Het Zevende Uur zegt:
"Een vuur dat het leven geeft aan al de bezielde wezens, wordt bestuurd door de wil van reine mensen. De geïnitieerde strekt de hand uit en het lijden komt tot vrede."
Het is duidelijk dat een occult persoon deze tekst heeft vertaald, want het woord "geïnitieerde" zal niet in de vocabulaire van Apollonius zijn voorgekomen.
De gemeenschappen en sekten uit zijn tijd kenden inwijdingen als vervolg op een zeer strenge beproeving en disciplinaire voor-schriften.
Het begrip "inwijding" had toenmaals daarom een totaal andere klank dan heden, waar inwijding een vrij normale zaak wordt als je bij de ene of andere sekte bent aangesloten.
Bovendien zijn de hedendaags voorschriften nauwelijks belang-rijk vergeleken bij de vroegere, om van disciplines maar te zwijgen, en beproevingen zijn er totaal niet meer, hetzij dan dat je je eigen leven als een beproeving ziet, maar daarvoor behoef je niet te zijn ingewijd.
De wil wordt ook hier vereenzelvigd met het element vuur, maar het komt natuurlijk neer op energie, en energie kun je ten goede dan wel ten kwade aanwenden.
De wil kan ons in de hemel dan wel in de hel brengen, zegt een oude uitspraak.
Zonder wil kom je echter nergens en behoor je tot de lauwen "die uitgespuwd worden", volgens het Openbaringenboek.
Het Zevende uur, sprekend van vuur, kun je vergelijken met de Zevende kaart van de Tarot, die de "Overwinning" wordt genoemd of de Strijdwagen.
Het is het moment waarop iemand coûte que coûte doorzet wat hij als zijn doel heeft gesteld, en op deze wijze duidt hij duidelijk het cijfer 7 uit, dat staat voor de "Overwinning", ongeacht wat het doel is en welke slachtoffers dit zal eisen.
Het is een aspect van de magie die duidelijk op twee wijzen kan worden aangewend.
Magie kan heiligen of helen en zo behoort zij tot de gaven van reine mensen, maar zij kan eveneens vernietigen, domineren en uitsluitend op eigenbaat uit zijn en dan behoort zij tot de eigen-schappen van "onreine" of egocentrische mensen.
Het is wel duidelijk waarom de oude gemeenschappen strenge eisen stelden aan hun in te wijden discipelen, alvorens zij magie mochten uitoefenen.
Een ander feit is echter dat magie een aangeboren gave is, die echter - als zij naar buiten komt - het stempel gaat dragen van de beoefenaar.
Je kunt iemand dus nooit zijn magie afnemen, maar hem wel zijn magie laten heiligen.
Wilskrachtige personen bezitten altijd een facet van magie en het is - zoals met alle dingen - belangrijk wat hij of zij ermede doet.
Mensen die zelf geen gaven demonstreren zeggen zo graag: "iedereen kan het" en dat is een feit, maar het is geen excuus waarom je het zelf niet kunt.
Gaven zijn afhankelijk van bepaalde voorwaarden die geïntegreerd worden in iemands leven, voorwaarden die de betrokkene vanzelfsprekend vindt, maar die de onbegaafden een zware opgave vinden.
Het is opvallend dat "zwarte of vernietigende" magie één belangrijk onderdeel van de "helende" magie mist: zij stelt niet de eis dat de magiër rein is of hoogstaand leeft, vandaar dat men in het leven meer zwarte, dan wel slechte magiërs vindt, dan goede of zegenende.
Alle werken die op eigenbelang uit zijn of een vernietiging tot doel hebben, dan wel slachtoffers eisen, behoren tot de slechte magie.
Magie is echt niet zo'n verafstaand begrip als men wel denkt; elke handeling die met inzet van alle wilskracht wordt gedaan en waarbij men zich door niets van zijn doel laat afleiden, kan magisch worden genoemd.
Er zijn in de maatschappij heel wat zulke magische mensen, hun niveau ligt alleen op een ander terrein dan die van de occult, religieuze of spirituele mens.
Magie is geen religie noch een occultisme.
Magie is een ingeboren eigenschap van de wilskrachtige doel-bewuste mensen.
