Van Shiva en zijn wonderbaarlijke werking


" Daarom moet gij, alchemist, doende zijn om uw tin in de nabijheid van het edele goud en het edele zilver te brengen".  

Paracelsus 


Indien de mens grof materieel is ingesteld beweegt zich zijn etherische zoeken, zijn spirituele zintuiglijkheid nooit buiten het materiële veld, noch in de stof, noch in het onstoffelijke gebied. 

Zijn denken en gevoelen echter zeer edel, rein, zich doorlopend bewegende in een hoog spiritueel veld, dan worden de spirituele zintuigen gevoeliger, en kan de mens intuïtief het etherische veld onderscheiden, herkennen en verklaren. Zijn tin, de Jupiterische trilling, die via de huid uitstraalt, maakt deze mens lichtender en werkt mee aan een aureool van adeldom. 

Het tin voert de mens dichter tot hetgeen hij door middel van zijn stoffelijke zintuigen niet zou kunnen onderkennen: het verplaatst hem dus in de sfeer of de wereld die hem vreemd is: de hemel, de hel, de tussensfeer. 

Jupiter (tin) geldt in de astrosofie als de overwinnaar van Saturnus, de verstarring. Hoe edeler denken en gevoelen des te beter de lever werkt en des te reiner het bloed wordt. (De lever staat onder invloed van Jupiter). 

Daarom zegt de medicus Paracelsus: "Breng uw tin in de verborgen en geestelijke plaatsen waar uw goud en uw zilver zich bevinden" . 

Vermors uw etherische gaven niet, ruïneer uw spirituele zintuigen niet door hen te laten spelen met hun verborgen kracht, maar plaats hen onder de hoede van uw edele denken en gevoelen! Goud en zilver - de god en de godin der alchemie - moeten in uw nabijheid worden gebracht, uw denken moet zich verenigen met de godheid: de positieve belevendiging, uw hart moet zich verenigen met de godin: de afwachtende, de negatieve hunkering, en door deze hersteld harmonische beweging wordt de ziel tot leven gewekt, want zij bevindt zich in de buurt van het meebewegende hart. 

"In de nabijheid van het hart bevindt zich de lotus met acht bladeren; en in het centrum van deze lotus is een microscopische cirkel waar zich de individuele ziel bevindt, die Licht is". (Les Upanishads du Yoga). 

Ziedaar de woorden uit de alleroudste Upanishads: er is dus een cirkelvormig krachtveld met als kern de lichtende ziel. 

Zodra het spirituele hart zich naar het Licht beweegt gebeurt dit op aandringen van de individuele ziel, die Licht IS! 

Zo ziet de Upanishads de hereniging van de godin met Shiva, het kosmische vuur. Op het moment van die vereniging valt al het onreine weg in de omarming van Shiva, die zijn godin, zijn koningin, d.w.z. de individuele ziel in zichzelf opneemt. 

Shiva heeft dus niets wreeds en afstotends, zoals de meeste mensen denken, omdat hij afgebeeld wordt, dansende op een kind. De dansende Shiva symboliseert het kosmische ritme van het ontvangen en het schenken; hij heeft de klok van de eeuwige roep in zijn ene hand en de vlam van de eeuwige belevendiging in zijn andere hand. 

De ziel is als de klok, altijd roepende, hunkerende; de vlam is als Shiva zelf, neerschietende als een bliksemstraal, dansende door de sferen der natuur om in te dalen in de ziel. 

In deze werkzaamheid tussen Shiva en de ziel speelt het tin, als een aspect van de menselijke zevenvoudigheid, de rol van verfijner, rangschikker van de tonen van het klokkenspel, dat meer en meer moet gelijken op de oerklank die tot de Vlam van de Schepper opstijgt. Het is niet voldoende om te hunkeren; ieder mens hunkert ergens naar, zijn hunkering is als een vraag, een klok die zijn klanken de sferen inzendt. 

Maar wat vertolkt deze klok? Wie roept hij? 

Deze klok der ziel vertolkt het goddelijke klankenspel wanneer de harmonie tussen de zeven aanzichten is bereikt, waarvan het tin als de vertegenwoordiger voor de vier basis-elementen geldt. 

