In de oude Hindoe-godsdienst waar Shiva als ÈÈn der oudste godheden wordt vereerd zijnde de scheppende Goddelijke Kracht, vindt men een geheel andere betekenis voor het woord "Yoga" dan heden algemeen wordt aangenomen. Yoga. betekent: span, het aanspannen of inspannen van de "wilde paarden" of de zintuigen.
Het is altijd een vorm van vereniging: hetzij van de zintuigen met het hogere, hetzij van de ziel met god of de godin met Shiva.
Alle vormen van discipline, of het nu studie, meditatie, oefeningen, verplichtingen of wetten zijn, is een Yoga, een bedwingen van de ongeteugelde krachten.
Iedere discipline, van buitenaf opgelegd, is te verwerpen en daarom zegt de alleroudste Upanishads dat Yoga van binnenuit moet komen en vanuit Shiva op de ziel moet toestromen als antwoord op haar vraag.
De hedendaagse goeroe's of meesters kennen Shiva niet anders dan door een ontvangen mandaat, een overdracht van hun voorgangers en daarom is hun yoga geworden tot een opgelegde, van buitenaf aanvaarde methode.
De adept, de spirituele zoeker, die Shiva kent, wordt bevrijd van de verschijnselen der uiterlijke wereld en kent de eeuwige zegen van de goddelijke kracht, Shiva.
Hij brengt zijn natuurlijke aard zozeer onder de invloed van zijn spirituele hunkering dat hij zelf Shiva oproept en zijn ziel door hem laat opwekken.
Er zijn heden ontelbare Yoga-methoden, oefeningen om de stoffelijke geaardheid en zijn zintuigen in te spannen, te beteugelen.
Men kan al deze oefeningen onder veel moeite aanleren, maar dat wil NIET zeggen dat men Shiva bereikt.
Zo staat het in de alleroudste Upanishads.
De westerse wereld kent velerlei studies, intellectuele inspanningen; kloosterlingen kennen disciplinaire voorschriften, vastentijden. Dit zijn allemaal Yoga-methoden die Shiva nooit naderbij brengen.
Het gaat er slechts om dat de adept - vanuit zichzelf - door een intense hunkering gedreven, een Yoga, een innerlijke discipline toepast.
Daar waar de zinnen rondrennen door de sferen van stof en geest behoren zij beteugeld te worden en het "span" dat hen zal teugelen is de begeestering door Shiva, een begeestering die dus pas volgt op de ziele-hunkering die Shiva oproept en zijn vuur, zijn aanraking herkent.
Men moet aangeraakt zijn door de bliksem der Hemelen, komende uit het oog van Shiva om een innerlijke discipline te kunnen volbrengen. De ziel volgt dan automatisch, intuïtief de wet gods, omdat zij opgenomen wil worden in de omarming van Shiva, om te komen tot een schepping.
De westerse mens kan alle yoga-methoden van de oosterse mens veroordelen, maar hij vergeet dat hij zelf allerlei experimenten toepast om hetzelfde doel te bereiken.
De wetten de protestantse, de roomse, de mohammedaanse, de boeddhistische, de brahmaanse, en de joodse godsdienst zijn even zovele yoga-methoden.
Het beteugelen van de natuurlijke driften is de basis waarop alle godsdiensten hun wetten bouwen.
Iedereen gaat uit van de slechte, en verdoemde natuur, omdat na de zondeval de mens neerkwam in het land van Maya, duisternis.
Duisternis is echter onwetendheid, en door deze onwetendheid te bedwingen en te omhangen met het weten van de meester of de goeroe, zoals de yogi's doen, heft men het 'niet-weten' echter niet op.
Daar waar een mismaakte omhangen wordt met een schitterend kleed verbloemt hij zijn mismaaktheid, doch deze is niet genezen.
Vrijwel iedere zoeker wil zijn onvolkomenheid verbloemen en vergeten door zich te hullen in de mantel van zijn godsdienst, zijn leringen, zijn goeroe's, zijn yoga.
De wereld is vol met allerlei soorten van religieuze etiketten, zeggen vele jonge mensen en zij bespotten de dogma's.
Doch ook hierdoor verandert de inhoud, de waarde niet.
De adept moet vanuit zichzelf tot yoga komen, zegt de alleroudste Upanishads en dan zal Shiva hem de heerlijkheid onthullen.
Men moet Christus erkennen om de diepte van een universeel christendom te herkennen.
Maar men moet tevens de waarheid en de wijsheid van de aller-oudste leringen herkennen om te ontdekken dat er nimmer een breuk is gekomen in de keten van waarheids-impulsen.
