"De Tao waarover men kan praten is niet de eeuwige Tao."
Lao Tse
Als eerste in de reeks van Zeven Kunsten staat de GEOMETRIE - een meetkunde volgens de wetten en metingen van de Grote Architect.
De Gulden Snede behoort dus tot de geometrie.
De oude wijzen hechten grote waarde aan de geometrie, omdat zij meenden dat het universum volgens universele geometrische gegevens door de Grote Architect werd geschapen.
Plato en Pythagoras waren hiervan grote bewonderaars en benutten deze universele meetkunde dan ook in hun filosofie.
Plato noemde deze heilige geometrie: "de kennis van het eeuwig zijnde."
Concrete gegevens over dat wat is en altijd zijn zal; herkenningstekens, meetbare en controleerbare van de aanwezigheid van de eeuwigheid of het abstracte.
Dat wat altijd blijft is eeuwig, abstract, dat wat veranderlijk is, is aards, onhemels.
De geest als de eeuwig zijnde drukt zich in de schepping uit in meetbare gegevens.
De gevangenis van de geest bestaat uit geometrie, en deze geometrie is heilig indien zij kan aantonen dat haar gevangenis "vol van geest" is.
De Gulden Snede is hiervan dus een prachtig voorbeeld, omdat hij, als harmonie, de geest doorgeeft door middel van haar afmetingen.
Het fundament: het GEGEVEN, velen van de schoolbanken bekend, is in de geometrie bepalend voor de eeuwigheidsgraad van het onderwerp. Het GEGEVEN behoort een fundamentele kosmische oorsprong te hebben.
Een geometrisch gegeven in de natuur bevat altijd de abstractie of geest.
Geometrie, als heilige Kunst is dus een natuurgegeven; na dit gegeven komt, zoals we allen weten, het: te bewijzen.
Je moet bewijzen dat geest en wetten, abstractie en concretie, overeenstemmen, dat ze op een bepaalde wijze samenwerken.
Tenslotte moet je het bewijs leveren: het concrete feit dat ze samenwerken omdat...... en dan moet je iets invullen dat wetenschappelijk controleerbaar is, dus zich minstens driemaal herhaalt.
Wel, in de natuur is de wet van de herhaling heel normaal, aldus zou men kunnen zeggen, indien de feiten gelijk zijn, dat de natuur wetenschappelijk te achterhalen is.
Hetgeen de natuurkundige zal bevestigen - tot op zekere hoogte - zoals gezegd: er is dat verrassingselement.
De mathematicus houdt niet van verrassingen, daar de huidige geometrie versteend is tot een eenzijdige kunst.
Hij is ontzield, en door die ontzieling wordt elk verrassingselement uitgesloten.
De mathematicus leert op zijn universiteit dat alles wat berekend en gemeten kan worden juist is, en dat wat onmeetbaar en onberekenbaar is, is onjuist of onbelangrijk.
In die oude heilige kunsten was het natuurlijk juist andersom.
De maten en berekeningen dienen het onberekenbare en onmeetbare.
Het was juist een wonder dat door iets te meten men de inhoud kon bepalen.
Alles heeft immers een inhoud, althans dat zou zo moeten zijn.
Zelfs ledigheid is te bepalen.
In de geometrie ontmoeten het oneindige en het eindige elkander, indien alles goed is.
Alles wat we hanteren is geometrie, elke materie is meetbaar.
Wij ZIJN geometrisch, alles wat we vasthouden is geometrisch, zelfs onze gedachten zijn geometrisch te bepalen, en hoe verfijnder de techniek wordt des te meetbaarder wordt alles.
Als mens zitten we geometrisch in elkander.
Op deze wet steunt grotendeels de fysionomie.
Uit onze soms disharmonische geometrie kun je onze geestelijke inhoud bepalen.
Dat wat binnen is dringt ALTIJD naar buiten, zei Jakob Böhme.
Het karakter van elk schepsel en elke schepping ligt besloten, gevangen, in zijn geometrische gegevens.
Als wij in de natuur iets harmonisch vinden, dan komt dat mede door een geometrische verhouding, waarbij de getallen, de aritmetica natuurlijk een belangrijke rol speelt.
Geen van de zeven kunsten staat op zichzelf.
Daarom is het zo vreemd dat de mens gelooft, dat hij een op zichzelf staande wezen is.
Geloven velen dat niet?
Je kunt bij de mens ook meetkundig te werk gaan, zoals b.v. het gegeven: Jan.
Te bewijzen: hoe is zijn inhoud, geestelijk, lichamelijk?
