Bij filosofie behoort praktijk.
Meestal menen we dat filosofie louter theorie is, maar filosofie is ontstaan uit de praktijk, en om haar te kunnen begrijpen of zich eigen te maken moet men de praktijk aan het woord toevoegen.
Welnu: hoe verkrijgen we het Gulden Midden?
Niet volgens vastgestelde maten in kunstwerken, maar volgens oerwetten, die aldus maken dat wij een creator worden.
Een creator van schoonheid, onverschillig op welk gebied.
Schoonheid die zegent, harmoniseert, verblijdt.
Om het transcendente - het bevrijden van grenzen - te kunnen ervaren, moeten we een intens gelukkig makende ervaring ondergaan, die ons bevrijdt van plichten, druk, de cocon van b.v. ons dagelijkse leven.
Wil, zenuwstelsel en emoties worden dermate door ons maatschappelijke pantser belast, dat zij ternauwernood hun natuurlijke functies kunnen uitoefenen, laat staan dat zij aan geestelijke waarden toekomen.
Om dus tot een geestelijke belevenis te geraken, is een oponthoud in een rustige, natuurlijke harmonische omgeving uitermate waardevol.
De natuur kan ons losmaken van onze druk, bevrijdt daardoor het hart van zijn lijden, en maakt de geest klaar, helder.
Iedereen kan dat weten.
Ons huidige leven brengt ons terug tot de natuur, uit nood, maar maakt ons ook weer gevoelig voor sprookjes, legenden en mythen, die evenzeer dat onbegrensde element in zich bewaren als de natuur zelf.
Deze instinctieve wens, die opwelt uit onze eigen natuur, omdat zij zich wil herstellen, maakt eveneens het verlangen vrij naar harmonie en dus naar de Gulden Snede, de schoonheid, de rust van een schepping.
Tot nu toe is dit verlangen naar natuur en rust een noodwet.
Meestal komt deze voort uit onze innerlijke onrust, of chaos, en uit die onsterfelijke oerherinnering "dat het toch anders kan of moet".
In het Gulden Midden verbinden we de diepte en de hoogte, die veelal worden gescheiden.
Het beneden - de stof, de materie - wordt dikwijls genegeerd, terwijl de mens wordt geleerd naar het "hogere", het boven te streven.
Je ziet dit ook duidelijk in de Samische letter Y (Ypsilon).
Een figuurtje dat met zijn armen omhoog staat.
Het "hoofd omhoog hier beneden is het niet" is zowel materieel als geestelijk intensief beoefend.
Daaruit kwam ons streven, dat vermaledijde "streven" dat ons een materiële, dan wel een hemelladder opjaagt.
Een streven waarvan we nu moe zijn geworden en die vermoeidheid maakt voor ons de natuur weer belangrijk.
Niettemin is het een waagstuk om dat streven los te laten.
We zijn ermee groot geworden, we kijken omhoog, we zijn bang voor de diepte.
Dat wil dus zeggen dat we geen "midden" bezitten.
Het midden houdt ons staande tussen hoogte en diepte en laat de energie van boven naar beneden en omgekeerd bewegen.
Dit Gulden Midden gaan we pas werkelijk waarderen als we in nood zijn.
Helaas moet een mens altijd in nood zijn om zich tot geestelijke dingen te wenden.
De nood dringt ons tot onderzoek.
De nood dringt ons tot de natuurlijke wetten terug.
En als die nood nog niet groot genoeg is, verlaten we weer zeer snel een ingeslagen geestelijke richting.
Nood breekt wet.
Nood verandert ons.
Nood ontmaskert ons.
Nood kan ons ook werpen in de armen van profiteurs.
Het besef van onze innerlijke onvrede, het weten dat we nooit werkelijk "gevonden" hebben, deze nood zet ons aan het begin van een geestelijke ontdekking.
In zulk een situatie definiëren we alles totaal anders.
Daarbij gevoegt een flink stel teleurstellingen maakt ons tot scherpe, kritische waarnemers, en tot gewaarschuwden.
Indien dit niet is uitgelopen in een ziekelijke beschadiging, is DIT de kans om het Gulden Midden te zoeken.
Anders gezegd: om het te onderkennen, om intuïtief te begrijpen wát het inhoudt en waardoor men het verkrijgt.
De voorwaarde is nl. de bereidheid.
Bereidheid tot een innerlijke ervaring en deze bereidheid komt, helaas, veelal voort uit nood.
Totdat we, ook door inzicht, doorlopend een bereidheid mededragen.
De bereidheid om het grote "Zijn" te ontmoeten.
Ten tweede moeten we een totaal andere instelling verkrijgen.
Het loslaten van de vraag: Wat heeft dit Gulden Midden voor nut voor mij?
Een vraag die bewust dan wel onbewust in vrijwel iedereen leeft.
Heeft het geestelijke nut?
Heeft mijn leven nut?
Heeft de natuur nut?
Dit is de instelling die ons kan veranderen in profiteurs, en die ons afvoert van b.v. de schepping, of kunst, of muziek, die er uitsluitend zijn terwille van ons ZIJN, het evenwichtige zijn tussen hemel en aarde, zonder één van beide tekort te doen.
