Wij willen wederom met u verder bouwen aan de belichting van de doelstelling van de Gemeenschap.
Zoals u weet baseren wij de Gemeenschap op drie Zuilen: Reinheid - Waarheid en Liefde.
De Reinheid wordt als eerste fase opgetrokken door de Gesel.
De Universele Waarheid wordt uitgedragen door de Meester Bouwer, en tenslotte naderen wij dan de Liefde, die de Ridder Roseae Crucis in zijn schild
–––––––––––––––
Wanneer de Meester Bouwer door middel van zijn innerlijke kristallen Meer dat de Gezel gespreid heeft de trillingen van zijn Opdracht verneemt, dan bouwt hij de Metalen Zee, het hoogtepunt, het centrale middelpunt van zijn Tempel Sancti Spiritus.
Levende met en uit de trillingen van het Absolute weet hij de juiste materialen te verkrijgen om deze Tempel tot een waarlijk Heiligdom te maken.
Deze Meester-Bouwer is de architect die het volmaakte Tehuis bouwt voor degene, die hij liefheeft.
Zijn droom wordt werkelijkheid, zijn idealen worden uitgedragen; hij arbeidt, en tekent en bouwt totdat hij de schoonste vorm gevonden heeft, die waardig bevonden zal worden om de metalen Zee te bevatten.
En dan komt het zo lang verbeide ogenblik, waarop deze Meester-Bouwer omhoogblikt naar de Berg Mont Salvat, waarop zijn Graalsburcht staat. Hij ziet met het ziele-oog omhoog in zijn eigen wezen en ziet hoe op de heilige Berg: op de hoofdschedelplaats de Burcht Gods verrijst.
Als één lichtende glorie staat daar zijn Arbeid, één verheerlijking Gods, één lofgedicht op de Oernatuur, waarin Vuur en Water samengesmolten zin.
De lagere natuur is overwonnen, de splitsing tussen vuur en water uitgedaan. In de Oernatuur zingen de tegengestelden de lof van Hem, die boven alle disharmonie verheven is!
Vanuit deze Burcht stralen vurige tongen, die nimmer door aardse ogen waargenomen werden. Heel de Berg Mont Salvat staat in een goddelijk Licht en is als een roepende Stem in de duistere nachten dezer wereld.
Hoor! Zo klinkt het door de sferen van de tijd: de Tempel is verrezen, hij wacht op zijn Heer, op zijn Ridder die erin woning maken zal.
Op dat moment, in dat niet te beschrijven ogenblik waarin de Meester-Bouwer de Roep der Overwinning door de ethervelden hoort weerklinken, sterft hij naar het wezen van deze aardse natuur, hij gaat onder als Gezel, als Kathaar èn als Meester-Bouwer, als Rozekruiser.
Deze beiden worden tot één in de verpersoonlijking van de Ridder Roseae Crucis.
Het gewone leven wordt achter hem toegesloten, hij gaat de adelstand binnen van het Nieuwe Leven der Goddelijke Verwerkelijking. Daarom zeiden wij u dat het verheven worden tot Ridder Roseae Crucis geen verdere aanduiding bevat in de stof.
Wanneer de Meester-Bouwer, ondergaat in de Ridder Roseae Crucis, verlaat hij het werkveld waarin hij zolang als Bouwer gearbeid heeft. Hetgeen wil zeggen dat hij opgetrokken wordt tot op de top van de Berg Mont Salvat en door de Architect van het Universum geroepen wordt om de Burcht Gods te gaan bewonen.
Deze Burcht Gods, is als een geopende Beker, als een Graal waarin alleen zij binnen kunnen gaan, die de volmaking van de Liefde hebben doorschouwd.
In deze Liefde sterven alle wanklanken, in deze Liefde sterven alle pijnen, helen alle wonden, en is de Arbeid verstild tot een onaardse activiteit, die zij, die de adeldom nog niet hebben beërft, niet kennen.
