Het afgelopen Saturnusjaar heeft zich in de lijn voltrokken, die werd voorzien.
De medische wetenschap deed nieuwe ontdekkingen bij de transplantatie van het beendermerg en er kwam een ontwikkeling in het bloedkankeronderzoek.
De rat, als Saturnusdier, trad meer en meer op de voorgrond en de vrees voor grote moeilijkheden in de watervoorziening werd in de afgelopen zomer bewaarheid.
Het Saturnusjaar was nauwelijks twee maanden oud toen zijn signatuur al duidelijk werd.
Tegelijkertijd bemerkten vooruitstrevende en idealistische groeperingen hoe men vrijwel overal doodliep in de verstarring van een logge en onwetende massa.
Het innerlijke licht, de voorwaarde tot inzicht, wordt gesmoord in de verstening van domheidsmacht en gemakzucht.
Saturnus bracht traagheid in denken, in handelen, in reacties en alle onderhandelingen sleepten zich langer voort dan men ver-ondersteld had.
Iedereen staat onder invloed van de planetaire macht en reageert volgens het eigen bewustzijn.
Saturnus, die in de alchemie de zwarte raaf wordt genoemd en die in het Scheikundige Huwelijk van C.R.C. de witte duif haar voedsel ontneemt, beheerst de menselijke handelings- en denk-kracht.
In de volksmond wordt de raaf de voorbode van de dood genoemd, een typisch uitvloeisel van de idee, dat Saturnus de dood betekent.
In de alchemie is de zwarte raaf echter het allereerste begin, de inzet van een proces.
De kerngedachte is dat deze zwarte raaf wederom wit moet worden; de witte raaf, het zinnebeeld van hemelse wijsheids-kracht.
Wanneer de volksmond zegt: "Hij is een witte raaf", doelende op een zeer bijzonder mens of een bijzonder geluk, dan is ook dit een herinnering aan de archaïsche symboliek.
Levende onder de overheersing van de "zwarte raaf" wil zeggen: in de duisternis ronddolen, de wijsheid verloren hebben, zich uitsluitend baseren op lichtloze kennis.
Kan men dat heden niet van de mensheid zeggen?
Al hetgeen saturnaal is, is versteend in zijn zwarte raaf-symboliek en is het meesterwoord vergeten dat het wederom in een witte raaf zou moeten veranderen.
Door deze verstening beweegt de saturnale mens, de ik-gerichte mens, zich voortdurend in een cirkel rond, in de ban van de monsterachtige betovering van Saturnus, en een mensheid, die gebonden is aan de planetaire invloeden, blijft gevangen in deze greep.
De enkeling die zich van zijn overheersing weet los te maken, zoekt de achtergronden van het leven, zoekt de oorzaak van de lichtloosheid en laat zich nooit misleiden tot saturnale handelingen, die hem vaster aan de materie zullen ketenen.
Wanneer men attent is op de gebeurtenissen in de wereld, in de maatschappij, om zich heen, dan kan men bemerken hoe er een tendens heerst van: "Het zal allemaal zo erg niet zijn" en: "Als het mij persoonlijk niet raakt, wordt ik er warm noch koud van."
Tegenover de reactionaire, aanvurende en opwekkende roepstem van de enkele wakende mens, staat het logge beest van de massa dat zich verschuilt achter de gezapigheid van het egocentrische belang: geld, lekker eten en genot.
De massa slaapt in en wil ook inslapen.
Slechts de enkeling blijft wekker.
Men kan dit in alle religieuze bewegingen en in de kerken constateren: het wakende individu staat alleen.
Tegenover een allesverslindende moloch die de wapens van het saturnale ego hanteert, is deze enkeling een nieteling, iemand die zich met de moed der wanhoop van de eeuwenoude wijsheden, van de waarheid en de intelligentie bedient.
Doch de massa luistert niet, zij kan niet meer luisteren, want zij is versteend.
Heel haar leefmethode draagt ertoe bij dat die verstening snel voortschrijdt.
