De Druïden zijn eigenlijk de eersten die in Europa een onaardse leer brachten met een inwijding die met licht te maken had.
Zij waren een onderdeel van de Kelten, d.w.z. hun priesterkaste.
Zij hadden wel degelijk een opdracht, vooral voor de Kelten.
Het ging er bij hen om, om het Licht over te dragen, het begrip van een unieke God, een lichtende God, de Heer van de schepping.
Bij hen stond, net als bij de andere besproken volkeren, de metafysica op een hoog peil.
Als maanvolk waren zij overtuigd van de onontbeerlijke kracht van de zon en daarom stonden bij hen de priesteressen ook in hoog aanzien.
Zij hadden een leer van licht, van eerlijkheid, van reinheid, maar ook van principes.
Bij hen was de Inwijding een vorm van ingewijd worden in astronomie, voorspelkunde en intuïtieve ontwikkeling.
Maan-eigenschappen dus; het vrouwelijke principe stond dus in hoog aanzien, met daarbij vooral de macht van de Sibillen; het kunnen voorspellen of vooruitzien, met het onderscheiden van de etherische beelden.
Het ging er hun om om het intellect te vervangen door intelligentie en intuïtie.
Daarnaast bezaten zij de scherpe rede van de zonnekrachten, dus bij hen was er een harmonisch samengaan van zonne- en maan-kracht.
Hun stenen erfenissen zijn alle astronomische zonnetempels, waarbinnen zij hun neofieten inwijdden.
Maar ook hier ging het om een uiterlijke wijding en een innerlijke wijding.
Binnen de eikenbossen, bekend om hun druïdische verleden, ging het vooral om de uiterlijke bijeenkomsten, maar binnen de berkenbossen ging het om de wijding van de enkeling.
De Druïde stond dicht bij de natuur, hij was ervan overtuigd dat elke schepping bepaalde, planetaire uitstralingen bezat en maakte daar gebruik van.
De berk, als Venusboom, bezat voor hen, een hogere, vooral liefdevolle uitstraling die kon troosten, maar ook kon zuiveren.
Binnen het berkenbos zouden de voor-te-bereiden neofieten hun angsten en twijfels en ook hun lagere trillingen achterlaten, zodat zij gezuiverd aan de inwijding zouden kunnen beginnen.
De enigen die van hen werden ingewijd waren de wijzen, de Druïden zelf.
De Barden, de zangers, kenden geen inwijding, noch de Vaten, astronomen.
Hun inwijding bestond met het doordringen in hun triaden, de uitspraken met een drieledige betekenis.
Een betekenis voor de geest, één voor de ziel, en één voor het lichaam.
Evenals bij de andere volkeren werden er dus aan de te wijden Druïden zeer hoge eisen gesteld.
Zij hadden nodig: een scherpe intelligentie, een diepe intuïtie en een hoge moraal.
Zij behoefden geen echte proeven te ondergaan, hun inwijding was altijd voor de juiste persoon, maar zij moesten wel een belofte afleggen en deze belofte verbreken betekende de doodstraf.
Een ingewijde Druïde faalde nooit.
De lagere orden konden falen.
Marlijn was b.v. een ingewijde Druïde en zijn levensverhaal is een allegorie, die vrijwel niemand kan ontleden.
Zij beschouwden deze aarde als een louteringsplaneet, waar zij de zwarte plekjes van hun ziel konden wassen, precies zoals Pythagoras zegt.
De Druïdische scholen waren er om de aardse mensen begrip voor onaardse kennis bij te brengen en hen bekend te maken met de metafysica en de macht en de kracht van de hemellichamen.
Voor een aardse mens, die niet op de metafysica was gericht, was er inderdaad 20 jaar studie nodig om te begrijpen wat de Druïden wisten, zoals Caesar zegt.
In hun tijd wisten de aarde-mensen niets van metafysica af, de aardemens was onontwikkeld en begreep niet hoe zij de aarde vruchtbaar en nuttig moesten maken.
