II


De dwaas - 0 - Hebreeuwse letter  Shin.


In een wereld vol wijzen valt de dwaas het meeste op; en in een wereld vol materialisten valt de dwaasheid van de spiritualist het meeste op.

Alle begin en alle einde begint bij de nul (0).

Het is het teken van een krachtveld, de eivormige beslotenheid; het is een teken van eeuwigheid, van eenheid en van neutraliteit.

Uit deze 0 kunnen zich de karakteristieken vormen; elk mensenkind komt uit een lichamelijk 0, de eivormige baarmoeder; en moet spiritueel herboren worden uit het geestelijke krachtveld, de geestelijke baarmoeder van de Materia Mater.

De weg des mensen begint bij de nul en eindigt bij de nul, zijn weg voert hem door al die vormen en belemmeringen die ieder een beeld aannemen.

Hij, die inziet dat hij van niets tot niets gaat, wordt voor een dwaas aangezien, want de intellectueel georiënteerde mens meent dat de overwinning ligt in de lauwerkrans, in het aanbeden worden, in roem, macht, verdiensten.

Daarom schuift deze spiritueel onwetende mens kaart 0 van de Tarot heen en weder, hij weet hem niet te plaatsen en kent hem zeker geen ereplaats toe.

Niettemin bezat hij deze in de Tempel van Memphis en 

betekende hij voor de neofiet het grote abstracte niets, het opgaan in de eeuwigheid of het uitgaan uit die eeuwigheid tot in de beeltenissen van de stof.

Daarom noemt men deze kaart: de Dwaas. De ziel was dwaas om in de stof neder te dalen; de tot de absolute spiritualiteit terug-kerende mens wordt een dwaas in de ogen van zijn medemensen.

Deze voorstelling kan men terugvinden in alle gnostieke leringen en bij de alchemie: méént men het hoogste te hebben bereikt dan komt pas de werkelijkheid: het afscheid nemen van alles, het worden tot een dwaas.

Eer, roem, verdiensten en aanzien afgeven aan de ziel en terugkeren tot het stadium van de zg. dwaasheid.

Er zijn slechts weinig mensen die de kunst van deze dwaasheid machtig zijn en die hun egobelangen durven op te geven, om te worden tot een 0, bij niemand geliefd, door allen bespot, dolende over de aarde als een vreemdeling, slechts vergezeld van een hond, de waker tegen boze geesten en de waarschuwen bij on-raad.

Het symbool van de hond kent men een goede en een slechte betekenis toe, net zoals bij de Dwaas weet men er niet direct raad mee.

Men noemt hem de hellehond, de gids in de hel of ook wel een god, Anubis.

Op zijn rug draagt de Dwaas zijn zak met ervaringen voor de komende levensweg.

In zijn hand, de linkerhand van het hart, is de wandelstaf voor de weg der eeuwigheid, de Hah.

De mens, die door de wereld een "dwaas" wordt genoemd, steunt op de ingevingen van zijn hart.

Voor hem grijnst de krokodil, in de Egyptische symboliek de weergave van de stoffelijke beproevingen.

Doch de hond, herinnering of intuïtie, waarschuwt hem en deze "dwaas" zal onder geleide van zijn hond en zijn staf de stoffelijke beproevingen moeten leren overwinnen.

Daarom is op de Egyptische kaart het hoofd van de dwaas naar beneden gericht en niet zoals bij de middeleeuwse, Franse en Engelse afbeeldingen omhoog geheven.

De "dwaas", aan het begin van zijn weg door de stof gaat omlaag, nog niet omhoog.

Hij is niet de dwaas die optimistisch, zingend en dansend door het leven gaat, zoals sommige afbeeldingen hem voorstellen, maar hij is een dolende pelgrim, zoekende naar steun voor zijn voeten, in gedachten verzonken, met een innerlijke blik op de hemelen gericht, inplaats van met een uiterlijke blik!

Van deze figuur gaat een ernstige bezonkenheid uit, hij is géén dwaas, hij is zich bewust van de komende gang.

Op deze wijze begint een spiritueel mens zijn levensgang en het is niet van belang welke menselijke leeftijd hij bezit.

In hem moet deze pelgrim, deze dwaas leven en de waarden des levens onderkennen.

