Er zijn maar vier erkende vol-edelstenen: de Diamant, de Smaragd, de Saffier en de Robijn.
In de esoterie voegt men daaraan nog de vuuropaal toe, de steen die al de zeven kleuren van de regenboog in zich verenigd en daardoor een ongekende harmonie tentoonspreidt.
Hoewel men heden, nu het dragen van zodiakale stenen weer in de mode is geraakt, de diamant onder hen rangschikt, is dit toch volkomen onjuist, omdat de Diamant te verheven is om zich tussen de twaalf dierenriemstenen op te houden, daar zij een zo sterke trilling bezit, waardoor de zodiakale macht uiteen zou kunnen barsten. Hij is verheven boven de begrenzing.
Hij is dermate individueel, dat hij niet past in een reeks. maar op eenzame hoogte staat. De Diamant, volgens de ouden, verenigt de kracht van zon en maan in zich, is dus in staat vuur en water samen te voegen, een gave die duidt op een bovenaardse, psychische macht. Deze vereniging van twee tegengestelden is als een uiterst sterk concentraat in de Diamantziel aanwezig en geeft haar die sterke glans, en vooral die machtige trilling of uitstraling, die eigenlijk te sterk is om door een menselijk lichaam te kunnen worden opgenomen.
De Diamant had in de oude tijden dan ook een zeer bevoorrechte plaats en werd uitsluitend aangewend voor zeer geestelijke doelen, waar hij via zijn straling invloed moest uitoefenen op de aanwezigen, hetzij opbrekend, hetzij heiligend.
Het hangt natuurlijk van de grootte van de steen af in hoe verre deze werken kan. Geplaatst in het voorhoofd van een tempelgodheid kan hij een dermate magische en, vooral bij a-spirituele mensen, vernietigende invloed hebben, dat zijn bijnaam 'ongelukssteen' zeer juist gekozen is.
Oorspronkelijk komt zijn naam van het Griekse Adamas, d.w.z. de onoverwinnelijke.
Men behoeft geen mentale bokkensprongen te verrichten om hier een analogie te zien met de legendarische Adamas, de eerst-geborenen Lichtzoon, die in de chaos indaalde om de aarde-mensheid met zijn licht te dienen, maar werd besprongen door de legers van Satanaël, die hem zijn licht ontroofden, waarna Adamas op aarde moest rondzwerven, totdat hij zijn gestolen licht weer teruggevonden had.
Ook is er een overeenkomst met de eerste mens, Adamas, die in zich man-vrouw was, een twee-eenheid van water en vuur, precies zoals de Diamant deze bezit.
De geometrische samenstelling van de atomen bepaalt de kristalvorm en dus het ineigen karakter van de steen. Ook hierin is de overeenkomst te herkennen met de legendarische Adamas, de lichtzoon of Zoon van de zon.
De Diamant heeft hardheid 10, de grootste hardheid onder de edelstenen. De numerologie leert dat het getal 10 een vereniging van stof en geest voorstelt, ofwel, de 1, als eerstgeborene, herenigt met zijn oorspronkelijke land, de eeuwigheid, de 0 of hemel.
Grotere stukken Diamant hebben een aversie tegen het naar boven brengen uit de mijnschacht; zij verdragen de confrontatie met de aardse trillingen niet, waartoe men hen in een rauwe aardappel steekt om hun versplintering te voorkomen.
Is er een schoner vergelijk met de Adamas die 'in de chaos' indaalde en daaraan te gronde ging?
Bovendien is het zich 'beschermen door een rauwe aardappel' ook leuk, omdat de aardappel vanaf de vroegste tijden werd gebruikt als slaapmiddel; de Indiaanse medicijnman brouwde van het aardappelsap een slaapdrank ten behoeve van patiënten, die tijdens de slaap op therapeutische wijze moesten worden behandeld.
De 'vergetelheid' van de aardappelkracht behoedt dus de Adamas-diamant tegen de te sterke confrontatie van twee tegengestelde trillingsvelden. Een Diamant werd vroeger gereinigd van stof- en olieresten door hem te koken in zwavelzuur of vitriool.
In de alchemie is vitriool een symbolische aanduiding voor de 'sleutel tot het vinden van de schat', het alchemische teken van vitriool is een sleutelvorm. De alchemisten noemden het vitriool 'hun Smaragd der filosofen'. Vitriool wordt gebruikt om de student-alchemist te vertellen, dat hij harde, ziele-ingrijpende ervaringen moet meemaken, wil hij zijn 'gevallen ziel of Adamas' in zijn oude schitterende glorie herstellen.
In Oosterse leringen spreekt men van 'het diamanten kleinood' gelegen in de buurt van het hart.
De Diamant is dus hard, maar tevens broos. Ook een menselijke lichtziel is onoverwinnelijk, maar tevens zeer fijngevoelig.
De kristalvorm van de Diamant is een octaëder, een regelmatig achtvlak. Onnodig hier te wijzen op de vele symbolieken rond het getal 8, waarin zich het boven en het beneden verbindt middels een kruis. Ook kunnen we denken aan de 8 Zaligsprekingen, aan het achtvoudige inwijdingspad, aan het 'kleine ziele-altaar', waarop de achtvoudige Lotus bloeit en aan de achtvoudigheid in de Egyptische Tarot en de Kabbala, om niet te vergeten dat de heks in de Faust van Goethe zegt: "Na acht is 't volbracht".
De Diamant splijt moeilijk en slechts volgens het achtvoud.
Hij is dus zeer individueel, zoals ook de Adamas individueel zal zijn.
Hij heeft een sterke warmtegeleiding, maar is koud op de tong, aldus bevestigend dat hitte en koude in hem zijn verenigd.
Men kan hem het beste slijpen met zijn eigen diamantstof, zoals de Lichtzoon uitsluitend edel kan worden wanneer hij zichzelf 'slijpt'.
Plinius heeft gezegd dat de Diamant weerstand bood aan de twee sterkste energieën in de natuur: ijzer en hitte.
De Adamas uit de hemel is bestand tegen de wil of agressie, het ijzer en tegen de instinctieve natuurdrift, de hitte. Een Arabische arts liet het bericht na, dat 'de Diamant alle stenen en alle natuurlijke lichamen kan breken, behalve het lood'.
Adamas werd door Satanaël of Saturnus berooft van zijn licht, lood is het Saturnusmetaal en wordt aangewend om de mens te beschermen tegen radioactieve straling.
De Diamant is sterk radio-actief.
Een zeer oude overlevering meent dat de diamant zijn stralingskracht van het sterrenbeeld van de Medusakop ontving, te vinden in het grote sterrenbeeld Perseus. Men behoeft er de Perseusmythe maar op na te lezen om de overeenkomst met de diamantstraling te herkennen.
Een andere overlevering zegt, dat de Diamant in de borstlap van Aaron zijn helderheid verloor door de gezonken moraal van de Joden.
Diamanten en Briljanten hebben een zo sterke trilling, dat hun inwerking op het menselijke zenuwgestel niet goed is. Hier is de grootte natuurlijk ook bepalend. Gevoelige, labiele en zenuwzwakke mensen zouden zich moeten onthouden van het dragen van Diamanten.
Zo is de Diamant een prachtig voorbeeld voor de Zoon des lichts, die afdaalde in een hem eigenlijk vijandelijk gezind gebied, maar daar uitsluitend kan existeren "indien men hem een teug vergetelheid geeft".
Maar zij, die deze vergetelheid 'uitgeslapen' hebben, zij willen 'terug' naar de sfeer waaruit zij zijn geboren.
Hij, die verstaan kan, versta het!