Als maanvolk, de planeet die met de groei te maken heeft, wisten de Druïden alles van landbouw en de daarbij behorende planetaire krachten af.
De antroposofie werkt daarmede met dit verschil: de Druïden eisten nooit dierenoffers, vergoten nooit bloed, zoals dit in de biodynamische landbouw wel het geval is.
Bloedvergieten werd door hen als één van de grootste zonden beschouwd, omdat daarmede trillingen, energie dus, wordt vermorst.
Bloed dat uit gedode schepsels stroomt verdoemd de aarde, verdoemd de andere scheppingen; biologisch kan het groei bevorderen vanwege de mineralen, maar geestelijk betekent het verdoemenis, dus teruggang.
Ik hoef niet te verklaren wat een oorlog en slachthuizen dus voor moeder aarde betekenen.
De ingewijde Druïde was dus vanzelfsprekend vegetariër en had zoveel eerbied voor de planten dat hij zich verontschuldigde wanneer hij ze voor zijn voeding gebruikte.
De Druïdische inwijding is dus minstens zo streng als de voorgaande Griekse, Egyptische en Oosterse inwijdingen; zij lag alleen op een ander plan.
Men kan nooit zeggen: dit is verder of beter, of hoger, het is alleen anders.
Elke inwijding bezit de kleur van het daarbij behorende volk en zij kleuren het in overeenstemming met hun oorspronkelijke afstamming.
Zoals gezegd, de Druïde behoefde geen proeve van bekwaamheid af te leggen, maar wel was er een voorbereidingstijd, een verdieping in de oorspronkelijke leringen.
Hun geneeskunde stond eveneens op een hoog peil en zij waren, net als de Egyptenaren, intuïtieve genezers, vooral bekend met de kruidengeneeskunde.
Hier kunnen we denken aan het contact opnemen met de zielen van de planten en bomen, het luisteren naar wat deze scheppingen zeggen; ook de dierentaal was hen dus bekend, de taal van de vogels, het "argon" zoals er verteld wordt in de gnostieke berichten.
Iemand, die de "taal der vogels" spreekt is iemand die de verborgen natuur leest, zoals b.v. Franciscus van Assisi.
Het is dus het gevoel, de intuïtieve verbintenis die sterk ontwikkeld is.
Een ontwikkeling die elke ingewijde volgt, maar die vooral bij de Druïden als hoogste gave werd aangezien.
Het is deze intuïtieve ontwikkeling die we heden hebben verloren, maar waarnaar we met velen weer op zoek zijn.
Een ingewijde MOET deze bezitten, anders zal hij nooit begrijpen in wat en waarom hij wordt ingewijd.
Er zijn momenteel allerlei cursussen om je intuïtie te ontwikkelen, hetgeen een treurige imitatie is, want de intuïtie kun je niet trainen, noch aanleren, je moet haar vanuit je ziel openbreken.
En dit gaat door middel van je ervaringen, je omstandigheden, en de levenslessen die je MOET doormaken.
Een intuïtieve verruiming krijg je INDIEN er door een Hogere kracht bemoeienis met je wordt gehouden.
Dan ben je dus deze verdieping waard en heb je deze voor je verdere leven dus nodig.
Er gebeurt nooit iets voor niets.
Het is begrijpelijk dat velen, omdat zij inzien dat die intuïtieve ontwikkeling zo belangwekkend is, willen proberen deze bij zichzelf aan te leren.
Maar als je moment voor een opdracht nog niet is gekomen, ben je nutteloos bezig met trainen.
Kijk maar naar de historie van de inwijding.
Eerst word je uitverkoren om ingewijd te MOGEN worden, daarna krijg je de diverse proeven, of jaren van voorbereiding, en dan pas ben je geschikt voor de opdracht die met je intuïtie te maken heeft.
Als je nl. denkt dat je intuïtief bent, maar het gaat slechts om sentiment en vooroordeel, zul je doorlopend de plank misslaan.
En een ingewijde mag NOOIT misslaan.
