De schepping

Als modern denkend mens menen we misschien dat de schepping ver van ons af staat. 

Het is tenslotte zo lang geleden, menen we, dus er is geen enkele actualiteit. 

Dit zou de opvatting zijn van een materialistisch en oppervlakkig mens, want op filosofisch-wetenschappelijk gebied blijft de schepping een discussie-punt. 

Wie was de oorzaak van het heelal? 

Of wat?  

Wanneer werd het heelal geschapen of gevormd? 

Waarom werd het heelal, de planeten, de aarde geschapen. 

Is dit alles werkelijk geschapen, of is het een gevolg van chemische verbindingen? 

Voor een religieus mens die geleerd heeft vastgestelde normen te aanvaarden, is de oplossing eenvoudig: God schiep de wereld. 

Dan kan men  echter nog vragen: Waarom schiep God de wereld? 

Het vragen naar het "waarom" is altijd de drijfveer van een nieuwsgierig, maar ook intelligent mens? 

Kinderen vragen naar het "waarom" als zij nog niet vastgeketend zijn aan door de volwassenen aangenomen feiten.

Een dociele persoonlijkheid vraagt nooit naar het waarom, noch naar de oorzaak van iets. 

De drang naar onderzoeken behoort bij de opstandigen, de ketters. 

Geen enkele sekte juicht de onderzoekingsdrang van zijn volgelingen toe, uit onderzoek kunnen wel eens twijfelachtige feiten bovenkomen. 

Diverse takken van wetenschap zijn gefundeerd op de vraag naar het "waarom". 

Zoals we weten kan deze onderzoekingsdrang ook uit de hand lopen. 

Daar wij ons bevinden temidden van een kring z.g. ketters, dus onderzoekers, en niet tussen dociele schapen, moet er onder ons toch vragen oprijzen over de bedoeling van heelal en aarde. 

Wij kennen dan vier filosofische theorieën:

1. De aarde is ontstaan door de Big Bang, een chemische vermenging. 

2. De aarde is geschapen door God, wie we daaronder ook mogen verstaan. 

3. De aarde is een verbanningsoord voor planetaire misdadigers. 

4. De aarde is een tussenstation tussen hemel en hel, waar de Zonen des Lichts of de gevallen engelen hun straf uitboeten. 

Van alle punten vinden we wel iets in de filosofische dan wel wetenschappelijke vermeldingen in de wereldliteratuur. 

Niets geeft ons zekerheid. 

Maar filosofen of idealisten hebben geen behoefte aan zekerheid. 

Niettemin is de wereld vol zoekers, omdat men juist een zekerheid zoekt. 

Deze wens naar zekerheid is de bodem voor allerlei religies, sekten en de meest uiteenlopende groeperingen en leiders. 

Zekerheid staat vrijwel altijd gelijk aan innerlijke rust. 

Ketters en onderzoekers voelen een innerlijke onrust indien zij iets niet weten, laat staan niet kunnen bewijzen. 

In de filosofie zijn bewijzen zeldzaam, omdat een z.g. bewijs altijd uitgedrukt wordt in een materiële, stoffelijk vorm. 

Andere "bewijzen" kent men niet, behalve in de filosofische-religieuze kringen. 

Een ding staat echter vast: in de kosmos en op aarde geschiedt niets voor niets, alles heeft een doel of een nut. 

Dat doel kan liggen op de instandhouding van schepping en schepsels, maar ook op een ontwikkelingsplan. Het ontwikkelen, het loswikkelen, of vooruitgang zijn begrippen binnen de natuur of de samenleving. Kettingreacties zijn daarbij normaal. Chemische verbindingen, die evoluerend kunnen werken, zijn eveneens aantoonbare feiten. 

Maar de "vooruitgang" - als doel - is aanvechtbaar. 

In de natuur ligt de grens bij het bereiken van de hoogste evolutie binnen de eigen soort. 

Een schepping heeft niets te maken met een vooruitgang, maar MOET iets te maken hebben met een doel, indien men de natuurwetten tot voorbeeld neemt. 

Dan raken we al gauw verward in de vragen: wat hebben de mineralen, de dieren, de planten, of de mensen als doel? 

Wel, we weten dat we de schepping als een samenhang van op elkander aangewezen schepsels kunnen omschrijven. 

Niets staat binnen die schepping op zichzelf. 

Alles en allen dienen elkander om de eenvoudige reden dat - ter-wille van het voortbestaan - zij elkander in leven houden. 

Op één uitzondering na: de ziel. 

De ziel is niet afhankelijk van de natuur en dan praat ik over de spirituele ziel, niet over een biologische kern, waar de therapeuten zich zo mede bemoeien. 

