Wanneer we aan Oosterse Inwijding denken, denken we de eerste plaats aan het Boeddhisme.
Het Boeddhisme is een zuiver onaardse overtuiging en komt overeen met het Druïdisme.
Het is de overtuiging van geweldloosheid en stilte; de verlossing staat voor het bevrijden van aardse smetten
Een typische instelling voor mensen die oorspronkelijk niet van de aarde stammen.
Een van de mooiste aanwijzingen voor het Boeddhisme is het lied van Milarepa:
"De mens die kan verhoeden dat zijn geest wordt afgeleid, heeft geen behoefte meer aan beuzelpraat.
De mens die op kan gaan in zelfbewustzijn, hoeft niet meer star te zitten als een lijk.
Als hij de aard doorziet van alle schijn, sterven de acht verlangens in hen uit.
Als hij geen begeerte koestert in zijn hart of haat, verdwijnt de behoefte om te doen alsof.
Het groot ontwaken van de Bodhi-geest, verder reikend dan Samsara of Nirwana, wordt nooit bereikt door dwingen en begeren."
Wat inwijding betreft behoeven we geen onderscheid te maken tussen Zen-Boeddhisme en Boeddhisme, want het zijn takken van één stam.
Zen heeft het nadeel dat zij tegen het Boeddhisme zondigt door dwang uit te oefenen, een tegenspraak dus met het geciteerde lied.
De schoonheid die Zen bevat komt uit het Boeddhisme.
Het voorbeeld van Boeddha, Prins Siddharta, is eigenlijk analoog met de levens van vele zoekers, en vele boodschappers, die zich van hun opdracht kwijten. Mensen, die een hoge opdracht hebben vervullen deze, uit innerlijke drang, indien zij hierin falen wordt hen de gave ontnomen.
Een boodschapper mag dus niet falen, hij kan hoogstens lang over zijn inzichten doen.
Er zijn talloze mensen die een opdracht hebben, maar zich daarvan pas op latere leeftijd bewust worden.
Dat is niet slecht, het is alleen zonde van de tijd, maar meestal zie je dat ze de voorgaande jaren nodig hadden om te rijpen.
Geestelijke opdrachten worden vanuit een oorspronkelijk gebied gegeven en zulk een opdracht MOET worden uitgevoerd.
Wordt deze gave misbruikt, dan volgt er, zoals de legenden zeggen, de ledigheid, het ontnemen van de gave en het daarop volgende eindeloze zoeken naar iets dat je niet kunt vinden.
Boeddha had een opdracht.
Hem was opgedragen de mensheid, vooral degenen die onaards zijn, bewust te maken van het oude Thuisland.
Ook hij kende een soort inwijding: tijdens die inwijding was er geen sprake van schone beelden zien, maar het doel was z e l f-bewustzijn.
Je bewust worden van wie je bent, wat je doet en waarom, en soms ook het je bewust worden van je taak in de wereld.
Het ging dus altijd om de waarheid, zoals Boeddha duidelijk zegt.
Het leven draait om vier (4) heilige waarheden:
de omvang van het lijden;
de oorsprong van het lijden;
de overwinning van het lijden;
en de weg tot de overwinning.
Dit is dus zuiver een aanwijzing: waarom de "onaardse" mens moet lijden en waardoor hij hiervan los kan komen.
Het is de leer van de Uitweg zonder schone spiegelbeelden e.d.
De boeddhistische inwijding berust op het mediteren over deze 4 waarheden. En het mediteren is niet "star zitten als een lijk", maar duidelijk iets doen.
De Boeddha en de naar hem gemaakte Boeddha-beelden vertellen van de voorbereiding van deze boodschapper, de voorbereiding op zijn opdracht.
Hij heeft overwogen wat hem te doen stond en kreeg tijdens de meditatie dus het inzicht.
Voor hem betekende Inwijding dus: het ingewijd worden in zijn opdracht.
Degenen die dus hem imiteren komen op een misleidende weg, dan wel bezinnen ze zich op hun eigen opdracht.
Het Boeddhisme - in zijn diepste vorm - is eigenlijk iets voor Boeddha's volksgenoten, zijn gelijken, het is niet iets wat de westerse mens kan volbrengen.
Wij kunnen een gelijke levensinstelling volgen, we kunnen heel ernstig het Boeddhisme belijden, maar de diepste opdracht van de 4 Waarheden zal ons ontgaan, omdat we daar eenvoudig geen binding mede hebben.
Een Boeddhabeeld trekt ons door de sereniteit, de overgave en de onaardsheid ervan; het is de bewondering van een aanschouwer voor iets waarnaar hijzelf wil streven: sereniteit, trouw, zelfbewustzijn, mensendienst.
Het is de totale verzaking van het aardse dat dus de "onaardse" mensen erin trekt.
Want al dezulken gaan van dezelfde idee uit: afleggen van het aardse en een sterkere verbintenis met het onaardse, met hun oorsprong.
De Boeddhisten geloven dat indien we zo min mogelijk met aardse dingen, met aardse werken, met aardse verleidingen in aanraking komen, dat het dan gemakkelijker zal lukken zich ervan los te maken.