Een fout maken werd nl. beschouwd als een vergrijp tegen de ongeschreven regels van de inwijding of van de geroepene.
Velen willen heden zo graag worden ingewijd, maar ze beseffen niet wat ze zeggen: inwijding omvat alle consequenties die je je maar kunt voorstellen en op falen staat een onuitwisbare reactie.
Het onbelemmerd fouten maken en deze weer goed maken, vergoelijken, uitdoen in een volgend leven is het levensverhaal van lagere wezens dan de ingewijden.
Een mens kan falen, zeggen we.
Heel juist.
Maar als we over ingewijden spreken, spreken we over degenen die boven het menselijke vlak staan en dit beseffen, en daarmede ook een bepaalde macht hebben gekregen.
Inwijding houdt dus risico's in.
En geen enkele inwijding mag schade inhouden voor degenen die met de ingewijden in contact komen.
Alles wat er zou gebeuren komt op het hoofd van de Ingewijde neer, nooit van zijn connecties.
Dit is een heel andere verhouding dan wij die in onze maatschappij en in de menselijke samenleving zien.
De ingewijde doet alles op eigen risico en eigen verantwoordelijkheid.
Hij moet dus zelf alle consequenties dragen en kan niets op zijn naasten schuiven.
Daarvoor zal hij dus afgerekend moeten hebben met allerlei twijfels en angsten.
Vandaar de jaren van voorbereiding bij de Druïden, zoals ook bij de Katharen; het is een proeve voor jezelf, of je het wel aan kunt.
De Druïden waren, zoals wij dat noemen, goede mensen, zoals men ook de Katharen "Bonhommes" noemde.
Maar de Druïden waren van nature niet kerkelijk-religieus, zij waren geen revolterende tegen een bestaande orde.
Zij waren niet op aarde om iets aan de tand te voelen, of om op iets te wijzen, zoals Boeddha, maar zij waren er om iets te brengen: licht.
De Druïde en dus ook de Ingewijde, waren zeer reëel en zij beantwoordden aan de essentiële triade voor iedereen:
Het is noodzakelijk om te lijden, waarbij dus eerst dit lijden, net als bij Boeddha, van alle kanten werd bezien en doorlicht;
daarna de noodzaak om te kiezen, dus tussen dit aardse lijden en de geest;
en ten derde moest je de noodzaak doormaken om je te vernieuwen en dit vernieuwen betekent natuurlijk inwijden, een mens, of een wezen worden dat de verborgen leringen kent, herkent en in praktijk brengt, want alleen daardoor ben je een hulp voor de aarde-mensheid.
Daartoe moet je echter, en hierop testte de Ingewijde zichzelf: Kennis bezitten, d.w.z. gnosis, intuïtieve kennis, iets dat uit het hart en de ziel komt.
Deze Kennis testten doe je mede door je in de natuur te begeven, je kunt leren luisteren, jezelf wegcijferen en als metafysisch schepsel tegenover een ander metafysisch schepsel staan.
Dan is er de liefde, een platgetreden woord, maar voor de Druïde een heel apart begrip: de liefde is een onuitwisbare verbintenis tussen wezens, die door alle incarnaties, of verblijven op aarde stand houdt.
Het is een eenheid tussen zielen, en het is totaal onbelangrijk of de omhullende persoonlijkheden verschillende levens leiden.
Het is een onverbrekelijke, soms onbegrepen, eenheid die er tussen schepsels kan bestaan.
Het heeft niets te maken met de liefde die wij kennen, of die slechts tussen twee, of enkele mensen kan bestaan.
Het is een verbintenis die ook diverse nuancen kan bezitten: vriendschap, trouw, barmhartigheid, medeleven, offerande, enz.
Al die begrippen liggen besloten in het Druïdische woord "Liefde", en al deze begrippen blijven door alle levens heen, dus eeuwig, tussen de op aarde terugkerende wezens bestaan.
Iemand, die deze Liefde niet kent, is NIET onaards, is dus een tijdelijk wezen, iemand die niet van de Zonen des Lichts afstamt.