Een biologische kern, micro- dan wel macrokosmos, is ondergeschikt aan de natuurwetten. 

De "good standing" van de biologische kern bepaalt het voort-bestaan, voor het grote geheel en voor het kleine individuele zelf. 

De schepping heeft een biologische kern, maar geen eeuwig levende ziel. 

Dit filosofische gegeven zou moeten bewijzen dat de schepping een begin heeft, maar ook een einde, zoals elk natuurlijk  wezen. 

De overtuiging dat er een eeuwig levende ziel bestaat, is een bewijs dat degenen die deze overtuiging bevestigen, met een eeuwigheids-leven te maken hebben, of te maken hebben gehad. 

Ik laten volkomen buiten beschouwing al diegenen die hun "voorgangers" napraten en zelf geen mening hebben, zij behoren NIET tot eeuwigheidswezens. 

In het ketterse, zoekende, individu bevindt zich een eeuwigheidskern, waarin de basiswetten van een eeuwigheid besloten liggen. 

Dat is een logische idee. 

De biologisch kern bezit dit, dus de eeuwigheidskern eveneens. 

Vanuit die eeuwigheidskern verbreiden zich impulsen, trillingen, door het hele biologische organisme. 

Op deze wijze worden twee bestaansvormen met elkander geconfronteerd: de eeuwigheid en de eindige natuur.

Daaraan geven allerlei sekten en religies verschillende namen, die weer evenzo vele tegenstrijdigheden oproepen, dan wel onderlinge strijd ontketenen. 

Maar men moet toch erkennen dat het basisgegeven aanleiding was en is tot allerlei onderzoekingen, religieus, wetenschappelijk, maar ook tot allerlei misvormingen, misverstanden, bedrog. 

De rivaliteit tussen het biologisch wezen en het eeuwigheidswezen schept de grootst mogelijke ellende. 

En dan kunnen we allerlei theorieën aanhangen, maar indien het biologische wezen GEEN begrip opbrengt, kunnen we rustig een failliet aanvaarden voor de schepping en voor het schepsel. 

De fout ligt dus altijd in een deformatie van het biologische we-zen, een wetsverstoring binnen de schepping. 

Er is totaal geen reden om rivaliteit te ontketenen tussen het biologische wezen en eeuwigheidswezen. 

In de schepping zelf - zonder menselijk intellect - is daarvan geen sprake. 

Daar kan de natuur zich ontplooien en haar wetten volgen zonder catastrofen. 

De mens - als biologisch schepsel - heeft echter een goed ontwikkeld intellect. De schepping, als groot macrokosmisch heelal, bezit GEEN intellect.

Daarom is de natuur niet listig, noch slecht, zij is slechts ingesteld op haar voortbestaan, een drang die besloten ligt in haar biologische kern. 

Al die opvattingen over het slechte "ik" draaien om de waarheid heen: de natuur is niet slecht, maar het intellect KAN slecht zijn. 

De druïdische opvatting dat hemel en hel in het denken verborgen liggen is volkomen juist. 

De evolutie-theorie is eveneens juist met betrekking tot de biologische ontwikkelingen en de ontbrekende schakel, waar men het altijd over heeft, vormt de indaling van de Lichtzonen, zoals is opgetekend in het apocriefe Boek Henoch. 

Een indaling die de aanzet werd tot het geestelijke zoeken. 

Wat zou een biologisch mens anders zoeken dan de top van de natuurwetten? 

Dat die indaling plaats kon vinden wil echter wel zeggen: dat op dit cruciale moment er een aarde was, een aarde met daarop wonende schepselen. 

Het is gemakkelijk om alles naar de wereld van de symboliek te verwijzen, zo behoeven we niet naar het "waarom" te zoeken. 

Grote, onbiologische onderwerpen zijn niet te vatten door biologische hersenen. 

Dit is een feit dat een eeuwigheidswezen zal aanvaarden. 

Maar een concurrerend biologisch wezen zal dit nooit accepteren, vandaar de misvattingen, de dogma's, de irritaties. 

Deze ontstaan nooit tussen de simpele natuur en de geest. 

Rivaliteit is een zelfhandhavingsprincipe, een bestaansnoodzaak voor natuurlijke schepselen. 

De dieren  vooral in de bronstijd, kennen rivaliteit, omdat, ter-wille van het voortbestaan, de sterkste moet winnen. 

In de schepping, als geheel, kennen we geen "sterkste", maar wel het "anders zijn". Het "sterke" wordt biologisch bepaald door de levenskracht, de kwaliteit en de kwantiteit. 