Men kan nooit ÈÈn impuls erkennen en de andere waarheids-impulsen negeren. Alle licht-impulsen gaan van de Ene, de Eenheid of de Absolute Waarheid uit, die in zichzelf vele schakeringen en vele kleuren kent.
Als men de kleur rood ziet kent men de schoonheid van de regenboog nog niet; als men de bijbel leest kent men beslist nog niet de universele, wereldomvattende lichtimpuls, die overal onder een eigen kleur is ingedaald.
Zodra men zich blind staart op één kleur, één leer, één methode wordt men beperkt, verliest men de grootsheid van het goddelijke principe en daarmede beledigt men de Enig Ene, die in zichzelf ontelbare gestalten heeft.
Wanneer men een gekooide vogel de vleugels kortwiekt, en de ogen uitbrandt opdat hij schoner zal zingen kent men daarmede de heerlijkheid van het gevarieerde vogelgezang van alle vogels of zou men ooit die wijdse vlucht leren kennen die de vogel aftekent aan de hemelen?
Hoe kan lijden, pijniging, dwang ooit de ziel verheffen tot de vreugde van een vrijwillige vereniging?
Daar waar de gekooide vogel zingt uit heimwee naar het verloren gegane, heeft hij daarmede - voor zichzelf - de vreugde van de hervonden heerlijkheid bereikt?
Indien de ziel, of de mens, gebukt gaat onder disciplinaire methoden, hem opgelegd door de meesters, de godsdiensten, de traditie, ondergaat hij dan de intensiteit van de openbaring der zelf geëxploreerde weg?
De ziel moet zoeken naar Shiva, of de reiniger en de herschepper, omdat zij hem gekend heeft en weer wil vinden.
Beroerde omstandigheden, gevangenschap, pijnigingen, heimwee intensiveren zijn zoeken, omdat men hem bewust maakt van zijn benarde situatie.
Zegt men echter: uw situatie is de beste voorwaarde tot een zielegroei, dan zoekt de mens niet meer, integendeel, hij schikt zich in de situatie terwille van de vermeende zieleverlossing.
Dat is de gevangenschap in de vergulde kooi, de imitatie van de vreugde, het gezang van de gekooide en blinde vogel.
Alle methoden, hetzij oosterse dan wel westerse voorschriften beperken het zicht, kortwieken de vleugels.
De verdwaalde ziel of de verdwaalde vogel zal zelf zijn weg terug moeten vinden op basis van zijn intuïtie en van zijn oude weten, zijn gË-weten.
Vanzelfsprekend brengt dat ervaringen mede, en twijfel en wan-hoop en bewogenheid.
Maar deze zijn nooit kunstmatig geschapen, zij zijn altijd op de weg van de pelgrim gekomen, omdat hij hen aantrok, als gevolg van zijn vergissingen.
Zij zijn dus als leringen.
Methoden, hoe pijnigend en ontberingsvol ook, zijn opgelegde omstandigheden, die de godsdienst, of de voorganger, de goeroe hem voorschrijven als zijnde "heiligend".
Daar waar de mens zichzelf moet dwingen om de voorschriften op te volgen is hij innerlijk niet met hen in overeenstemming en dus kwamen zij niet uit hem zelf voort.
Shiva, de goddelijke kracht het geconcentreerde geestvuur waaruit de bliksem der herschepping te voorschijn komt, IS aanwezig.
De ziel, als ontvankelijke schoot, als het reine, zich openstellende water, het atoom van de Prima Materia Gods MOET aanwezig zijn.
Deze ontvankelijkheid schept men NIET door methoden doch door disciplinaire maatregelen, de Yoga, maar zij wordt gevormd op basis van de Oerherinnering, die zich uitdrukt via intuïtie en Ge-weten.
Geen enkele methode vervangt deze oerherinnering.
De benauwenis van uw omstandigheden kan deze in u versterken MITS u de omstandigheden objectief, zelfstandig en vooral in innerlijke vrijheid kunt blijven beoordelen.
De pelgrim trekt de omstandigheden aan die bij zijn bewustzijn behoren, slaapt dat bewustzijn, staat hij stil in denken en gevoelen dan worden de omstandigheden bevroren, zij worden verstard door ÈÈn of ander dogma.
Het oorspronkelijke Griekse woord "dogma" betekent "bevel der overheid". Iedere pelgrim die dus gehoorzaamt aan het "bevel der overheid", onverschillig in welk opzicht, wordt een gevangene van die overheid.
Daar waar iemand zijn naaste imiteert, omdat hij meent dat deze op de juiste weg is, volgt hij de wet van het dogma.