De Ridder Roseae Crucis is teruggekeerd tot de oorsprong van zijn bestaan: het Leven van hen, die uit ziele-adel geboren zijn. En dan gebeurt het wonderbaarlijke, binnengegaan in de Graalsburcht, in de Burcht Gods, omkleed met het gewaad der Heerlijkheid, of met het Hemelse Bruiloftskleed, wordt deze Ridder verbonden met zijn Geliefde uit het Rijk der Zielen, hij wordt de Goddelijke Twee-eenheid. Het is de vervulling van zijn dromen als Meester-Bouwer: het Tehuis Sancti-Spiritus waarin de metalen Zee als een edelsteen schittert in de stralen van de Geestzon ontvangt zijn Bewoner, de Ridder die geadeld is om deel te nemen aan de Heilige Dis, aan de Tafelronde.
Hij is degene, die, gelijk Christus nu het Brood breken kan en zeggen, uit innerlijke ervaring: Dit is mijn Lichaam dat ik voor u offeren zal! Neem en eet, opdat gij nimmer sterve in de doodsgang der stoffelijkheid!
Hij neemt op zijn weg door de wereld, zijn eigen Lichaam als het Brood des Levens mede, opdat niemand ooit hongere.
Hij schenkt, als een Prometheus, zijn eigen leven weg, opdat allen het Licht zullen ervaren, gelijk hij het door zijn eigen wezen, ervaren en opgenomen heeft. Hij is de Ridder van de Gekruisigde Roos, die in Liefdevolle overgave alles wegschenkt zonder iets terug te vragen.
Die niet vraagt: Heer geef mij brood, want ik ben hongerende!
Neen! Hij vraagt niets, hij schenkt slechts, omdat hij het ervaringsweten ontvangen heeft, dat hij, die schenkt, nimmer hongeren kàn en zal!
Hij zegt nimmer: Heer, ik ben vermoeid!
Neen! Een Ridder Roseae Crucis kent niet de vermoeidheid van hen, die zich met aardse voeding voeden! Hij wordt gevoed uit het Licht der Lichten en al pikt de adelaar, zoals bij Prometheus, hem de lever uit, deze zal steeds weer aangroeien, omdat zijn Leven uit en in de Ene Krachtbron geborgen is.
Daarom is de Ridder Roseae Crucis niet iemand die zich strijdend een weg baant, zoals de historie vermeldt.
Neen, hij is degene die zijn Zwaard der Overwinning ten dienste van allen stelt, die wanhopig vragen: Heer, is de reis nog ver? Heer, waar vind ik de Mont Salvat?
Het Zwaard van de Ridder Roseae Crucis is het kruis, dat hij in de handen houdt en waarmede hij doorlopend zijn eigen hart doorboort, opdat de Roos, zijn hart voldoende bloed zal vrijmaken waarmede de hunkerenden gevoed kunnen worden. Hij is als de Phoenix die zijn kinderen voedt uit zijn hartebloed en zichzelf daarvoor offert.
Deze mens is geworden tot de gestaltenis der Universele Liefde. En daarom kan er over deze mens niet gesproken worden in woorden, die slechts de tijdelijkheid omspannen, er kan geen verdere aanduiding voor deze mens zijn, er kan geen enkel woord geschapen worden dat hem voldoende kan beschrijven, want zijn wezen, zijn aanwezigheid treedt ver buiten de begrenzing van het kenbare! Hij staat temidden van de wereld, maar hij woont, als een onbereikbare op de Mont Salvat, de wereld overziende. Hij put zijn levensenergie uit de Heilige Hoogten, die in verbinding staan met de top van de Mont Salvat en de Burcht der Overwinning. Hij is als de mens die twee werelden bewoont: Hij is opgeklommen uit het dal tot aan de Top der Heerlijkheid. Hij kent al de verschrikkingen uit dat dal, de schaduwen en de angstaanjagende misleidingen. Hij kent al die dolenden, al die onwetenden, die zich aan de voet van de Berg ophouden en zo dikwijls in de schijn-waarheid gevangen liggen. Hij kent de gevaren uit eigen ervaringen, de schone waarden, die hun glans verliezen wanneer men er verlangend naar grijpt! Daarom schouwt hij omhoog tot ln die Andere Wereld, die hij vanaf deze Mont Salvat kan onderscheiden, en in werkelijkheid keert hij vrijwillig terug tot in het dal der verschrikkingen, opdat ànderen door hem geholpen zullen worden.