Daarom is hier het woord "geïnitieerde" belangrijk, het duidt aan dat in het Zevende Uur sprake is van een inwijding, maar op de manier van de oude gemeenschappen.
Aldus valt elke gedachte aan vernietiging of eigenbelang weg.
De zo ingewijde mens heeft dus het algemeen belang op het oog, dan wel het helen van bepaalde lijdenden.
En inderdaad als zo'n magiër spreekt, dan wel zich concentreert, dan wel zijn hand oplegt, "neemt het lijden een einde."
Hier is het interessant een citaat aan te halen uit de Essenenleer, daar waar Jezus, de Esseen, spreekt over het lijden:
"Uw Moeder (de aarde) is in u en u in haar.
Zij heeft u gedragen; zij geeft u leven.
Zij was het die u uw lichaam gaf en aan haar zult u het eens teruggeven.
Gezegend bent u wanneer u haar en haar koninkrijk leert kennen; indien u de engelen uwer Moeder ontvangt en haar wetten naleeft......
Ik zeg u waarlijk, hij die deze dingen doet zal nimmer ziekte aanschouwen.
Want de macht van onze Moeder gaat alles te boven, en hij vernietigt satan en zijn koninkrijk en regeert over alles wat leeft en over uw aller lichaam." (Leer der Essenen)
Dit zijn heel belangrijke woorden voor al die pseudo-religieuze, pseudo-occultisten en pseudo-esoterici, want hier geeft Jezus alle eer aan de aarde en ziet deze dus niet als verdoemd, zoals al die moderne pseudo-filosofen doen.
Van oudsher werd er altijd een onderscheid gemaakt tussen materie opstapelen èn uit de aarde zijn, zoals we allen zijn.
Het lichaam behoort bij de aarde en daarom wordt in dit Zevende Uur de reinheid zeker ook verstaan als een reinheid tegenover de aarde, dus: niet doden, niet profiteren van die aarde, geen geld en goed verzamelen als een machtsmiddel.
Het is hier de hoogste gave van de Weegschaal, een innerlijke harmonie, die ook de omgeving reinigt van disharmonie.
Alle gemeenschappen uit die oude tijden kenmerkten zich door vredelievendheid tegenover alle schepselen, ook de dieren, en door soberheid.
Heel wat anders dan tegenwoordig.
Legt men deze maatstaf aan bij de moderne magiër, dan komt men tot heel andere conclusies.
De "reinen van hart" zoals in de Zaligsprekingen staat, bezoedelen hun geweten met de dood van geen enkel slachtoffer - tot welke levensgolf dit slachtoffer ook behoort.
Dezulken kunnen werkelijk een helende magie uitdragen.
Uit de tekst van het Zevende Uur volgt eigenlijk duidelijk die van het Achtste Uur:
"De sterren spreken met elkaar, de ziel der zonnen beantwoordt aan de zucht der bloemen, de ketenen der harmonie doen alle wezens der natuur onder elkaar corresponderen."
Hier wordt helder een verbinding gelegd tussen kosmos en natuur, en de schepsels onderling.
Een verbintenis die men heden nauwelijks accepteert, hoewel er verbetering in de opvattingen komt.
Van oudsher kan men lezen, o.a. bij Hermes Tresmegistos, die legendarische vader van de alchemie, dat de kosmos - de hemel en de planeten - de aard der scheppingen bepaalt.
Elke alchemist volgt hierin zijn voorbeeld en daarom zal de opvatting van de Essenen over het lijden, voor hen niet zulk een probleem betekenen.
Lijden komt voort uit verbroken verbintenissen tussen de schepsels onderling, tussen kosmos en aarde, kosmos en mensen.
Daar waar wij ons verwijderen van de invloed der hemelen en onze binding met de aarde en zijn schepsels negeren, daar ontstaat lijden, verdriet, ziekte en dood.
Uit de wetenschap van deze verbintenissen ontstond de aloude astrologie en de astronomie, een tweeheid in het oude Egypte.
Hun controverse ontstond toen de astronomie die verbintenis tussen kosmos en mensen ontkende, en toen de astrologie een banale voorspelkunde werd.
Niettemin drijft de harmonie van heel de schepping met alles wat erop en erin leeft, op de kwaliteit en de kwantiteit van de onderlinge verbintenis.
