Eigenlijk heeft men over 't algemeen een verkeerde opvatting over magie.
Magie is een natuurlijke eigenschap die men ontwikkelen kan.
Deze natuurlijke gave kan, zoals alle natuurlijke eigenschappen, zich ontwikkelen tot aan de grens van zijn aardse mogelijkheden en dat is een denk- en hartmagie zonder de intentie van de geest, dus zonder de hulp van de pinealis.
Groepen, welke dan ook, kunnen magisch zijn ten eerste door het samengaan van de individuele levensvelden, waarover een krachtig individu regeert.
Hier geldt weer de wet: de sterkste levensvelden bepalen de kracht en de kwaliteit.
Deze sterke levensvelden zijn dus het bezit van sterke individuen, of een sterk individu, de z.g. leider.
Magie uit zich door trillingen en elke trilling die een buitenstaander ondergaat als dwingend, is een magische trilling.
Het is een automatisme dat geheel natuurlijk vrijkomt.
Een groep gelovigen, een groep sportfans, een groep relschoppers, een groep esoterici, een groep aanhangers van wie of wat dan ook, maken magie vrij.
Een magie die steeds op hetzelfde niveau ligt: de natuur, het instinct.
En de meeste buitenstaanders zijn bang voor hun magie, omdat zijzelf zwak zijn. Zwakte is verdeeldheid.
Velen zijn te verdeeld in zichzelf, zij bezitten geen kern.
Denk eraan dat deze z.g. kern uit elke trillingshoogte of -laagte kan bestaan.
In een groep bestaat de kern uit sterke levensvelden of het sterke levensveld van de leider.
Daarom is het voor die leider zo vermoeiend: zijn (of haar) kern draagt alle anderen, en deze anderen worden magisch door hem of haar.
Als men deze leider of leidster weghaalt, verliest de menigte haar ziel en valt tenslotte uiteen.
Het is dus duidelijk dat magie afhankelijk is van een gebalde kracht of van iets die die gezamenlijke levensvelden samenbalt.
Gelovigen worden bezield door een idee, die constant in hen moet worden belevendigd door de leider of leiders.
De Jezusfiguur b.v., doorlopend belevendigd door een leidende figuur, is in staat menigten te bezielen, hoewel die menigte deze Jezus niet kennen.
Het is de idee om de figuur heen die hen samenbindt.
En deze gelovigen worden magisch indien deze idee hun levensveldtrillingen stimuleren, zodat het veld sterker, uitstralender wordt.
Dat is de opgave van het fanatisme.
Fanatisme, dat zich onverschillig op welke idee, op wie of wat, kan concentreren, is een eigenschap van het vuurelement, waardoor er een hitte ontstaat die dermate sterk kan zijn dat levensvelden, mensen en ondergeschikten erdoor verbranden, lijfelijk en figuurlijk.
Daarom kan men angst hebben voor fanatisme, dat zowel het individu als de menigten kan aansteken.
Fanatisme is uit de hand gelopen bezieling, uit de hand gelopen extase.
De extase geldt als heilig.
Waarom?
Omdat deze iemand boven zijn beperkingen uittilt, maar dat doet fanatisme ook.
Extase behoeft geenszins spiritueel te zijn, het is het individu dat de kwaliteit van deze extase bepaalt.
Elke extase die niet wordt begeleid door de macht van de pinealis wordt fanatisme, soms met een z.g. heilig of esoterisch sausje overgoten, hetgeen heel gemakkelijk is. De extase is NIET het bezit van de enkeling, hele groepen kunnen extatisch worden en verliezen daardoor de greep op zichzelf.
Zij WORDEN namelijk aangevuurd door een enkeling en kennen zelf noch de voorwaarden, noch de gevaren van een extase.
Met fanatisme is het hetzelfde: zij, die hun grenzen niet kunnen vaststellen, raken losgeslagen, en niets is erger dan losgeslagen fanatici of extatici.
Het is altijd de leidende magiër der groepen die de grenzen bepaalt en laten we vooral goed beseffen dat spiritualiteit GEEN losgeslagenheid betekent, noch grenzeloosheid, maar het is een grensverlegging, zoals vrijheid een grensoverlegging betekent en nooit losbandigheid.
De menigte kent haar eigen grenzen nooit, omdat groepen en menigten WORDEN geleefd, zij bepalen niets zelf.