Jupiter, Vader Ether (het tin) werkt nauw samen met de vier elementen: water, vuur, lucht en aarde en zo verkrijgt men de quintessens, het vijfvoudige woord dat direct in binding moet staan met goud en zilver (hart en ziel) om zo te komen tot het allerhoogste: het zevenvoudige woord, de zevenklank: de roep der ziel, zeggende dat de lotus met de acht bladeren, de Verwerkelijker van de acht Zaligsprekingen, gereed is om het Vuur van de Daad (het Shiva-Licht) te ontvangen tot een getuigenis en een herschepping. 

Het is een bemoediging om iedere keer opnieuw een bevestiging te vinden in de archaïsche leerstellingen: de waarheid bevindt zich in de natuur, in de kosmische wetten en in de leringen van de allergrootste boodschappers. Deze waarheid is één en dezelfde. Er is geen bevoorrechte organisatie die het privilege bezit tot overdracht van deze waarheid. 

De Waarheid is in de vereniging van de god en de godin: het geestelijke vuur en de ziel, waarop de achtvoudige lotus haar geestelijke Mensenzoon voortbrengt als een getuige. 

leder schepsel die deze Waarheid onderschrijft dóór zijn levensgedrag, is de waarheid zelve geworden. Zodra hij echter deze Waarheid is geworden, stralen, als goddelijke lichtkernen, de vier gaven Gods: Wijsheid, Gerechtigheid, Liefde en Waarheid de mensheid tegen. 

Deze mens is hard als de onomstotelijke Waarheid, maar de Liefde verzacht deze hardheid en hij is onbuigzaam gerechtig, maar de Wijsheid omstraalt deze Gerechtigheid. 

Wederom ziet men hier de harmonie van de vier elementen, nu echter in hun goddelijke aanzichten. Geen van deze elementen kan gemist worden om tot een volkomenheid van de Waarheid of de Goddelijkheid te geraken. Iedere ziel, die de klok luidt om Shiva tot zich te roepen, m.a.w. om het vuur der verassing èn der herschepping op te wekken, moet zich ervan bewust zijn dat hij onder zal gaan in een golf van ervaringen, daar hij zo dicht bij het geestvuur en diens karakter moet komen, dat hij een eenheid gaat vormen met dit Vuur. 

Daartoe moeten denken en gevoelen van de mens (goud en zilver) met het verfijnde tin, waarbinnen de vier elementen harmonisch samengaan, bereid zijn die overweldigende schepping van Shiva te aanvaarden. 

De harde, maar onuitwisbare, immer aanwezige Waarheid; de scherpe, onontkoombare Gerechtigheid; de onbegrensde Wijsheid, die zich verbergt achter vele aanzichten; en de Liefde, die alles kan verdragen, maar ook alles kan accepteren, en deze worden omvat door het Geestvuur van Shiva als een helder licht, waardoor geen misvattingen van de vier Gaven mogelijk zullen zijn! 

In deze dans van Shiva is die harmonische, liefdevolle, reinigende, wijze en gerechtige beweging te herkennen tussen het roepen en het antwoorden, het ontvangen en het geven. Er is geen volkomenheid mogelijk zonder deze kosmische dans, die zijn reflex vindt in het gedrag van de mens. 

Men moet weten te ontvangen en weten te geven, men moet weten te dienen, maar ook weten te leiden. Tezamen vormen zij een eenheid, zij heffen elkander niet op, maar vullen elkander aan en zo de spirituele inspiratie, het Vuur van Shiva, aanwezig is vormt deze dans een schepping, een herschepping voor de gevallen ziel! 

In de beweging van deze kosmische dans vinden de Boodschappers hun taak, zij moeten zich meebewegen op het ritme van deze kosmische vibratie en de zielen aanmoedigen om zich op te trekken tot aan Shiva zelf, opdat deze hen herstelle in het Wezen dat zij waren. 

De dans van Shiva met zijn ziele-godin begint langzaam, zij moet zich voegen naar zijn ritme: de ziel stelt zich open voor de trilling van de geest, zij moet daaraan wennen en langzaam maar zeker kan het ritme, de trilling, worden opgevoerd. De voeding wordt vaster opdat het ziele-kind groeie. 

De oppervlakkige onderzoeker vereenzelvigt Shiva met een god van de wraak, die besloten ligt binnen de wet van het menselijke begrip van leven en dood. In het verre verleden echter was hij de grote Bezieler, de Levensschenker. 

Voor de goddelijke ziel blijft hij deze Levensschenker, voor de gevallen ziel draagt hij te allen tijde het karakter van de vernietiger in zich. Hij is geen vernietiger gelijk God geen vernietiger is. Maar het schuldcomplex van de gevallen ziel, die zijn straf vreest, verandert God in de god der wrake. 