Een boom MOET vruchten voortbrengen, hij mag niet uitsluitend zijn en ons b.v. bekoren.
Indien we zo over de natuur denken, denken we eveneens zo over onszelf en onze medemensen.
Mijn leven moet nut hebben, ik moet iets nuttigs doen, ik kan niet eenvoudig ZIJN.
Het woord nuttig wordt dan altijd vertaald in er "beter" van worden op de ene dan wel de andere manier.
We hebben vergeten na te denken over het ZIJN.
Daarbij komt dat, indien we niet ZIJN, ons nut van nul en generlei waarde is.
Als wij ZIJN hebben alles en allen daar nut van zonder dat we streven om nuttig te zijn.
Zijn betekent onbevooroordeeldheid, tolerantie, alle nuancen van liefde, en tevens het putten uit een onbegrensde kennis.
We kunnen elkander inspireren om op zoek te gaan naar het Gulden Midden. We kunnen dermate bezield worden, dat we bereid zijn allerlei oefeningen te doen.
Onze begeerte naar dit Gulden Midden kan dermate zijn gewekt, dat we bereid zijn tot allerlei offers.
Helaas, dit brengt ons niet dichter bij ons doel.
Bezieling vraagt volharding, en volharding komt voort uit weten, empirische kennis.
Werkelijke nood zet ons aan tot volharden, maar als de nood voorbij is vallen we terug in onze oude situatie.
Mits we wat ervaren hebben.
Mits we iets onvergetelijks ondervonden.
Volharding is onontbeerlijk.
Een volharden uit innerlijke behoefte, niet uit uiterlijke dwang.
Tenslotte moeten we het spirituele, dat bezielende geïnspireerd worden, laten prevaleren boven alles.
Nieuwe dingen zijn altijd interessant, boeien ons een moment.
De verpakking is provocerend, aantrekkelijk, maar als het gaat om het ZIJN, het innerlijke evenwicht, dan moeten we al het uiterlijke kunnen doorzien en geboeid blijven door het innerlijke.
We zijn een drie-eenheid en dus zijn we doorlopend geboeid door, en worden we doorlopend aangetrokken tot hemelse of spirituele dingen.
Het spirituele is in ons leven een noodzaak.
We kunnen niet leven zonder geestelijke achtergrond.
Daarnaast houden we van de aarde, zij is onze moeder, onze voeten lopen over haar huid, waardoor we met haar in wisselwerking staan.
We verachten noch vervloeken Moeder Aarde.
Dat betekent ook dat we ons lichaam in ere houden, zijn functies eerbiedigen en het niet verwaarlozen.
In deze verhoudingen ligt besloten onze stellingname tegenover het hart en het denken.
Als we, via voeding, ons lichaam niet willen verontreinigen, als we ons lichaam niet willen verontreinigen door tegennatuurlijk of dood voedsel, zullen we tevens ons hart niet willen bevuilen door onreine emoties, alsmede ons denken door vernielende gedachten.
Ons lichaam kunnen we echter beheersen door die voeding, menen we, maar hart en denken ontglippen ons, nietwaar?
Toch spelen juist zij een enorme rol bij het vormen van het Gulden Midden, hoewel ook de voeding meespeelt.
Het ligt er aan op welke manier we tot een bepaald inzicht zijn gekomen.
Ging het over het lichaam, of het hart of het denken?
Wat neemt op dit moment voor ons de eerste plaats in: lichaam, hart of denken?
Is onze voeding een religie geworden?
Hechten we meer waarde aan mystiek, aan gevoelsbelevenissen, of willen we alles via kennis bereiken?
Het hart is het eerste orgaan dat het Gulden Midden bereikt en vice versa.
Gedachten maken ons niet beter, voeding maakt ons niet beter, maar het hart maakt ons tot een beter mens.
En een beter mens is op weg naar een Gulden Midden.
Zoals we zeiden: een confrontatie, een samenvloeien met b.v. de natuur bevrijdt het hart uit zijn lijden.
Een gelukkig hart zet ons steviger op onze benen, een gelukkig hart wendt onze blik naar de hemel.
Als je je gelukkig gevoelt luister je anders, beoordeel je anders, ervaar je anders.
Je bent dan bereid tot tolerantie, tot overdenken en overgave, je evenwichtige Zijn verlicht je en je denkt anders.
Deze onbegrensd gelukkige momenten, die dus niet bepaald worden door enige tastbare waarde, moeten we in onze herinnering griffen, ze bewust doorleven, want zij scheppen beetje voor beetje dat Gulden Midden.
Als we genoeg zulke ervaringen of wellicht één, maar zeer aangrijpende transcendentale ervaring hadden, worden we veel minder uit ons doen gebracht door beproevingen.
Elke beproeving is een aanslag op ons Gulden Midden.
Hebt u ooit gezien hoe Japanse worstelaars, die eigenlijk een uitloper is van een heilige oefening, zich in zichzelf concentreren voordat ze beginnen?