Vandaar dat er organisaties in het leven worden geroepen en wetten; menigten en groepen hebben zichtbare en tastbare wetten nodig, anders ontaarden zij in onkundige verlorenheid.
Zoiets zien wij duidelijk om ons heen: magie, alle vormen van paranormale begrippen, geloofsbezetenheid is "in".
En talloos zijn daarvan de uitwassen, omdat niemand de grenzen stelt, of de grenzen kent.
Onwetendheid regeert.
De onwetendheid van de popularisatie.
Daarom weet elke magiër en elk wijs individu dat popularisatie de vijand is van gebalde kracht, en dus van werkelijke magie, welk soort dan ook.
Popularisatie is een metgezel van democratie en democratie is een tegenpool van magie.
Een democratische regering kan nooit magisch en dus machtig zijn; een dictator, een religieus leider wel.
De andere kant is dat de mensheid in haar geheel dus nooit iets te duchten heeft van democratische regeringen, maar altijd van dictatoriale regeringen.
Op elk gebied gaat dit op, u behoeft de geschiedenis er maar op na te slaan.
Men adoreert - tot aan de dag van vandaag - religieuze leiders, levend of dood, maar er is geen enkele "groep" die wordt geadoreerd.
De blinde menigte is als een Hodur, hun leider is als een Loki.
Loki bepaalt wat gebeurt en daarom wist men in de middeleeuwen al dat men - in een strijd, in een gevecht - de leider moest uitschakelen.
De menigte kan overweldigen door hun veelheid, maar veelheid overweldigt slechts tijdelijk, gebalde éénheid behoudt haar macht.
De veelheid kan men ontlopen, een gebalde eenheid veelal niet.
Eenheid doorboort afstanden, doorklieft de veelheid en zoekt haar doel.
Hier is de gedachtekracht een mooi voorbeeld: vele gedachten zijn slechts sterk als eenheid, maar één geconcentreerde gedachte kan net zo sterk zijn.
Velerlei gedachten zijn zwak.
Een menigte koestert velerlei gedachten die kunnen worden gebundeld door de ene gedachte van de leider.
Het is de kwaliteit die bepalend is, niet de kwantiteit.
Kwantiteit kan licht uiteenvallen, kwaliteit niet.
Als men dus de menigten wil leiden, wil domineren of beheersen, moet men zelf doorlopend geconcentreerd zijn.
Dat zijn de goede (of kwade) leiders.
De andere kwestie is: of men dit wil?
Een menigte willen domineren is een uitvloeisel van egocentriciteit met een vooropgesteld doel.
Men kan menen dat men de menigten goed wil doen.
Doet men dit en kan men dit?
Dit z.g. goeddoen komt altijd van buitenaf, wat de menigte wil kan totaal iets anders zijn en wil men dan zijn zin krijgen, dan moet men zijn toevlucht nemen tot bepaalde maatregelen.
Een leider - waar dan ook en hoe dan ook - voert altijd dwang uit, zelfs een democratisch leider kan zich hieraan te buiten gaan, omdat de menigte bestaat uit allerlei individuen, die soms elk een andere kant uit willen en dat kan de leider zich niet permitteren wil hij zijn doel bereiken.
Vrijheid is daarom de vijand van een sterk leider.
Vrijheid betekent de zelfontwikkeling van het individu en dat kan geen leider toestaan, alleen al uit zelfbehoud.
Dus: hij moet gebruikmaken van zijn magische mogelijkheden om de menigte te boeien.
Hetgeen dan ook alle leiders doen.
Een prettige bijkomstigheid is hier dat de meeste individuen angst hebben, in velerlei vormen.
Deze angst vormt het houvast voor een leider en indien deze intelligent is bespeelt hij die angst en maakt daarvan een sterke afhankelijkheidsbinding.
De menigte is zelden bang: zij heeft haar veelheid.
Die veelheid kan men slechts met grof geweld neerslaan of uiteen doen vallen.
Het individu verschuilt zich in de menigte of de groep om zijn angst te ontlopen.
Uit angst wordt niemand magisch, maar wel gelovig bijv., in de betekenis van dogmatisch.
Maar een gelovige of gelovigen zonder magie is krachteloos.
Bewuste krachteloosheid is gevaarlijk, want hieruit kan gewelddadigheid ontstaan.