Iedereen behoort tegenwoordig te weten dat als wij in deze verbintenis ingrijpen catastrofen het gevolg zullen zijn.
Hetzelfde geldt voor ons eigen lichaam: verbreking van bepaalde natuurwetten hebben disharmonie in dat lichaam ten gevolge en disharmonie noemt men ziekte.
De "ziel der zonnen" is als de ziel van geestelijke mensen, het is de kern van het licht, de bron waaruit de goede wil, maar ook de reinheid en de begaafdheid ontspruiten.
De "zucht der bloemen" is als de overgave van de aardse wezens aan het licht, het hemelse vuur.
In dit uur is de vergelijking van de "ziel der zonnen" en de "zucht der bloemen" heel erg kenmerkend.
De ziel is als een trilling der energie en de zucht is als een adem-tocht van overgave, een uitademing.
Dat wat op aarde leeft ademt, zucht, inhaleert en exhaleert.
Binnen de zonnen is er slechts sprake van ontsteken, het ontstoken worden of het zichzelf ontsteken, de atoomreactie die het begin van leven beduidt. De zon is immers één grote atoom-reactor, zoals elke ster en elke andere zon in het zonnestelsel deze kennen. Atoomreacties is een onbekend begrip voor uitsluitend aardse wezens.
Voor zulk een reactie heeft men hemels vuur, onaards vuur nodig, het is de verbintenis van helium en waterstof.
En helium is een hemels element.
Vandaar dat atoomreactoren zoals de mensheid die heden kent zo ontzettend gevaarlijk zijn voor aardse schepsels.
Hetzelfde geldt voor röntgenstralen, waartegen wij ons moeten beschermen door lood, het saturnale, langzame en zeer aardse metaal.
Wij, aardse wezens, behoren binnen de grenzen van Saturnus, de ring tot hiertoe en niet verder, te blijven, willen we uit de hand lopende catastrofen vermijden.
"De Ketenen der harmonie" doen alle wezens onder elkaar corresponderen, zegt het Achtste Uur.
In de Tarot is de Achtste Kaart "de Sterren of de Wedergeboorte".
Het cijfer acht verzinnebeeldt de harmonie van de onderlinge eenheid van het boven en het beneden, en het achtste zodiakale teken is de Schorpioen, het teken dat in de astrologie bekend is om zijn wedergeboortesignatuur.
De Schorpioenmens is òf laag bij de grond, indien hij dus geen verbintenis heeft met de hemelen, ofwel hij is hoogstaand, een totaal anders mens geworden door middel van zijn weder-geboorte, de vermenging van aarde èn hemel, dan wel de metamorfose van aarde-mens in de hemelse mens.
De strijd tussen boven en beneden is in de Schorpioenmens dan ook duidelijk aanwezig, temeer omdat hij een aangeboren magisch type is.
Magische typen kunnen ofwel zichzelf vernietigen, dan wel zichzelf herscheppen.
Het negende Uur wordt de bevestiging van al de voorgaande:
"Het getal dat niet geopenbaard moet worden."
Deze zin lijkt vrij nietszeggend voor de moderne mens, maar in elke oude leer zie je hoe het getal 9 als heilig wordt beschouwd, en als het getal van de onuitsprekelijke Naam Gods wordt erkend.
Waarom?
Negen is een basishoeveelheid van heel de schepping: alles wat uit 9 bestaat is een harmonische eenheid tussen hemel en aarde, tussen God en schepsel.
Indien dit onder woorden zou worden gebracht zou men het profaneren, zoals men in de Zenleer het Satori niet wil profaneren door beschrijvingen.
Dat wat niet uitgesproken kan worden, gaat ons verstand te boven, en dat wat ons verstand te boven gaat, is de geest - God - de één-wording met God.
Het is een aloude overtuiging dat hetgeen niet door woorden wordt verlaagd zijn sterkste trilling kan behouden.
Vandaar de alom verbreide idee dat "zwijgen meer is dan spreken".
Hiervan kan echter ook de onheilige magiër gebruik maken, omdat "zwijgen" alles intensiveert.
Het veelvuldige gebruik om dus door "het stil zijn" dit goddelijke zwijgen te evenaren, is weer een bewijs hoezeer de aardse mens door onwetendheid wordt gekweld.