Deze Liefde kan ook NOOIT veranderen in haar tegendeel, zij blijft zoals zij is: een onverbrekelijke verbintenis die altijd verwarmt, iemand goed doet, troost dan wel vreugde schenkt of hulp.
En tenslotte beantwoordde de Ingewijde aan het bezitten van de Kracht.
De Kracht bezitten is bovenaardse macht kennen, bovenaardse mogelijkheden hebben en het is niet belangrijk op welk gebied deze kracht zich uit, maar hij is altijd helpend, genezend, reinigend, weldoende.
Weldoende in de meest diepe betekenis van het woord.
Deze drie gaven heb je INDIEN je een vrije keuze hebt gemaakt uit een vrije wil.
Ook hier dus weer die aversie tegen dwang, het inzien van de nutteloosheid van die dwang.
Men noemde die drie Gaven ook wel eens de "Drie Overwinningen".
Het zijn de drie onuitwisbare gaven van de Ingewijde.
Zonder die drie gaven zou hij werkelijk falen.
Elke in te wijden mens zal eerst op aarde moeten leren voordat hij zich bewust wordt van die drie gaven.
Hij moet de verborgen leringen HERkennen;
hij moet in contact komen met zijn eerste herinnering;
hij moet zijn Eerste Liefde terugvinden. De Eerste Liefde is altijd die van de ziel tot haar Bron, hoe we die Bron ook mogen noemen.
Zich funderend in een onuitwisbare liefde, verbonden uit een onuitwisbare herinnering, waaruit velen dus zoekers zijn geworden.
Het zijn de werkelijke zoekers die naar een Inwijding worden gedrongen, indien ze daartoe rijp zijn.
De ene mens wijdt de andere niet werkelijk in, dit is slecht een ceremonieel uit cultuur voortgekomen.
Niemand heeft een uiterlijke meester nodig indien hij de Druïdische aanwijzingen volgt.
Er is slechts de innerlijke Meester en een uiterlijke Meester kan je er slechts op attent maken.
Doet hij dit niet dan is hij de benaming "meester" niet waardig.
Een Ingewijde wil graag medezoekers onderwijzen, maar hij kan niets meer doen dan een wegwijzer zijn en een voorbeeld.
Het ene is niet mogelijk zonder het andere.
Als de wegwijzer de verkeerde kant op wijst, is hij geen voorbeeld van de juiste weg.
Vandaar dat het woord INWIJDING voor sommigen een zwaar begrip is, maar voor anderen een aanmaning, een herinnering, een hoop.
De oorzaak dat zoveel mensen vruchteloos zoeken, zovele twijfels hebben, zo besluiteloos zijn en waardeloze experimenten doen, ligt in het feit dat zij hun opdracht negeren.
Tallozen gaan aan hun opdracht voorbij, omdat ze andere verbintenissen, nutteloze plichten, waardeloze emotionele banden hebben aangelegd.
In zo'n situatie blijf je een zoeker zonder ooit te vinden.
En dit geeft onbevredigdheid en psychosomatische stoornissen.
Een onaards wezen kan niet met de ene hand de aarde en met de andere de hemel vasthouden en dan ten hemel varen.
Het is altijd òf het één òf het ander, òf deus òf demon en nooit EN. De niet principiële zoeker, de zwerver, is altijd met het woordje "en" bezig.
De Ingewijde is door alle tijden heen en in alle volkeren consequent geweest.
Consequent tot aan zijn einde, wat dit ook was.
En dit heeft niets te maken met fanatisme, maar met de zekerheid dat het altijd ging om OF.
Twee dingen tegelijk brengen twijfel en onzekerheid, één ding gelijk brengt zekerheid en verdieping.
Dit geldt voor alles wat we doen.
Het gaat er slechts om: waar leggen we het zwaartepunt.
Wel, dit besluit de mens zelf, want, zoals de Druïde zegt:
"Inwijding is het gevolg van een VRIJE keuze en een VRIJE wil."