Bewijs: Hij is zo en zo, omdat de oren te lang zijn ten opzichte van het gezicht, de mond te breed is ten opzichte van de neus, de ogen te rond, de neus een te belangrijke plaats inneemt in het gehele gezicht.
Hetzelfde kun je met het lichaam doen.
Uit deze verzamelde feiten krijg je het bewijs van Jan.
Jan is concreet - zoals we hem zien - maar we kennen Jan niet, want we zijn niet op de hoogte van zijn inhoud.
De geometrie die de mens hanteert beweegt zich dus van buiten naar binnen.
Wij proberen via de afmetingen tot de waarheid door te dringen.
Wij kijken dus van buiten naar binnen.
Dat is menselijk, maar we moeten oppassen dat we niet slechts naar de buitenkant zien.
De bekende opmerking: je moet niet op het uiterlijk letten, is ten dele waar.
Je moet het uiterlijk niet hoger aanslaan dan het is, maar het IS zoals het IS door een innerlijke oorzaak.
Schoonheid of lelijkheid bestaat niet; er is alleen disharmonie of harmonie.
Menselijke maatstaven over schoonheid of lelijkheid zijn volslagen aanvechtbaar.
Innerlijke schoonheid is dikwijls te meten aan de reactie van dieren, planten, mineralen op een bepaalde mens.
Deze zijn nl. onbevooroordeeld en neutraal.
Zij reageren op het innerlijk.
Iedereen weet dat er een groot verschil is tussen lelijkheid en disharmonie of dissonanten èn zelfs dissonanten kunnen een harmonie vormen.
De geometrie bewijst zich eveneens in de wet van anti- en sympathie. Wij verhouden ons geometrisch tegenover elkander of mèt elkander.
Alles is meetbaar.
Onze rangorde in de schepping is meetbaar.
Onze verhouding tegenover de Schepper is meetbaar, zoals de afstand tussen planeten b.v. meetbaar is, en dit hun "onderlinge verhouding" bepaalt.
Het moet meetbaar zijn hoe dicht de ene mens bij de andere staat - innerlijk.
De uiterlijke afstand is hier niet bepalend, althans niet altijd.
Deze kunnen dikwijls de innerlijke verhoudingen afzwakken dan wel versterken.
In de geometrie bedient men zich heden nog van universele symbolen:
de driehoek;
het vierkant;
de cirkel;
de lijn en de punt.
Iedereen weet dat deze zelfde symbolen eveneens gehanteerd worden in de astrologie, in de alchemie, in mandala's en ook in de spreektaal.
De gelijkzijdige driehoek was b.v. een hoofdgegeven bij Pythagoras, omdat hij zei dat deze drievoudige gelijkzijdigheid de opperste harmonie of eenheid vertolkte.
Er kunnen nl. op verschillende manieren een eenheid of harmonie zijn.
In de Gulden Snede is er een andere verhouding tussen de maten; er is de verhouding 3 : 5 : 8.
Maar ook hierin zie je de eenheid, omdat elk van de getallen zich harmonisch verhoudt tot de andere of tot het geheel.
Een rode draad verbindt hen.
Als we dit tot het menselijke vlak terugbrengen, dan kun je dus zeggen: het is niet van belang wie de hoofdrol speelt of wie in de schaduw staat, als zon of licht of hoofdrol zich maar harmonisch verhoudt tot de schaduw of de bijrol.
Het wordt volkomen anders als de hoofdrol dan wel de bijrol roepen: dat WIL ik niet.
Hier komt er disharmonie.
Door strijd, oppositie en geen balans, wordt een eenheid uit elkander getrokken.
Hetzelfde gebeurt dagelijks en overal in de menselijke verhoudingen.
Men is er blijkbaar altijd van overtuigd dat drie minder is dan acht b.v., maar dat is schijn.
Dan kijkt men naar de uiterlijke waarden.
In de schaduw groeien net zoveel schone bloemen als in de zon, en in het verborgene bloeien de schoonste.
Geometrisch zijn drie, vijf en acht innerlijk van gelijke waarden, zij zijn noodzakelijk om het geheel te bepalen.
Waarom moet altijd het grootste, het stralendste, het meeste worden geëerd?
Waarom waarderen we het minste niet?
Kijk in de natuur: het krioelt van de kleine bloempjes.
Hebben zij geen waarde, kennen zij geen harmonie?
Ook in hen leeft de Gulden Snede, zoals in de schaduwmens of de bijrolmens eveneens de innerlijk waarde te bepalen is, een specifiek individuele waarde.
