneurose op, zoals vele mensen ervaren hebben.
Men prikkelt het symbolische dier, dat nog niet bereid is de offerande te gaan brengen.
Een geprikkelde leeuw is levensgevaarlijk, een getergde pelikaan wordt kwaadaardig en zo is het met alle inwonende dieren.
Men herkent hen in de mens in zijn tegenstrijdigheid en zijn forcering, zijn schijnbare spiritualiteit en zijn belachelijke uit-vluchten.
Indien het hart zijn bloed schenkt aan de jungle-leeuw en zich daardoor laat slachtofferen, is er niets meer in de mens dat deze situatie zal kunnen veranderen.
Het levenssap stroomt weg, het inwonende roofdier voedt zich ermede en tot wie moeten de stemmen van intuïtie en Geweten zich nu wenden?
In de Bijbel wordt verhaalt hoe de gemeente van Thyatira Jezebel aanbidt.
Jezebel is gelijk een roofdier: zij zuigt het levenssap op als de vampier.
En daar waar het levenssap ontbreekt, daar verliezen alle symbolische inwonende dieren hun kracht.
Bemerkt u zelf niet hoe een gebrek aan levensenergie, levenslust en idealisme u van de spiritualiteit kan afhouden?
Dan wordt de mens gelijk een dovende vlam, en zijn leven kabbelt voort langs de patronen der gewenning en er is niets meer dat hem uit zulk een lethargie kan opwekken.
Vele oude, ervarings-moede mensen kennen zulk een situatie, maar ook jongeren vervallen hierin wanneer zij diep ingrijpende teleurstellingen hebben doorgemaakt, wanneer zij bemerken dat hun jong en puur idealisme afstuit tegen een muur van egocentriciteit, tegen een barricade van onwil, omdat het eigenbelang der maatschappij in gevaar komt.
Deze Aquarius-tijd is vol van dezulken.
Zij demonstreren en protesteren maar het wiel der mensheids-ontwikkeling draait verder.
Ondergang en opgang wisselen elkander af en er is geen individu dat dit zal kunnen tegenhouden.
In onze tijd is de drang tot OM-wending sterker dan ooit tevoren en daarom is er meer belangstelling voor de spirituele leringen die spreken van een Andere wereld, een Oerverleden, een wereld-vreemde Lichtzoon.
Vandaar dat de spiritueel zoekende mens, soms onbewust, voorbereid wordt op een geheel nieuwe tijd.
Hij wordt daarin binnengeleid en reeds in zijn denken leven de nieuwe ideeën, er worden Prometheus-sen gevormd uit mensen, die bereid zijn te offeren: karakter en levensinstelling.
Is er ooit een tijd geweest dat velen zich zo intensief afkeerden van deze maatschappij.
Monniken zijn er altijd geweest, kluizenaars ook.
Maar heden vindt men dezulken onder de massa, onder de jongeren, onder de atheïsten.
Hun drang tot OM-zetting komt uit andere motieven voort.
Zij worden van buitenaf, uit de kosmos, daartoe geforceerd.
Het gekozen worden is reeds in volle gang, het tijdstip van de vrijwillige keuze is snel aan het voorbijgaan.
In de wereld kunt u zien hoe de pelikaan, de offerbereidheid van de humane mensen zich verzet tegen de bloeddorstigheid van de massale jungle-leeuw, en zij zullen zich nooit verenigen in deze wereld; de leeuw zal de pelikaan opvreten, omdat hij zijn eigen existentie wil beschermen.
Massaal komen de symbolische dieren naar buiten, uit hun individuele schuilhoeken, uit de groeperingen.
Zij vinden elkander op het strijdtoneel der wereld en in hun gevecht vertrappen zij eeuwenoude wetten, geëerbiedigde vormen, dogma's, theorieën en filosofieën.
En het helpt geen zier wanneer de vermoeide strijders onder de mensen "ach en wee" roepen en met tranen in de ogen toezien.
Een tijd als de onze heeft geen pardon voor de vermoeiden, zij worden vermalen in de krakende molen, die de voorwaarden der kosmos gaat veranderen.
Hoewel velen niet willen geloven aan zulk een volkomen opbraak zullen de feiten hen gaan overtuigen, want er zal maar weinig waarlijk goud blijken te zijn wanneer de grote Hand Gods de modder zeven gaat.
In zulk een goudzeef gaan allen, onverschillig hun benamingen, hun etiketten, hun magische formuIes en hun ethische normen.
Uiteindelijk zal blijken welke ingeschapen dieren hun adeldom en hun arbeid nog niet verloochend hebben.
De één zal met een gevleugelde leeuw de tijd overwinnen, de ander met de edele pelikaan, de derde met de kennisdragende phoenix en de vierde met de witte raaf of de wijze duif en tenslotte zal de zwaan zich in het spel mengen, zijns gelijken zoekende onder deze edele dieren.
Maar er moet altijd één dier zijn dat de weg, het bouwwerk en de arbeid durft voort te zetten.
Een van hen moet het gevecht hebben overleefd, want de toorts van het Vuur Gods moet verder gedragen worden, en zo zien wij hoe er moedigen zijn, die opnieuw beginnen en hoe er offer-bereiden zijn, die hun leven niet tellen en hoe er wetenden zijn, die meearbeiden en hoe er sterke individualisten zijn, die hun wil overdragen.
Zij vormen tezamen de groep edele dieren en zij kunnen elkander, individueel leren, hoe en wanneer het ene dier het andere zal aanvaarden.