In het eeuwigheidswezen is "sterkte" gelijk aan "verbondenheid met de geest".  

Eigenlijk een evenbeeld van de biologischewet: verbondenheid aan de biologische levenskracht, dan wel verbondenheid aan de geestelijke levenskracht. 

Er is een unanimiteit die slechts verschilt in gradatie. 

Als in dit heelal natuurlijke wetten bestaan, die automatisch voeren tot evolutie, via verschillende chemische verbindingen en invloeden van buitenaf, is het vanzelfsprekend dat op een vooruit te bepalen moment scheppingen ontstaan. 

In de filosofische wereldliteratuur is hierover te lezen, lees de oosterse literatuur, zoals b.v. Blavatsky, er maar op na. 

Maar die hele evolutie-theorie, hoewel hier en daar verheven tot spiritualiteit, heeft NIETS te maken met dat alles overhoop halende moment, waarop de Lichtzonen indaalden. 

Daarom, zoals menige spiritualist zegt, de evolutie-theorie, hoe interessant ook, heeft niets "bevrijdends", d.w.z. deze voedt de eeuwigheidskern niet. 

De schepping is er aldus niet vóór òns, voor de eeuwigheidsziel, maar ONDANKS ons gekomen. 

De theorie van de verbanning naar de aarde-planeet, omdat schepsels ingrepen tegen de natuurwetten, kan op waarheid berusten, waarom niet? 

Het "verbannen" is een menselijke gedachtengang. 

De geest verbant niet, hij trekt zich terug.

Laten we wel bedenken, dat onze aarde niet de enige bewoonde planeet zal zijn. 

En lastige, misdadige schepsels kwijtraken, is door de eeuwen heen een gewoonte geweest. 

Dat de geest zich terug kan trekken, kun je als een bewijs zien voor mensen die plotseling alle belangstelling voor het spirituele verliezen, òf die is er nooit geweest en waren zij napraters dan  wel de geest trekt zich uit hen terug en wacht op een volgende mogelijkheid in een ander schepsel. 

Het schepsel, dat wij zijn, is voor die geest of voor de eeuwigheidskern niets anders dan een noodzakelijk voertuig, de naam is totaal onbelangrijk. 

Wij zijn niet spiritueel, maar dat-wat-in-ons is, is spiritueel. 

Wij zijn hoogstens medewerkende biologische schepsels. 

Ons baserende op deze filosofische gegevens, kunnen wij ons voorstellen dat het ingrijpen in de natuurwetten, zoals al heel lang gebeurt, een fundamentele verandering kan bewerken voor schepping, schepsel en  eeuwigheidskern. 

Hoe lang duurt het voordat een eeuwigheidskern zich terugtrekt? 

De schepping - zonder die kern - zal slechts vervormd worden doordat de natuurwetten worden misbruikt, uit hun cadans, uit hun evenwicht worden gerukt. 

De schepping, inbegrepen onze aarde als minuscuul onderdeel, kent misvormingen, die altijd het gevolg zijn van menselijke ingrepen, dan wel van een natuurcatastrofe. 

Het atoom is de basis van de natuur. 

Het is het evenbeeld van Tao. 

Als Tao wordt gedeformeerd, wat wordt dan uit zijn voortbrengsel: Ch'i? 

En uit diens voortbrengsel: Yin en Yang? 

En weer uit hun voortbrengselen: de wereld van licht en duister, ònze wereld? 

Als Ch'i de drager is van eeuwigheid en tijd, geest en natuur, hoe lang moeten er dan misvormingen plaatsvinden voordat daaruit de geest zich terugtrekt? 

En àls die geest zich terugtrekt, waaruit zal dan de eeuwigheidskern van de zoekende mens zich voeden? 

En wat betekent het als "de geest zich terugtrekt" uit Tao? 

Als "God zijn Handen terugtrekt van Zijn werken?" 

Wel, hoewel de kerkelijk gelovigen anders beweren: Gods werk is de eeuwigheid - NIET de tijd -, de tijd en zijn eindige scheppingen zijn van de natuur. 

En deze natuur blijft een onderdeel van die Goddelijke Natuur, INDIEN het goddelijke daarin WIL wonen. 

Het intellect kan een tegenspeler zijn van die Goddelijke Natuur. 

Het intellect is arrogant en bezit al die andere, wat wij noemen, zo verwerpelijke eigenschappen. 

Verwar het intellect nooit met de intelligentie, intellectuele mensen zijn niet noodzakelijkerwijs intelligent. Een "ik" is altijd onder-geschikt aan het intellect. 

Geen dier kan zich die geraffineerde pijnigingen, ingrepen en listen uitdenken, zoals het intellect dat kan. 