Door te veronderstellen dat het kleinste minder WAARDIG is, maken we het - of onszelf - minderwaardig. Door te veronderstellen dat het grootste, het opvallendste het beste is, blazen we het buitensporig op.
De kleinste trappen we in de grond, de grootste laten we exploderen.
Beide kwalijke zaken.
Kijk naar het geometrische vierkant: het straalt stevigheid uit, onverschrokkenheid, vandaar dat het in de astrologie voor "tegenstand" staat.
Je kunt het ook vertalen als "staan of stand", het ligt er maar aan waar tegenover het staat.
Maar op zichzelf is het harmonisch, vandaar zijn kracht.
Vierkant gevormde dingen werken totaal anders dan driehoekige en deze werken weer anders dan ronde.
Rond of cirkel heeft te maken met oneindigheid, het rollen, het ongrijpbare, maar ook het beïnvloedbare.
De cirkel is een eeuwigheidssymbool, juist omdat er de ongrijpbaarheid in ligt.
De cirkel is de oudste mandala, men kan zich in de cirkel verliezen; als men er zich mede verenigt wordt je ongrijpbaar, eeuwigheid.
Daarom is het een mandala, een meditatie-beeltenis.
Wij, met onze meetbare proporties, die alle min of meer disharmonisch geworden zijn, hebben er baat bij als we ons verenigen met de cirkel-mandala.
Omdat we dan onze aardsheid, onze disharmonie, dan wel onze begrensdheid verliezen en ons verenigen met onze eigen inhoud.
Niet voor niets zeggen sommige Oosterse wijzen dat je een mandala slechts mag opvullen met een driehoeksvorm, omdat de driehoek harmonie uitstraalt, terwijl het vierkant tegenstand, vastberadenheid, verdediging inhoudt.
Maar ook het vierkant geeft zich over aan de cirkel, indien de juiste proporties, de juiste geometrie, wordt gehandhaafd.
Hier is er eigenlijk sprake van het verenigen van tegenstanders.
Dat kan, indien de inhoudskracht voldoende is.
De aarde, met als symbool het vierkant, kan zich verenigen met de eeuwigheid, met als symbool de cirkel, indien, en dat is in verschillende symboliek te zien, de driehoek de taak van bemiddelaar overneemt.
De driehoek is het symbool van de eenheid: geest, ziel, lichaam.
In de driehoek is de strijd gestreden van het vierkant: de vier aardse elementen vuur, aarde, lucht en water.
Het driehoek ontstaat eigenlijk uit het vierkant en is op weg naar de cirkel.
Je kunt het ook omgekeerd zeggen, dat is het leuke:
als je een goede driehoek bent, kun je het vierkant aan.
Dan komt er daarna een volgende fase op je af.
In het eerste geval van 4 naar drie is het de TERUGWEG naar de cirkel; in het tweede geval van 3 naar vier is het de INDALING in de stof of de chaos.
Hier zie je dat de uiterlijke waarde niet telt, maar de innerlijke waarde.
Het vierkant is provocatie èn heiligend of zegenend als je een gelijkzijdige pythagorese driehoek bent.
De geometrie, de maten, staan niet op zichzelf, het is de METER, de GEOMETRIST die hun waarde bepaalt.
Wij zijn zoals we onszelf meten en onze maten interpreteren.
Als je je minderwaardig voelt, bent je een "niets", zeg je.
Maar er zijn ook mensen die beseffen dat ze "niets" zijn en daarom waardevoller dan de meest indrukwekkende maten.
Hoe verhoud je je tegenover je eigen inhoud en tegenover je eigen uiterlijk?
Logischerwijze hangt dit met elkaar samen.
Er is in de hele schepping die uit de heilige GEOMETRIE is opgebouwd niets minderwaardig, en niets meerderwaardig.
Alles IS zoals het zijn MOET.
Als we zo tegenover onszelf staan en onszelf werkelijk meten met de universele maat van de Grote Architect, zoals hij het kleinste bloempje zijn gaven gaf, bereiken we de harmonie van binnenuit, en harmonie brengt geluk en gezondheid en de vreugde die de droefenis dragen kan.
Maar er zijn ook tijden dat de droefheid de vreugde beheersen moet.
Kent u dat?
Dan zijn yin en yang in evenwicht, en het ene is als het andere en beide eren zij de Grote Architect, aan wiens goddelijke geometrie alles en allen ontsproten zijn.
Deze gedachte sterke een ieder!