Yoga is het imiteren van reinheid en zelfbeheersing, een levenshouding die men aanwezig meent bij de hoogste godheid Shiva.
De allereerste lotus-houding van de yogi vindt men op een archaïsche afbeelding die Shiva voorstelt.
De lotus is in de oosterse wijsbegeerte het symbool van ontvankelijkheid, reinheid, devotie.
De lotushouding in de archaïsche overlevering symboliseert het ontvankelijke principe: de gekruiste benen en het indalende principe, de omhoog gerichte wervelkolom.
Het is dus de imitatie van de vereniging: ziel en God, de godin en Shiva. Deze houding bepaalt het denken en het gevoel van de mens disciplinair bij de hoogste vereniging.
Het is het bekende ezelsbruggetje, zoals andere mensen een wijsgerige tekst als middelpunt van hun gedachten nemen.
Al deze allereerste spirituele zoekers-pogingen zijn echter ontaard in gecultiveerde en ingewikkelde disciplinaire voorschriften.
De hoogste en intieme vereniging tussen ziel en God, godin en Shiva is een aangelegenheid van het individu.
Daar mag geen enkele buitenstaander zich in mengen.
In hoeverre deze ziel God wil benaderen hangt af van zijn intuïtie en zijn GE-weten, zijn OER-weten.
Ieder mens wordt in de situatie geplaatst die hij nodig heeft om dit Oer-weten en deze intuïtie te ontwikkelen, zo deze mens waardig bevonden wordt tot zielegroei.
Niemand mag zich daarover een oordeel vormen, en niemand is daartoe in staat, want alles wat de mens ziet is ten dele, onverschillig zijn ontwikkeling.
De Yogi gaat uit van het standpunt dat de mensa vijf zintuigen heeft en deze moet hij bedwingen.
Tegenwoordig wil men deze zintuigen werkzaam maken in de astrale sferen, menende zo het hogere Leven te hebben bereikt.
In het Henoch-boek staat echter dat de mens van God zeven werkelijkheden ontving: de reuk, de smaak, het gehoor, het gevoel, het zien, het geduld en de liefelijkheid. Deze zeven werkelijkheden brengen de ziel tot voor de troon des Heren.
Ontwikkelt men één van hen tot een hogere trap, dan komt men slechts tot één van de zeven sferen, maar de alomvattendheid der zevenklank of der zeven sferen bereikt men NIET.
Alle religieuze methoden, zowel in het oosten als in het westen vormen een misvorming van één van deze werkelijkheden.
Zij dienen één van de zeven hoofdzonden.
Met enige studie kunt u hen allen herkennen.
Zij vertegenwoordigen één van de zeven stralen, van de zeven scholen, van de zeven wijzen, zo zeggen andere dogma's.
Maar de mens bezit zeven werkelijkheden, die hij alle zeven moet benutten om tot een onsterfelijk wezen te worden dat de grens van deze sterfelijke zevenheid overtreedt.
De ziel, reagerende op de roep van Shiva, die regelrecht tot haar komt, schikt zich vrijwillig in een "span", dat zij zelf heeft aangereikt of heeft gevormd.
En dit "span", deze Yoga valt niet op door extremiteiten, door buitenissigheid, door een TE naar welke zijde dan ook.
Het is het etherische "span" dat groeit tussen haar en Shiva en dat hen steeds dichter tot elkander trekt.
De ziel versterkt het spannen van deze verbintenis doordat zij principiëler de stem van intuïtie en Ge-weten volgt.
Deze stem heeft niet de klank van een voorganger of van een dogma, maar zij heeft de klank van de zieletrilling.
Wanneer de pelgrim zegt: "Ik volg mijn innerlijke stem", dan moet dat aan hem te bemerken zijn, niet doordat hij de sporen van de imitators volgt, maar doordat hij zijn levenshouding aan zijn innerlijke Stem aanpast.
Ieder mens, religieus of a-religieus, zielbewust of niet, is met meerdere of mindere moeite in een "span" te dwingen.
Doch hierdoor bereikt men Shiva niet, zo zegt de archaïsche Upanishads. Laat dit u tot een waarschuwing zijn en ook tot een stimulans in het individuele zoeken.
Want hij die zoekt, zal vinden!
En hij die klopt, die zal worden opengedaan!
Nergens kunnen wij lezen:
Hij die voor zich LAAT zoeken, zal vinden en hij, die voor zich LAAT kloppen, die zal worden opengedaan!
Beweeg u daarom tot de hoogten en vreest niet.
Want daar waar het aloude Weten en de aloude trilling der ziel u leidt, daar wordt u beschermd.
Hij, die deze ervaring kent, behoudt zijn vrijheid en vreest niet.