Het gaat niet om het stil zijn, maar om het VER-zwijgen van dingen die niet geprofaneerd kunnen of mogen worden.
De tendens van onze tijd "om alles er maar uit te gooien", is een typische reactie op de benauwdheid van het populaire en geprofaneerde verzwijgen.
De stilte tussen twee mensen kan kenmerkender zijn dan hun onderling gesprek.
De stilte geeft duidelijk het onjuist verzwegene of het gedwongen zwijgen bloot.
Het getal 9 is dus een heilig getal, je ziet het ook aan het cijfer, het zwaartepunt ligt van boven.
In de Tarot staat de negende kaart voor de Heremiet, degene die een harmonische drie-eenheid heeft bereikt, zichzelf heeft her-schapen en nu met twaalf stralen op zoek is naar lijdende mensen, ofwel licht brengt in de duisternis.
Het negende astrologische teken is de Boogschutter.
Hij, die met een pijl op de hemelen of de verten schiet, degene die altijd nostalgie heeft om het verlies van de innerlijke hemelen, en dus blijvend zoekt naar hetgeen verloren ging.
Hij wordt verscheurd tussen het lagere in hem, dat hij negeren wil door schone theorieën en zijn ideaal of zijn hogere streven.
Wat de Schorpioen van binnen kan opbreken brengt de Boog-schutter naar buiten door woorden, soms door arrogantie, omdat hij zich méér acht dan zijn naasten.
Soms door een intense overspannenheid, omdat hij zichzelf doorlopend opjaagt om die hemel te veroveren.
Negen is een eindgetal, eigenlijk een ontstijgingsfase uit een oude periode.
Vandaar dat het Negende Uur niets anders doet dan het memoreren.
De discipel erop wijzen dat hij nu geen theoreticus meer is - een feit dat de Boogschutter zal provoceren - maar hier een practicus wordt.
De eenheid met de God der Sferen zal een feit zijn.
Het is interessant voor de Boogschutter hier de vergelijking te maken tussen de betekenis van de hogere 9 en de lagere 9, zoals Pythagoras dit doet.
De hogere 9 is de heremiet, hij die met het hoofd en dus met zijn kruinchakrum in de hemelen staat, zoals het cijfer 9 aanduidt, maar de lagere 9 is de blabla mens, die topzwaar wordt door zijn vermeende belangrijkheid, en tracht die zo gezochte edele adel-dom te verwerven door veel gezwets maar weinig wol.
Het is de theoreticus, de eigenzinnige en arrogante betweter die hier wordt aangeduid; degene die zijn medemens een rad voor de ogen tracht te draaien, omdat hij zo graag wil zijn die hij WENST te zijn.
Ook hier is dus sprake van het verzwijgen, het innerlijke ver-zwijgen, niettegenstaande de mond mooie woorden kan spreken.
Het is dus de diepere betekenis van het zwijgen dat achter het Negende Uur dringt: het praten, maar niet zeggen wat vermeend wordt, het verhullen wat niet gezegd MAG of KAN worden.
En dat is iets heel anders dan een uur met elkaar stil zijn, een stilte die méér kan zeggen dan woorden, hetgeen dus een geluidloos spreken is.
Het zwijgen in het Negende Uur is echter vol van eerbied, ontzag, lof en dank.
Het wordt een stilte, waarin elkeen die licht behoeft zich kan baden.
Dit is dan het genezende, heiligende zwijgen, dat zowel de medemens heelt, als de lichtkracht in de betrokkene zelf intensiveert, en zijn helende magische gaven verdiept.
Want het is een wet dat alles wat geprofaneerd wordt door het woord aan diepte en kracht verliest.
Vandaar dat van oudsher alle wijzen wisten dat er dingen zijn waarover men niet spreekt, dat er ervaringen en gevoelens zijn die men niet naar buiten brengt, om hun diepte, hun intensiteit en hun adeldom niet te schaden.
En dit is een opvatting waar men in de moderne psychotherapie en in al die praattherapieën, en praatclubs wel eens over mag na-denken.
Maar daar waar men onwetend is, heeft de wijsheid geen kans, helaas.
Bewaar datgene wat u heilig is en koester het in het Licht der Duizend Zonnen, want slechts zo zult u innerlijke rijkdom vergaren.