Wanneer ik bewust zou zijn van mijn machteloosheid kan ik zoeken naar hulpmiddelen om die machteloosheid uit te doen en dan kun je denken aan militaire wapens b.v.
Wanneer een menigte zich machteloos gevoelt, kunnen individuen haar wapens geven en zo ontstaat de rebellie, de opstand.
Een opstand - door zijn belevendigde idee - is magisch of/en gewelddadig.
Elke leider vreest een opstand.
Elke organisatie vreest een opstand.
Een getergd individu komt tot opstand en bevrijdt zichzelf.
Op alle gebied komt dit voor.
Ketters waren en zijn opstandelingen.
Indien zij leiders hebben kan men een magisch ketterse opstand ontketenen.
Indien zij verdeeld zijn valt hun macht uiteen en gaat slechts het individu tellen.
Nu, wat wil de mens, de menigte of het individu?
Wat wil u of ik?
Zich verschuilen in de menigte of de strijd van het individu?
Het leven binnen de menigte of het leven van een individu?
Wat de menigte tegenkomt, komt ook het individu tegen en in al die situaties staat hij alléén, terwijl binnen de menigte hij met velen zal zijn.
Bemerkt u dat dit individu dus sterk moet en ook zàl zijn, anders had hij die keuze niet gemaakt.
Het individu vreest de magie van de menigten niet, integendeel, hij zal proberen er gebruik van te maken, ofwel hij sluit zich ervoor af en gaat zijn eigen weg buiten de menigten om.
En dit is reine autocratie en, wat men heden zegt: hij kan asociaal zijn.
Asociaal zijn heeft momenteel een slechte klank, want we leven in de tijd van de popularisatie.
Sociaal ben je als je met een groep medebeweegt.
Alle leiders - alle bewuste individuen - zijn asociaal, zonder dat zij daarbij "kwaadwillend" behoeven te zijn.
Tezamen het milieu verpesten is sociaal, zich als individu ertegen verzetten is asociaal.
Niet voor niets zijn in onze tijd de sociale academies in het leven geroepen: de menigten moeten gekoesterd worden.
Typerend is dat degene die de aanzet voor deze sociale ontwikkeling was, openlijk spijt betuigde van zijn daad.
Waarom?
De verwatering van een eenheid, de geconcentreerde goedheid, de gebalde kracht, gebalde hulp, enz. Vertelt men iedereen "hoe iets moet", dan kan iedereen - elk op zijn eigen wijze, elk in zijn eigen onkunde - van de formule gebruik maken.
Het buskruit is niet slecht, de onkundigen die het hanteren of de kwaadwillende zijn slecht.
Elke idee of het nu democratie, socialisme, occultisme, gebedsmagie zou zijn, wordt slecht of goed in de handen van een individu of ontkracht door de onkundige menigten.
De magie van de menigten is een hen aangeprate, een geïnjecteerde kracht.
De menigten zijn machtig als groep, niet als individu.
De armoede van onze tijd is, dat de menigten belangrijk worden geacht, en daarom ziet men nog zelden individuele wijzen.
Het is de angst van onze tijd, niet de angst voor honger of geweld, maar de diep ingewortelde individuele angst.
Het is de materiële vooruitgang die deze angst bedekt heeft.
Het is een vooruitgang die blijkt toch niet voldoende angstwerend te zijn, gezien de vele cursussen en therapieën, waarbij het individu zich kan ontplooien.
Het loslaten van het kerkelijke geloof heeft voor plaatsvervangers gezorgd in de vorm van groepstherapieën en cursussen met als hoofd veelal een onkundige en onmagische leider.
Zijn we nu dan niet veel verder van huis als voorheen of kunnen we het zien als een gunstige ontwikkeling?
Zijn het de omstandigheden die de bescherming van de menigte uit elkaar slaat en het individu onbewapend, naakt, in al zijn angsten alleen in de levensstrijd plaatst?
Is het een z.g. einde der tijden die dit bewerkt?
Jaagt dit de mens terug naar zijn uitgangspunt: de natuur en de geest?
Dwingt dit z.g. "einde der tijden" de mens tot nadenken, omdat deze mens dit niet meer uit zichzelf doet, uit laksheid?