Ziet u, dat is adeldom! Dat is het wederkeren van de oude betekenis van de Adel! Het zichzelf vrijwillig offeren, in absolute Liefde voor allen die men op zijn weg tegenkomt!
Niemand zal vragend blijven in de aanwezigheid van deze Ridder Roseae Crucis, want zijn gehele wezen IS het antwoord op alle vragen geworden.
Niemand zal smart kunnen lijden in zijn tegenwoordigheid, want zijn uitstraling heelt alle wonden en alle noden.
Hij behoeft slechts te ZIJN, uit zijn gehele lichaam stromen de trillingen van het ziele-wezen, één voortdurende offering van het hartebloed, één doorlopende wegschenking van zichzelf, niet van zijn persoonlijkheid, maar van het Lichaam dat hij verworven heeft door zijn pelgrimsgang!
Vergeet u dat vooral niet! Hij offert niet slechts zijn lichaam, hij breekt niet slechts dat oude lichaam terwille van de mensheid, maar hij schenkt vooral zijn Hartebloed, hij laat voortdurend de vragenden drinken uit die Beker des Verbonds, uit die Graal die hij in zijn handen houdt!
Vergeet u toch vooral niet, dat deze Ridder Roseae Crucis één is geworden mèt die Graal!
Hij is de bewoner geworden vàn die Graal. Op het moment, zo leert de legende, waarop Galaad in de Beker mocht schouwen, zich daarmede mocht versmelten, stierf hij als Galaad!
Dan verrijzen Burcht en Graal in hemzelf. Hij IS de Graal geworden.
––––––––––
Hij heeft, zoals de Heilige Taal dat aanduidt: zijn lendenen omgord. En dat wil zeggen, dat hij niet langer deelheeft aan dit leven, aan het doen ontstaan van aardse vormen en sterfelijke schepsels.
Neen, hij heeft de lendenen omgord.
Al zijn goddelijke scheppingskracht wendt hij aan tot het voltooien van de Universele Liefde, tot het realiseren van de Volmaakte Liefde uit de Godsorde. En die Liefde kent geen enkel aanzicht van zelfbevrediging.
Die Liefde is geen vraag- en antwoordspel, geen wisseling van geven en nemen.
Die Liefde is als het eeuwig Zijnde, waarin de Stilte als een voortdurend Antwoord voor allen aanwezig is. Zij is als een Veld waarin de vermoeide pelgrim de Rust der Harmonie vindt, en waarin de hongerende zijn honger gestild voelt en waarin de treurende vertroost wordt en de lijdende genezen.
Wij spreken nu van een Krachtveld, dat wij spreiden willen, dat wij tezamen bouwen. Wij zeggen u: een Ridder Roseae Crucis is als het Krachtveld zelf!
Waar hij ook gaat is dat Krachtveld met hem, hij bouwt daar niet aan, hij ijvert daar niet voor, hij behoeft zich daarvoor niet te concentreren, of zichzelf uit te tillen boven de woelingen dezer wereld, neen, wààr hij gaat IS dat Veld er, als een ommanteling van zijn wezen, als een krachtstroom die van hem uitgaat!
En daarom zal onze Gemeenschap ook geen enkele zorg behoeven te hebben, wanneer er slechts één Ridder Roseae Crucis aanwezig is! Want hij is dan onze beschermer, onze Prometheus die voortdurend het Licht voor ons vrijmaakt.
Begrijpt u nu waarom wij zeiden dat wij over deze Ridder Roseae Crucis niet spreken kunnen?