Zonder deze "dwaas" bestaat er geen inwijdingsweg!

Zonder deze 0 valt alle schepping weg, de bron van alle leven verdwijnt en er is niets meer waaraan de beelden zich kunnen hechten.

Denkt u zich dit eens in.

Wanneer de Oerkracht, God, de Motor van alle leven niet zou bestaan en de natuur in evenwicht zou houden, zou alles in elkander storten.

Zo ook met de weg van de Tarot, de weg van de spirituele mens.

Wanneer er voor deze mens geen Geest zou bestaan, die geestelijke Vlam om zich aan vast te houden, dan zou hij worden tot een beeld dat oplost en niet meer terugkeert, een begin met een einde.

Binnen de 0 is noch begin noch einde, er is die eeuwigdurende beweging, die door de grote allesomvattende Liefde levend wordt gehouden.

Daarom voegden de Kabbalisten de Hebreeuwse letter Shin (sheen) aan deze kaart toe. Het is de letter van het vuur, de letter van Shiva en hij betekent: de doorlopende intelligentie.

Niet bij alle weergaven draagt de "dwaas" het teken van de Shin (sheen), want daar waar men de kaart verlegt, daar wisselt men de letters.

Maar het teken Shin (sheen) is juist. Het Vuur van den beginne, het Licht aan het einde, het vuur van schepping en herschepping, een vuur dat niet met het aardse vuur te vergelijken is, maar vergeleken kan worden met het hemelse zout: water èn vuur, levend water, reinigend vuur.

In deze "dwaas" brandt dit merkwaardige vuur, en daarom weet men geen raad met hem: men noemt hem passief en toch intelligent, negatief en toch impulsief, brandende met een lichtend vuur en toch onaantastbaar, onverstoorbaar!

Is dit niet de beeltenis van de werkelijk hunkerende ziel?

Zou dit niet de ideale voorstelling zijn van een zoekend mens? Onverstoorbaar zijn gang vervolgende, bewaakt door de stem van zijn intuïtie, niet schuwende de neergang in de stof, zijn moeilijke ervaringen, steunende op de reine intelligentie zijns harten, te rade gaande bij zijn microcosmische rugzak, vol met opgedane ervaringen, zijn blik onafgebroken gericht op de weg voor hem, nooit afgeleid door spotters en honers.

Hoevelen van zulke dwazen zouden er op deze aarde rondlopen?

Zijn zij niet veeleer gelijk aan de voorstelling zoals de middeleeuwse Tarot, de Franse en de Engelse weergeven?

Angstig omblikkende, aangerand door hun hond (Frans); optimistisch, onwetend en onschuldig, een lied zingende, dwalende langs berg en dal (Engels).

Zie het verschil!

De beeltenis van de Tarot ging met de onwetende mensen de mist in, zij kwam eruit te voorschijn als een spel, een vermaak voor zielloze lieden.

Deze dwaas van de hermetische Tarot is geen figuur om mede te spelen, maar om van te leren!

De oude kabbala vergelijkt hem met Shiva, het begin en het einde, en zo moet men hem ook zien.

De mens gaat een gang naar beneden en een gang terug omhoog. Allereerst is hij onbewust van zijn zielskracht, slechts op intuïtie en hartsverlangen gaat hij voort, maar allengs wordt hij zich bewuster van zijn beproevingen en gaat hij zijn zielekracht te hulp roepen.

Hij daalt in tot aan het moment waarop hij de vorm, de stoffelijke gebondenheid, positief van zich afwerpt, daarna gaat zijn weg omhoog, d.w.z. zijn weg wordt louter een zielenweg.

Wanneer de mens naar uiterlijk spirituele schatten zou zoeken, zou het beeld van deze dwaas hem moeten deprimeren, want als alle begin en alle einde in deze 0 besloten ligt, waar is dan de beloning, waar de verdienste?

Waar is die zo fel begeerde kroon van licht, die de neofiet soms meent te mogen ontvangen?

Niettemin zou het een voorrecht zijn wanneer de spirituele zoeker zijn gelijke vond in deze dwaas.

Doch ook in de Tarot vindt hij zijn gelijke niet.

Men plaatst hem tegenover de Magiër, kaart no. I en groter tegenstelling bestaat er niet. 