Immers: moeten is dwang en dat is antidemocratisch, maar er is nog een ander "moeten", een niet te negeren en onvernietigbare innerlijke drang. De menigten kennen deze niet, die drang is zeer individueel en ontwikkelt zich.
Die drang kan de eenling in een isolement brengen, maar kan ook een leider aanzetten tot dominantie, tot overheersen.
Het is een drang die ingeschapen is, aangeboren.
Hij komt NOOIT van buitenaf en nimmer kan een medemens zijn gelijke deze drang opleggen.
Opleggen leidt tot frustraties en ziekten, het ontwikkelen van deze drang leidt tot een sterke, individuele vrijheid binnen de begrenzingen die deze drang tolereert.
Het is eigenlijk deze innerlijke drang waar menigeen naar zoekt en zelden vindt.
Die drang ontplooit zich door middel van ervaringen, harde, beproevende ervaringen.
De menigten kennen die niet.
De menigte kent beproevingen die haar worden opgelegd en die zij als menigte aanvaarden, tot zich uit hen een individu losmaakt, die strijdt of overlegt of bezielt.
De blinde menigte roept blinde tegenstanden op.
Natuurcatastrofen, golven van geweld, milieugevaren.
De blinde menigte wacht tot een individu ingrijpt.
Ook dat is magie: de afhankelijkheid als groepsslavernij.
Kleine bezielde groepjes veranderen de wereldgeschiedenis niet: het is de inspiratie van het individu dat kleine groepjes bundelt, hen onder zijn magische bezieling houdt, die de wereldgeschiedenis schrijft, maar zijn ondergeschikte menigten veranderen nooit, hijzelf verandert en spijkert aan zijn levensweg.
De kudde bezit de kleur van de herder, nooit andersom.
Daarom kun je jezelf afvragen: wat kan ik doen als eenling?
Wel, bezien in het grote gebeuren, kun je dan pas wat doen als je een menigte bezielt die een omwenteling veroorzaken.
Als eenling - zonder menigte - kun je slechts je eigen leven veranderen.
Dus wat wil je?
Macht over menigten of macht over jezelf?
Macht over menigten spruit voort uit zelfbevestiging, machtsgenot, soms uit onderschat idealisme.
Macht over menigten stelt zware eisen aan het individu.
En als je jezelf niet domineren kan, hoe wil je dan de menigten domineren.
Onze grote politieke leiders denken hier nauwelijks aan: zij worden gekozen - het is een baan, maar leiderschap - in de goede betekenis van het woord - is geen baan, het is een roeping.
Zoals alle z.g. banen die met medemensen te maken hebben een roeping behoren te zijn.
Maar "roeping" is een ouderwets en heden gepopulariseerd woord, de innerlijke betekenis is verloren gegaan.
Een geroepene is ALTIJD magisch, instinctief, emotioneel-magisch of denkmagisch.
Een z.g. bescheiden, onaanzienlijk mens kan plotseling magisch worden als hij over zijn idee vertelt b.v., dan komt zijn innerlijke kracht vrij en die is ALTIJD magisch.
Iemand, die deze kracht niet kan vrijmaken, is zwak, een mens voor groepen of menigten.
Zonder deze innerlijke kracht wordt niemand een individu en kan dus niemand een individuele weg bewandelen.
En aldus wordt hij nooit een magiër, een leider, een bezielde, iemand die geschiedenis schrijft, iemand die werkelijk iets bewerkstelligt.
Niet iedereen is een leider van menigten, maar wel iedereen behoort leider te zijn over zichzelf en ook hieraan schort het te vaak.
Daarom was het mogelijk sociale academies, groepscursussen te starten, de bodem was doordrenkt met onwetendheid en angsten.
Het eerste wat dus noodzakelijk is: is bodem vinden, een onvernietigbare bodem, en daardoor de angsten uitbannen.
Die bodem ligt niet bij de menigten, dat is schijn, die ligt IN de mens.
De bodem waaruit alle vormen van magie geboren worden.
Een bodem die doordrenkt wordt met zon en water, beschermd door een hemelse lucht en zo tot vruchtbaarheid komt: een nieuwe bodem, een herschapen en hervonden aarde.
Dat is wat de spirituele zoeker zoekt en wat het sterke, geconcentreerde en wetend geworden individu vindt.
De bodem waarop hij juichend staat, omdat hij vond wat hij EENS verloor.