Dit geloofde Boeddha echter niet, hetgeen uit zijn uitspraken wel te herkennen is.
Het is echter normaal dat na het heengaan van een leider de navolgelingen zijn leer gaan verbrokkelen, soms zelfs verminken of geheel veranderen.
Het is de mens eigen om het moeilijke zodanig te veranderen dat je gemakkelijker bij je doel komt.
Men noemt het Boeddhisme wel eens tegenstrijdig, maar het is metafysisch: het praat over "zijn" en "niet-zijn"; "wezens" en "niet-wezens".
De "niet-wezens" zijn dan altijd belangrijker.
Wij zouden spreken over het gevormde en het ongevormde.
Het zijn altijd twee uitdrukkingen die bij elkander behoren.
Boeddha wilde de oplossing van zijn vier waarheden zoeken in de metafysische zijde van de schepping.
Zoals elke esoterie zegt dat de oorzaak van alle pijn, de oorzaak van alle dingen te vinden is in de etherische uitdrukkingsvorm.
Het Boeddhisme kun je dan ook beter metafysisch noemen dan geestelijk.
Het was de taak van Boeddha om de mensen op de metafysische zijde van de schepping te wijzen, hetgeen in zijn tijd een omwenteling betekende.
Nu zijn we zover dat de metafysica enigszins in de klassieke wetenschap wordt opgenomen.
Door meditatie vereenzelvig je je met je metafysische zijde, waarin dus de oorsprong van jouw vier waarheden ligt.
Het boeddhisme is een levensstijl voor degenen die voor het eerst kennis maken met de aardse dingen en daarin desnoods zouden willen opgaan.
Het maakt iemand erop attent dat dit aardse leven voor de ziel niets dan lijden is.
Iemand, die hierop iets tegen heeft, bewijst daarmede NIET onaards te zijn.
Het genot op aarde is iets van het lichaam, zielengenietingen hebben altijd te maken met hogere feiten, metafysische dan wel spirituele ervaringen.
De ziel verheugt zich hier nooit over iets aards, zij verheugt zich over iets dat boven het aardse uitstijgt, of over verbintenissen die onuitwisbaar zijn, dus reeds al levens in stand bleven.
De boeddhistische of Oosterse inwijding verschilt dus duidelijk van de Griekse en de Egyptische, maar wéér is er een verbintenis: de onaardsheid.
De enige andere inwijdingsvorm zie je bij de Tibetaanse opvat-tingen, die weer uit een andere cultuur stamt.
Het Tibetaanse ligt dichter bij de Westerse opvattingen dan het Boeddhistische.
Tibet staat dichter bij het materialisme dan het Boeddhisme, vandaar dat het zo dikwijls gelijkt op ons Rooms Katholicisme.
De Tibetaanse opvatting leert geen verlossing, het is geen lichtende leer.
Alle andere opvattingen spreken van een verlaten, of verlossen, of negeren van het aarde.
De Tibetaanse opvattingen bijten zich vast in de metafysische zijde en zien daar hun z.g. oplossing.
Het verschil met het Boeddhisme is dus dat dit de metafysica aanroert als zijnde de oorsprong van alle dingen en indien je NAAST het zichtbare het onzichtbare niet uitdoet, oplost, is er geen mogelijkheid tot verlossing.
Het Nirwana is de hoogste stilte: het niet-zijn noch het zijn, zijn daar aanwezig.
De westerse mens noemt het Boeddhisme soms een "negatieve" leer, omdat het doorlopend praat over vernietiging van het zelf of het niets, of het niet-doen. Het vindt echter dat de westerse mens zich teveel afgeeft met het positieve en het negatieve negeert.
In de inwijdingsmeditatie leer je echter dat het positieve zich moet verenigen met het negatieve en omgekeerd.
Wij vermengen het begrip "negatief" zelfs met "slecht", zozeer zijn we gewend het te negeren en het positieve als goed te zien.
Een boeddhistische meditatie is in zoverre goed voor ons dat het onze overtrokken positiviteit terugbrengt tot de werkelijkheid. Wij beschouwen b.v. het begrip "lijden" als negatief.
Het doel van de boeddhistische meditatieve inwijding is het lijden terug te voeren tot zijn doel: de loutering.
Als ieder van ons zou weten WAAROM hij lijdt en dan bedoel ik geen lichamelijk lijden alleen, maar dat diepe verdriet dat bij sommigen zit en dat ze negeren door ervoor te vluchten in allerlei afleidingen.
Als wij zouden weten waar dit vandaan komt en die oorzaak onder ogen zien, bouwen we aan ons zelfbewustzijn.
Het je bewust worden van jezelf.
Het weten WIE je bent en waarom je dus hier bent.
Het boeddhisme en zijn meditatieve-inwijding is een bewustwording.
Het is, vanuit het boeddhisme gezien, juist dat zij kloosters vormen, maar even juist dat zij vanuit die kloosters monniken over de wereld sturen.
MITS die monniken zich bewust zijn geworden van hun eigen zelf - het waarom.
En met volgelingen is dit altijd afwachten.