Toch zijn zij één. Zij vormen samen DE mens, innerlijk - uiterlijk.

De numerologie bewijst het reeds: Kaart nummer I ligt naast kaart nummer 0, tezamen het getal 10 vormende, het getal van de volheid.

Iemand, die deze symboliek verwerpt kent de oude overdrachtstaal niet! 

Zoals de mens tot een vorm stolde, opgetrokken uit de aarde, zo werd de klank tot een vorm: het woord, en werden cijfers tekenen van elektromagnetische vonken.

Iedere frequentie die onze aarde bereikt verstilt in een vorm, zoals gedachten vorm aannemen en impulsen zich uitdrukken.

Er is niets geschied voor niets! 

Zij die menen alle symboliek, alle tekens terug te kunnen wijzen naar de fantasie, weten niet waarover zij spreken.

Met de Lichtzonen daalden mede in: elektromagnetische trillingen van allerlei geaardheid, die zich bekend maakten onder allerlei vormen.

De mens ging spreken, hij ging denken, hij ging voortbrengen en hij kwam tot handeling.

Zijn gehele levensuitdrukking bestond uit: vorm, klank, kleur, beelden.

Uit het niets kwam hij en kwamen eveneens zijn voortbrengselen: woorden, cijfers, beeltenissen.

Hij omgaf zich met de trillingen en hun uitdrukkingen die bij hem aangepast waren.

Hermes schiep de Tarot-beeltenissen; tot vorm geworden hoge frequenties die de mens herinnerden aan een oorspronkelijke levenssfeer.

Na hem kwamen wijsgeren die zijn taal herkenden en voegden daar de hunne aan toe: originele kabbalistiek, originele numerologie, astrosophie.

De dwaas en de magiër vormen DE mens en het cijfer 10, terwijl alle andere kaarten, in een cirkel geplaatst, met hun tegengestelden het getal 5 vormen.

Vijf is het getal van de ervaringen, microcosmische geboortestonden, het wedergeboren worden in een nieuwe fase.

Ook in het Scheikundig Huwelijk van Christiaan Rosenkreuz komt dit getal dikwijls voor, denkt u maar aan de 500 schepen die hij ziet verschijnen.

Het is niet nodig de hedendaagse kabbala en de moderne numerologie te bestuderen om tot zulk een inzicht te komen.

Het is slechts een vergelijking trekken tussen de leringen die uit één bron komen en daar waar zij overeenstemmen daar spreken zij één taal.

Er moet - wanneer men tot de vroegste bronnen doordringt - een universele taal te herkennen zijn.

Alle andere overdrachten vallen af, zij zijn zijwegen, spelen, zoals de Tarot een spel werd.

In iedere overdracht schuilt wel een stukje waarheid, maar men zoekt niet een stukje waarheid, maar DE waarheid en deze moet uit haar veelheid van vormen teruggebracht worden tot die alomtegenwoordigheid, de 0, het alles!

De dwaas gaat door al die beeltenissen heen en keert daaruit met wijsheid beladen terug en juist door deze wijsheid kan hij doen hetgeen hij MOET doen.

Hij komt tot dat universele: als ik alles denk te weten of te bezitten, ontdek ik dat ik niets weet en niets bezit.

En deze conclusie is de grootste dwaasheid in de ogen der mensen, en de eenvoudigste wijsheid bij God.

Zich baserende op deze wijze dwaasheid kan de spirituele zoeker zijn staf des harten in de hand nemen, zijn hond - de intuïtieve bewaker - zal hem dan trouw terzijde staan en zo zal hij de eerste stap zetten op het Pad van Inwijding, omkleed door kaart nummer 1, de Magiër.

Slechts de waarachtige Priester is een dwaas en slechts de wijze dwaas is waarlijk een Priester!

Het lood wordt goud en daarom minacht het goud het lood niet, want het is zijn geboortegrond.

De dwaas vormt die mysterieuze Materia, de chaos uit zoutachtig water waaruit de hemelse mens geboren gaat worden.

Uit God geboren daalt hij neder en hij geeft zijn levensweg over aan de hulp die hij medekreeg: de intuïtie, de staf des harten en het Geweten dat zijn levensvoedsel vormt.

1970 - 2024, copyright Henk en Mia Leene