En hoe intellectueler het dier, des te meer "oerzonden" gaat het bezitten, u weet dat, al kijken we bij onze huisdieren liever alleen naar de dan aanwezige oerdeugden. 

De schepping is voor de spirituele mens met een eeuwigheidskern alleen een passage, een passage die hij moet respecteren, omdat daarvan zijn biologische voertuig afhankelijk is. 

Wie respecteert deze passage? 

De vele sekten hebben ons geleerd erop af te geven, de kerke-lijken verdoemen het, de natuurlijke schepselen aanbidden het als het enige goede. 

Wij kunnen zeggen: bevuil niet datgene wat u kosteloos en in vertrouwen wordt toevertrouwd. 

Een filosofisch mens, overtuigd van zijn eeuwigheidskern, KAN de natuur niet negeren, KAN zich niet daarvan terugtrekken, hij heeft die natuur, zijn tijdelijke voertuig, nodig. 

De natuur is NIET onbelangrijk ofwel slecht, de natuur is een dienaar, de schepping is een dienaar en wat we daarmede doen bepaalt het intellect OF de eeuwigheidskern, die het intellect kan domineren. 

Laten we nooit vergeten: de eeuwigheidskern beschikt over krachten en mogelijkheden die de biologische kern NIET bezit. 

Maar daarvan kan deze alleen gebruik maken INDIEN die biologische kern intelligent is, evenwichtig is, niet buiten zijn proporties getreden. 

In de natuur berust alles op chemische verbindingen, maar in de spirituele wereld ook, dat is een inwonende wet. 

En deze chemie wordt gedomineerd door de geest. 

De geest is - op zichzelf - een vat vol chemie, zoals we ook dikwijls zeggen dat ons biologisch organisme een laboratorium  is. 

De schepping adoreert noch aanbidt, zij wendt zich automatisch tot dat wat haar leven schenkt. 

Dat doet de mens niet: hij aanbidt, adoreert of kan zich afwenden, omdat hij niet weet waar vandaan zijn "leven" komt. 

Dat heden ten dage - ook het biologische schepsel - het spoor bijster is, bewijst de deformatie binnen de natuurwetten. 

De aarde - met zijn klimatologische storingen - is ook het spoor bijster, het ritme is verstoord. 

En als er dan gesproken wordt over een enorme, op handen zijnde catastrofe, is dit dan niet een logische gevolg van al die ingrepen in de fundamentele wetten? 

De mens jammert en bidt als hij in nood zit, als hij bang is voor zijn hachje, als hij bang is dat hij niet kan voortbestaan. 

Een neiging die ook de dieren hebben: een "kat in het nauw maakt rare sprongen." 

De eeuwigheidskern in een mens trekt zich terug als de biologische mens zich misdraagt, hetzij in huichelarij hetzij in criminaliteit. 

Die eeuwigheidskern woont "vrijwillig" in ons en waarom zou die blijven als alle hoop vervlogen is? 

Wetten kennen geen liefde. 

Wetten kennen noodzaak. 

Die liefde waar de kerken of allerlei sekten over praten is een menselijk begrip. Liefde is Vrede of harde beproeving.  

Liefde is niet in één woord te omschrijven, wat voor u liefde is,  is voor mij droefheid en omgekeerd. 

Vergeving is mogelijk zolang de basiswetten niet worden aan-getast. 

Is er niet die "ring van buitenste duisternis?"

Straf bestaat ook niet, wel onwil en zijn gevolgen. 

Het biologische intellect kent onwil. 

Waardoor het ego kan worden gedomineerd en de eeuwigheidskern kan worden geteisterd, maar deze accepteert dit niet zo lang. 

Een biologisch wezen met een eeuwigheidskern, heeft een behoefte om zich een beeld te vormen van zijn levensbron. 

Dat wil het biologische schepsel. 

Eeuwigheidskernen kunnen leven zonder beeltenissen. 

Maar omdat het voertuig biologisch is wil het zich omringen met goede trillingen. 

En dat wat hoge trillingen uitstraalt houdt die biologische kern in de goede  sfeer. 

Het omgekeerde is natuurlijk ook van toepassing. 

De inwonende wet: zeg mij wie uw vrienden zijn, zeg mij waarover u praat, zeg mij wat u omringt en IK zal zeggen WIE U BENT, blijft overal en te allen tijde van toepassing.

Als onze schepping dermate veel misvormingen, vergiftigingen, ziekten, en evenwichtsstoringen vertoont, wie zullen dan die schepselen zijn die op haar wonen en haar onderhouden?

1970 - 2024, copyright Henk en Mia Leene