Elke weg ga je alleen, elke inwijding beleef je alleen, elke confrontatie met de waarheid en het veranderen doe je alleen.
Daarom is het zo belangrijk dat je weet wat je zoekt.
Je stuit altijd op dié geestelijke belijdenis die bij je past, of die je tijdelijk op weg helpt, die je soms wel eens tot een toets kan zijn.
Oosterse, Boeddhistische inwijding is een confrontatie met de waarheid, in al haar aspecten:
de waarheid omtrent het leven;
de waarheid omtrent de onaardse afkomst;
de waarheid omtrent jezelf.
Hier is het Boeddhisme dus, in goede zin, psychologisch, het brengt de mens samen met zijn diepste roerselen, zijn angsten, zijn begeerten, zijn zelfbedrog, zijn kern.
Meditatie moet iemand door deze waarheid heen helpen.
Dus ook hier: alle schijn misleidt.
Ceremoniën en schijn kunnen de waarheid verdoezelen.
En zonder de waarheid komt niemand, bij welke inwijdingsprocedure ook, aan zijn doel.
Het Zen-Boeddhisme - buiten zijn dwang - heeft echter een goede zijde van het Boeddhisme gevat: het ervaren.
Er zal nooit sprake zijn van beloning, waardering, lof.
Het gaat altijd om het doorleven, doorvoelen, intuïtief onderkennen van de situatie.
Vandaar dat er over het "satori" nooit wordt gesproken.
Zodra iemand vertelt wat hij voelt, trekt hij de ervaring in het aardse, de woorden, de verstandhouding, de interpretatie.
Op dat moment verlaag je dus hetgeen een heilige of helende ervaring is.
Ieder van ons zal dit in een of ander opzicht kunnen beamen.
Het Zen-Boeddhisme legt het zwaartepunt op de intuïtieve ervaring, die ook in het Boeddhisme bestaat, maar die bij Zen vaak door een intense discipline, en een uiterlijke dwang wordt geforceerd.
Vandaar dat er tallozen falen in het "satori".
Het "satori" is niets anders als een inwijdingservaring.
En deze kan van mens tot mens enigszins verschillen.
Het ligt er maar aan WAAR wij vandaan komen.
De vrij harde uitspraken van de Zenmeesters, die echter wel waar zijn, kunnen iemand wonden.
Men wil zijn gelijke een zelfde ervaring mededelen en dan zegt deze: "Als je denkt dat je "satori" hebt ervaren heb je het niet ervaren."
Zeer juist, maar wel ontmoedigend. Hetgeen dikwijls de bedoeling is.
Ook Zen is geen leer van vreugde, zoals Egypte, Griekenland het leerden, de vreugde bevindt zich in het "satori" waarover je niet spreekt.
Bij de boeddhistische inwijding ligt die vreugde in de ervaring van de waarheid.
De ontdekking van je eigen opdracht, het ervaren van vreugde om het mensenleed te delen en, eventueel, op te heffen.
Er is bij al deze inwijdingspraktijken een belangrijk deel praktisch, vrijwel niets is theoretisch. De theorie namelijk, als voorbereiding op de praktijk, ligt in ons allen verborgen, het is de ziel die de inwijdingstheorie precies kent, maar zij kan dit, in dit aardse leven, moeilijk praktiseren, vandaar de voorbereidingen.
Hoe kan een mens, bestaande uit lichaam en ziel, het beste die praktische zielenwerken uitoefenen?
Onthechting is het sleutelwoord voor alle inwijdingen, de vorm van onthechten verschilt echter.
Maar waarachtige onthechting brengt ons dichter bij het zozeer gezochte doel.
En het doel van elke zoeker is: licht, of bevrijding, of geest.
Maar ze bedoelen hetzelfde: Terug naar wat wij kenden of waren.
Het Boeddhisme stelt dit niet zo duidelijk, maar de Boeddha brengt wel helder onder ogen dat "het" hier niet wordt gevonden.
Hij predikt niet zozeer het "terug", als wel het "waarom" en via dit waarom wordt het wellicht duidelijk dat de Boeddhist terug wil naar het Nirwana, een beeld van zijn oorspronkelijke land, waar noch lijden, noch verdriet, noch duisternis was.
Het is het lijden IN het lichaam dat hen treft, omdat dit lichaam wordt gezien als een handicap voor de uitvoering van de meta-fysica en dit is juist. Ook de overgeganen weten dit.
Ons lichaam is een gevangenis waarin de ziel lijdt.
En wie zijn ziel hoort weeklagen en roepen wordt een zoeker, gezegend is hij.
Daarna ga je op weg, daarna krijg je de essentiële ervaringen, voorafgaande aan een inwijding, het binnengevoerd worden in de waarheid, die voor elk van ons een andere kleur, een ander aspect heeft, maar die elkander nooit tegenspreken.
Dit is de grote eenheid dat DE waarheid, die dus onaardse peilers heeft, ons verbindt en ons tesamenbrengt en ons begrip voor elkander doet opbrengen.
Want vanwaar we ook komen, onze levensdraden beginnen en eindigen in hetzelfde punt: het Licht der Lichten waaruit wij allen leven.