Zodra de ziel inzicht bezit en begrijpt dat hetgeen onrein is weg moet vallen wanneer de reinheid volkomen wil zijn, herkent hij God als de Gerechtige, als de Wijze, en als de Liefde. Hij ziet dan de Waarheid zoals deze werkelijk is. 

Wanneer Paracelsus zegt: "Goud en zilver blijven achter in het vuur, zij worden niet vernietigd", dan zegt hij slechts dat de reine ziel, waarin gemoed en denken één zijn, d.w.z. waarbinnen de dans van Shiva zijn werk heeft verricht, het verdere scheppingswerk zal voltrekken. 

Goud en zilver arbeiden mee aan de herschepping, en daarin moet het tin, de etherische zintuiglijkheid die via de lever in de bloedbaan komt, zijn stralende, verklarende rol spelen, als een getuigenis, een aanduiding. De "vernietiger" Shiva vernietigt niet hetgeen het zijne is, maar slechts hetgeen niet mee kan dansen, hetgeen versteend is of tot de dood behoort. 

Dit zijn dan, in de taal van Paracelsus, alle onreine metalen, alle materiële elementen. 

Hoe dicht ligt deze gedachte bij het Kathaarse endura: het materiële sterft of het ego moet sterven. Doch de mens behoeft niet lichamelijk te sterven om aan deze dans van Shiva deel te nemen! 

Het liggende figuurtje onder de dansende voet van Shiva is het symbool van het stervende ego, het zich offerende ego, zich wegschenkende als een grond waarop Shiva dansen kan. Er is hier geen sprake van smart, een fanatiek gevecht, er is slechts sprake van een vreugdedans. De klok die roept, de vlam die brandt. 

De aloude woorden: "Bidt en u zal gegeven worden"; "Klopt en u zal worden opengedaan" worden teruggevonden in de eerste kreet van de schepping. Het woord van Christus is een onderdeel van die eeuwigdurende herhaling van de Shiva-dans. 

In de ontwaakte zielen vormt het Woord van iedere Boodschapper, de getuigenis van iedere waarachtig op de verlossing wijzende Afgezant, een leven schenkende trilling die de levensdans van Shiva activeert. 

Oost en West kunnen elkander ontmoeten in deze kosmische dans, want er bestaat in werkelijkheid geen Oost en geen West, geen Noord en geen Zuid, er bestaat slechts die grootse schepping waarbinnen wetende zielen hun opdracht volbrengen in dat gigantische goddelijke Plan. 

Een ziel blijft een ziel, onverschillig haar geboorteplaats, er kan slechts een meerdere of mindere gevoeligheid zijn voor bepaalde leringen, methoden, oefeningen. Doch al deze leringen, oefeningen en methoden zijn onvolmaakt, creaties die voortkwamen uit het menselijke denken en het menselijke gevoelen. De individuele ziel ligt in de achtvoudige lotus en niemand kan deze lotus de verfrissende dauw, het leven schenkende zonlicht, de inspirerende lucht of de sterke grond brengen dan de ziel, het zaad of het godsatoom dat het Licht moet kennen om ernaar te kunnen verlangen. 

Datgene waarnaar u hunkert wordt u gebracht. Uw hunkering fundeert zich in uw bewustzijn, het kleurt zich naar uw bewustzijn. Niemand kan uw hunkering vervormen, men kan hoogstens uw hunkering gevangen nemen en haar voeden met het voedsel dat uit één bepaalde bron komt. 

In werkelijkheid voedt de ziele-hunkering zich slechts met een universele voeding: de dauw des hemels, het ongevormde Licht, de trillingen der luchten die overal zijn en die van verre komen en tevens nabij zijn, de grond die hecht is en sterk en nooit zijn machtige omarming verliest! 

De ziel reist van Oost naar West en van Noord naar Zuid en stijgt op tot de Hemelen, maar zij laat zich nooit ketenen, omdat haar hunkering-naar-groei onuitroeibaar is. Daar waar zij wordt geketend, wordt haar groei belemmerd. 

Wees daarom vrij, mijn ziel, en stijg tot de hoogste hoogten en daal af tot de diepste diepten en vreest niet! 

Maar bewaar in de diepten van uw graal de Vlam van Shiva, die u levend houdt!

1970 - 2024, copyright Henk en Mia Leene