Door hem te vernagelen aan de aanduidingen der sterfelijkheid kunnen wij zijn verhevenheid slechts ten dele benaderen! Alles wat de Meester-Bouwer doet, doet de Ridder Roseae Crucis niet méér, niettemin is hij één en al activiteit! Men gevoelt zich in zijn aanwezigheid als beschermd door een onzichtbaar veld, angsten verdwijnen, zorgen zijn er niet meer, men is als opgenomen in een onaardse stroom van Rein Water, dat zuivert, heelt, verwarmt en verlicht.
–––––––––––––––
En stelt u zich nu eens voor, wanneer wij erin zouden slagen dat de Gemeenschap, als in een gezamenlijke Arbeid Ridders Roseae Crucis voortbracht, kunt u zich het resultaat daarvan indenken?
Kunt u nu verstaan dat de aanwezigheid van slechts drie Ridders Roseae Crucis in deze groep ons zou behoeden tegen alle gevaren?
En niet slechts behoeden, maar tevens de Gemeenschap zou verheffen tot een staat van onaantastbaarheid en tot de adeldom der Volmaakten?
Want het is niet alleen zo dat ieder van ons de weg van Gezel, en Meester-Bouwer tot aan Ridder Roseae Crucis kan gaan, neen, door ons aller inspanning, als één Gemeenschap, brengen wij één of enkelen van ons tot aan de top van de Berg Mont Salvat!
Het terugkeren tot de adeldom van de Ridder Roseae Crucis van één of enkelen van ons is dus geen individuele verdienste. Zeker niet!
In Gemeenschap arbeidende, voeren wij de opdracht uit om hen, die daartoe in staat zijn tot de Berg Mont Salvat te brengen. Dat is nu het arbeiden in Gemeenschap!
En die Ridders Roseae Crucis zijn dan ook geenszins op zichzelf staand, een enkele Ridder, neen, zij zijn het resultaat van onze gezamenlijke Arbeid en daarom blijven zij ook verbonden met, of, gelijk Prometheus, genageld aan de Rots van onze Gemeenschap.
Zij vormen ons Leven. Zij zijn degenen waardoor het Licht tot onze Gemeenschap stroomt, en hoe meer Ridders Roseae Crucis wij voortbrengen des te sterker, des te machtiger wordt deze Gemeenschap Roseae Crucis.
Verstaat u nu het doel van het vormen van een Gemeenschap? Verstaat u nu dat het zo dagelijks tezamen arbeiden - hier - in de stof een afspiegeling is van de gemeenschappelijke spirituele Arbeid?
En begrijpt u nu ook dat de weg van de Praktijk zoals wij die in deze Gemeenschap willen bewandelen, niet slechts een weg is voor onszelf, voor onze eigen ziel, maar dat wij die weg bewandelen in de onzelfzuchtige hoop dat de Gemeenschap uit ons gezamenlijk arbeiden eenmaal voortbrenge: De Ridder of Ridders Roseae Crucis.
En geschiedt dàt, ach, dan praten wij niet meer, enigszins bevreesd, over een mogelijke kristallisatie in een verenigingsleven, dan is daar geen enkele angst méér, dan zijn wij allen opgeheven uit de tijd en schouwen wij in de Eeuwigheid waaruit wij onze vormen kneden, waaruit wij ons materiaal scheppen, waaruit wij onze Voeding putten.
Zodra uw ogen en de mijne een Ridder Roseae Crucis onder ons vinden, dan zal het goed zijn!
Dan zal de Volmaking binnengetreden zijn en dan sterven alle woorden van twijfel en wanhoop op onze lippen!
Dan zal er slechts adem zijn om de kreet van Vreugde en Dankbaarheid uit te stoten!
En dan ook hullen wij ons tezamen in de beschermende Lichtmantel van onze Ridder Roseae Crucis.
Wel, onze bede zal niet zijn: Moge dat moment nader komen, maar wij zeggen met grote zekerheid:
dit verblindende Aurora wordt ons deel!
Geve God dat gij allen daarvan getuige zult mogen zijn!