Het is het je verenigen met het Gulden Midden, het zoeken in jezelf, beter: het vinden in jezelf van de basis tussen hemel en aarde, je kunt hierdoor al je innerlijke kracht samenballen.
Als je dit niet doet riskeer je dat je reserves, die de levensdag je lieten snel zullen zijn uitgeput.
Heden wordt er veel over meditatie gesproken.
Meditatie - Concentratie - Contemplatie.
Het je verenigen met je Gulden Midden is alles in één.
Elk transcendente gelukkig moment bouwt aan dat Gulden Midden, elk zwaar moment kan hieruit kracht halen.
Het "geluk" is dus onafhankelijk van enige vorm, van enig ding.
Geluk kun je ervaren als je iets moois ziet, harmonie waarneemt of in wisselwerking ermede staat.
Elk mens wordt bijgevuld via de ervaringen die bij zijn bewustzijn horen.
Niemand kan ons zulk een transcendente gelukservaring voorschrijven of overdragen.
Het kan er plotseling zijn - als je de sterrenhemel ziet, als je de vogel nakijkt die de hemel doorklieft, of als je de melodie van het heimwee beluistert.
Deze gelukservaring komt en gaat, laat zich niet door de wil of door enige dwang verlengen of verdiepen.
Maar we leren wel hóe we hem kunnen opzoeken, nl. door bereid te zijn het onbegrensde te ondergaan, door wat of waar dan ook, ieder naar zijn instelling.
Een gespannen mens is nooit bereid.
Een lichamelijk of/en geestelijk onrein mens is niet bereid.
Emoties, lichamelijke ongemakken, gedachten kunnen ons zeer goed van deze transcendente ervaring afhouden.
Het lichaam, het hart, het hoofd moeten ontspannen zijn, d.w.z. open.
Alles uit je weg laten vloeien, zich wéér overgeven aan schoonheid, harmonie, rust.
Een sensatie die ons overweldigd, kan ons, of we willen of niet, met geweld tot rust of ontspanning brengen.
Zulke ervaringen kun je nogal eens opdoen in de grootsheid van natuurbelevenissen.
Dan ben je in één klap bereid.
Bereidheid is de sleutel tot het ervaren van je Gulden Midden.
Het bereid zijn is iets dat we verleerd hebben door onze misvattingen.
Bereid zijn heeft niets met oefening van de wil te maken, hoewel Zen leert dat álle oefeningen slechts tot bereidheid voeren en verder niet.
Het bereid LEREN zijn, is als een ontspanningsoefening.
Niet bereid zijn heeft met spanning te maken of met onverschilligheid.
Spanning afvoeren heeft niets te maken met religiositeit of spiritualiteit, slechts met normaal mens worden.
Een "normaal" mens, de drie-eenheid - bezit in meerdere dan wel mindere mate een Gulden Midden.
Bereid zijn is wensen zonder dwang, het is openbloeien, het is tolerantie tegenover de Grote Geest.
Wij zijn intolerant geworden door onze vooroordelen, die vrijwel alle op misvattingen berusten.
Tolerantie is een doorlopende toestand van bereidheid tegenover de Schepper, de natuur, de medemensen.
Tolerantie laat ruimte voor alles en allen. Het verzet zich tegen uitbuiting, tegen misbruik, tegen vernietiging.
Het sluit alle vernietigende emoties uit: jaloezie, haat, concurrentiedrift, eerzucht, allemaal hartaandoeningen die onszelf zowel als de medemens en de natuur ontkrachten.
Zij benemen ons het Gulden Midden.
Onszelf ontkrachten is ons dagelijks werk, doordat we te veel energie verspillen aan vergankelijke dingen.
Die energie moeten we in tweeën delen: iets voor Moeder Aarde, maar ook iets voor de Hemel.
Beide een gelijke helft.
Ons Gulden Midden, via ons navelchakrum, zegt ons als we TE veel aan de ene, dan wel aan de andere geven.
Alles wat begrensd is sterft.
Daarom moeten we nooit al onze hoop op het sterfelijke concentreren.
Energie is onsterfelijk, maar we moeten hem wel aanvullen, energie wenst opgewekt te worden.
De Hemel is onze energiebron, de Aarde is onze energie-verwerker. De Hemel vult bij, de Aarde ontspant.
De Geest laadt op, de natuur ontlaadt.
De geest kan ons opjagen, de stof kan ons uitputten.
Ons denken kan ons opjagen, ons hart kan ons ontledigen.
En tussen beide ligt dat Gulden Midden.
Een transcendentie, een overgang tussen hemel en aarde; een "midden" - noch een "zijn", noch een "niet-zijn".
Dat ontstaat uit een transcendente gelukkigzaligheid, een Diepe Vrede, die ons verstand te boven gaat en onze emoties tevergeefs zoeken, een aanraking die ons het ZIJN in een overgangsgebied realiseert.
Een ZIJN dat onvergetelijk is en ons daarom - in voor- en tegenspoed - schraagt.
Dan zijn we werkelijk uit GOUD gesneden - bescheiden, maar onophoudelijk stralend.