De grootste contrasten trekken elkander, maar zij moeten een ontmoetingspunt vinden om elkanders aard te kunnen uitwisselen.
De pelikaan ontmoet de leeuw in de verloochening van het eigen zelf.
Alle dieren kennen deze instelling.
Wanneer de bereidheid om het eigen zelf te loochenen NIET in de mens aanwezig is kan hij beter met een spirituele weg op-houden, hij zal niets bereiken.
HOE hij dit gaat loochenen is niet direct van belang, ieder dier heeft zijn eigen aard; maar dat hij het moet doen is een vaststaand feit.
Met het verstand weet de mens dat dit gebeuren moet, met zijn hart weet hij het ook, maar zijn ingeschapen dieren WILLEN NIET.
Of de leeuw brult protesteren, of de raaf weigert zijn begeerte te offeren, of de pelikaan zoekt zijn bevrediging in oppervlakkige mensendienst, of de phoenix aanvaardt het onwaardige nest niet; terwijl de zwaan der ziel hulpeloos toeziet hoe de wateren opdrogen hoe de aarde scheurt van onvruchtbare droogte, en hoe het vuur alles verbrandt, en hoe de stormen de onedele elementen opzwepen.
Is het niet zo dat men in zichzelf ÈÈn dezer dieren herkent?
Worden wij niet allen geslachtofferd door hun gepassioneerde driften? D.w.z. de ziel wordt geslachtofferd, wij zijn individuele medewerkers van deze krankzinnige beesten.
Men zegt: in moeilijke tijden komt het beest in de mens vrij.
Onze spanningsvolle tijd is doorlopend moeilijk, soms omdat hij de mens de strijd des levens ontneemt, soms omdat hij de mens psychisch onder zulk een druk zet dat deze het niet meer verdragen kan.
Dan komen de beesten uit de mens vrij.
Ziet u hen niet overal om u heen?
De pelikaan, in zijn gepassioneerde offergezindheid, vertrapt anderen om aan deze ingeschapen drang gehoor te geven en de raaf vermeerdert zijn bezit uit bezitsdrang.
De leeuw handhaaft zichzelf als schijnkoning der jungle, tegen alle redelijkheid in en de phoenix wordt waarlijk een legendarisch dier, het sterft voordat het leven kan om zijn nest te bouwen.
Dan wordt de wereld en de mensheid ledig, ontdaan van de spiritualiteit, ontdaan van de reine, bevruchtende wateren der ziel; er blijven niemand anders dan de brullende leeuw, de begerige raaf en de fanatiek, goedheid brengende pelikaan.
Zij gaan de mensheid en de aarde regeren en hen onder elkander verdelen, na een niets ontziend gevecht.
Slechts de individueel levende phoenix en de individueel levende zwaan brengen licht en hoop, en wijdse verten.
Daarom ziet de huidige mensheid naar de eenling uit, die de moed van de gevleugelde leeuw bezit en de adeldom van de helder-ziende zwarte raaf.
Zij zoekt het individu waarin deze dieren leven.
Bemerkt u niet hoe velen co˚te que co˚te een voorganger zoeken, iemand die het voorbeeld geeft?
Autoriteiten worden niet geaccepteerd, maar dienaren wel.
De symbolische dieren zijn allen dienend, geen is overheersend.
En toch zijn zij tezamen edel, koninklijk en toonaangevend, OMDAT zij weten te dienen, zonder enig belang te hebben in hun eigen, oude wereld.
Tot nu toe werkte de mens voor zijn toekomst, zijn belang lag in het oude bestaan.
Nu gaat dit veranderen.
Individualisten, idealisten, spiritualisten zullen gaan werken, omdat intuïtie en Geweten hen dat gebieden.
Terwille van een zielebelang.
Dan kan de mens niet langer zeggen: Waarom zal ik mij uitsloven terwille van de ziel.
Deze mens arbeidt omdat hij niet anders kan.
De koninklijke raaf, wachtend aan de poort, gebiedt het hem, de geadelde pelikaan, zijn hart boordevol levenssap, stimuleert hem, de gevleugelde leeuw, het welbekende Aurora der Aloude Hemelen ziende, dwingt hem, en de phoenix is ijverig zoekende naar de genezende specerijen en deze geur der specerijen bezielt de mens en roept de zwaan der ziel te voorschijn uit zijn schuilhoeken.
Deze mensen blikken in onzichtbare verten, hun zeven werkelijkheden bouwen een nieuwe Wereld, waaraan slechts zij, die deze inwonende dieren eveneens kennen, deel hebben.
Tussen hen is geen wanbegrip en geen spot en geen wantrouwen en geen wanhoop, noch vermoeienis of bitterheid, want eenzelfde Lied draagt hen.
Het Lied der Vrijheid dat hen vertelt van de dienstbaarheid, dat hen spreekt over het Vuur der Goden op de Olympus en dat hen bemoedigt om de grootste offerande van hun leven te volbrengen.
De koninklijke mensen begrijpen dit Lied.
De woorden en de klanken wellen op uit hun innerlijk, als een eeuwig stromende bron en daarom aanvaarden zij hun verantwoording en nemen zij het risico en verdragen zij de hoon en de spot der horden.
Onze tijd schreeuwt om deze koninklijke mensen.
Hij, die deze roep der mensheid verneemt, neemt het zwaard Exalibur in de hand en gaat op weg.
Want zijn ingeschapen adeldom verplicht hem daartoe.
Het antwoord is aan u, Lichtzoon.