De macht van de zwarte raaf spint de hunkering in en hij berooft de duif van het zo noodzakelijke voedsel, ontneemt de wijsheid haar moed en ontsteelt de ziel haar licht.
De enkeling staat tegenover het grandioze complot van de saturnale demon, die zijn dominerende positie niet wil verliezen.
De tegenstelling: leven en dood, wakend mens en slapend mens, wordt steeds duidelijker.
Een wakker, waakzaam en levend mens bezit een ideaal, hij wordt geïnspireerd door een droom.
Een droom die veelal in tegenspraak is met de structuur van de huidige maatschappij, omdat zijn geweten en zijn intuïtie onbewust in verzet zijn tegen die niets ontziende egocentriciteit, waar om heen de wereld draait.
Idealisten zijn optimisten, maar ook bezielde mensen, die hun leven kunnen opofferen voor een droombeeld.
De hunkering naar idealisme krijgt meer vat op de enkeling, die duidelijk ziet hoe de aarde en de mensheid zichzelf een graf graven en, door humanisme, mensenliefde en idealisme ge-dreven, verheft hij zijn stem.
De publiciteitsmedia dragen ons zijn stem over en hij vindt weerklank bij een andere enkeling, die in wanhoop terneder zit, omdat de logge onwetende massa hem vertrapt.
Daarom is het noodzakelijk dat deze enkelingen zich verenigen, niet in een opstandige kreet, in een zinloze en belachelijke demonstratie, maar zij moeten hun krachten, hun intelligentie en vooral hun idealisme bundelen, opdat zij het leven, het waarlijke innerlijke leven kunnen behouden. Het is nu niet meer het ogenblik om de eenlingen van elkander te scheiden door dogma's en eigenbelang of door hoogmoed en hypocrisie, want de tijd dwingt de eenlingen om elkander de hand te reiken.
Tegenover hen staat de overmacht.
De spirituele mens kan dit duidelijk inzien.
Een innerlijke verstening en een lichtloosheid zijn het gevolg van een overweldiging door de overmacht der spiritueel onwetenden.
De eenling wordt doodmoe tegenover zulk een overmacht en hij geeft zich tenslotte over.
Hoevelen hebben dit - ten einde raad - in de historie reeds gedaan?
Zuivere edele zielen, vermoeid van het strijden, wanhopig door de tegenstand, bitter om het onbegrip,
gaven zich uitgeput over aan de eerste de beste overmacht die hen besprong.
Heden ten dage is die overmacht sterker dan ooit te voren, want de publiciteitsmedia brengen zijn stem over, injecteren zo ook dikwijls de enkeling, die zich daarvan niet bewust is en zo zakt men weg in de modder, in de gewenning, in het "ik zal wel zien wat ervan komt", en het denken wordt opgenomen in dat grote raderwerk van de massasuggestie.
Zodra een waakzaam mens deze saturnale massa een vinger geeft is hij zijn hand kwijt voordat hij het beseft.
Het is toch immers veel gemakkelijker toe te geven dan strijdbaar en waakzaam te blijven?
Grote groepen van zogenaamd spirituele mensen worden zoet gehouden met filosofie, terwijl lichaam en geest door de maatschappij, zijn publiciteitsmedia, zijn methoden worden vergiftigd.
De zwarte raaf moet gevangen genomen worden, wil men hem kunnen veranderen in een witte raaf.
Men kan niet met de ene hand de zwarte raaf dienen en met de andere hand hem trachten te veranderen.
Men is tegen hem of men is voor hem.
Men aanvaardt Saturnus in zijn eigenzinnige domheidsmacht of men verwerpt hem en grijpt hem in zijn kern aan. De positiestrijd, op alle gebied, individueel, politiek, ethisch, religieus zal tot het einde toe worden uitgestreden, de overwinning is voor de enkeling en zijn idealisme, dan wel voor de blinde massa.
Deze enkeling moet doorlopend zijn ideaal voor ogen zien, want hij mag en hij kan nu niet verslappen, want juist bij deze mensen gaat het om de inzet van hun ziel.
Beluister de discussies binnen de religieuze groeperingen: voordien leek men tevreden, heden valt de idealistische enkeling het vadsige religieuze lichaam aan en de speldeprikken irriteren dit logge, dogmatische beest.
Dit is echter niet alleen het geval binnen landen en volkeren.
De saturnale macht, de versteende regeringen, de wettische, dogmatische overheden worden onvoorstelbaar geïrriteerd door de roep van de opstandige enkeling.
En daarom zoekt de vazal van Saturnus, van het egoïsme, naar een middel om de tegenstand van de enkeling te breken.
Geen middel is zulk een saturnale macht te schuw.
Laat dit een waarschuwing zijn opdat de spirituele mens wakende zal blijven.
Een spiritueel mens behoort immuun te zijn voor het zoete gefluit van de zwarte raaf, omdat hij hem onderkent.
Het is de spirituele mens niet vergund in te slapen, mede te deinen op het slaaplied van eeuwenoude dooddoeners, maar hij moet wakende blijven.
Wakende aan de poort.
Wakende aan de poort van Gethsémané.
Wakende aan de poort van de eigen ziel.
Deze mens draagt, zoals Frederik van Eeden zei, de verantwoordelijkheid, omdat hij weet en van koninklijke zieleafkomst is.
Een saturnale straling begiftigt de leidende machten met sluwheid, met meedogenloosheid, omdat hun positie in gevaar komt.
De mythische Saturnus vrat zelfs zijn eigen kinderen op terwille van zijn macht.
Iemand die bezeten is door de egodrift van de zwarte raaf - zoals dit duidelijk in het Scheikundig Huwelijk uitkomt - ontziet niets en niemand, hij is blind door ego-passie.
Filosofie en schone woorden kunnen eveneens een slaaplied worden, omdat men het zo prettig vindt hen aan te horen.
Maar ondertussen gaat de tijd door, de uren gaan voorbij en het schoon verpakte gif dat de mensheid van alle kanten wordt opgedrongen vindt een toegang in lichaam en geest, omdat men een ogenblik niet wakende was.
Wanneer de spanningen, de felheid tussen materie en geest het sterkste worden, is het des te moeilijker om wakende te blijven, daar de inspanning dubbele energie vergt.
Op het meest kritieke moment in Jezus' leven sliepen zijn discipelen.
De eenling is op het beslissende moment waarlijk alleen, en dan moet hij zijn innerlijke kracht kunnen terugvinden.
Dan moet hij zijn individuele zwarte raaf reeds veranderd hebben in een witte raaf, althans grotendeels, om wakende te kunnen blijven op het ogenblik dat Saturnus de spirituele Uranus (Wijsheid) van zijn macht wil beroven. Want juist hij, de enkeling, de enkelingen over geheel de wereld, moeten deze catastrofe tegenhouden.
En zo deze niet te voorkomen is, en zo ziet het er op het ogenblik uit, dan moet hij het levende redden, individueel en om zich heen.
Dan mag hij niet zeggen: "Mij gaat het niet aan!" en: "Ben ik mijn broeders hoeder?"
Ja! De koninklijke mens, hij die verantwoordelijkheid dragen kan, is zijn broeders hoeder. De broeder die ook levende is en die vertrapt wordt onder de laars van het saturnale beest.
Deze broeder moet hij trachten te behoeden.
Daarom is het ogenblik aangebroken waarop de eenzame enkeling zich moet gaan aansluiten bij zijn broeder, die dezelfde witte raaf wil dienen.
Zij MOETEN elkander zien te vinden, omdat de tijd dringt.
Hij, die wakende is onderkent de signatuur der tijden.
En hij weet dat het beslissende uur naderkomt.
Daarom waakt hij aan de poort zijner ziel en sluimert niet.
Het donkerste van de nacht is vallende, weldra zal een Nieuwe Dageraad rijzen en de Lichtzoon wil het Licht aanschouwen.
Weest daarom wakende, pelgrim, de nacht omsluit u reeds.