De oude Veda, waarvan de archaïsche Upanishads de innerlijke leer vormen, leerde in wezen hetzelfde als de gnostieken.
"De ziel ligt gevangen in het lichaam en zij moet daaruit bevrijd worden. Daartoe moet het lichaam in harmonie komen met de oer-harmonie, zodat het goed mede kan werken. Vanuit de ziel staat een nieuw lichaam op, een getransfigureerd lichaam."
Om deze ziel in de gelegenheid te stellen zulk een lichaam op te bouwen moet men het aardse lichaam beheersen, het dwingen zich terug te trekken.
Daartoe zijn er allerlei vormen van yoga in het leven geroepen. Het kernpunt van alle moeilijkheden ligt wederom in: de methoden.
De mens denkt methoden uit. Voordat de ziel de inspiratie kan overdragen bedenkt de mens reeds een methode voor haar. Deze intellectuele inspanning komt met vele mislukte pogingen van zoekers overeen, waarbij men vóór-denkt en niet ná-denkt.
Men begint met het intellect te forceren om te kunnen doordringen in een wereld, dat het niet kent. De intellectueel ingestelde mens kan zich niet verplaatsen in een situatie, waarbij zijn intellect de stof tot studie wordt onthouden.
Alle religie - zo meent men - is te verdelen in twee uitingen: intellectuele religie en mystieke of hart-religie. De oosterse leringen worden door de westerse mens veelal ondergebracht in de mystiek, leringen voor het hart.
Doch er is geen leer zo intellectueel ingesteld als de yoga, een scherp wetenschappelijk gefundeerde methode om te komen tot een splitsing tussen lichaam en aurische wezen.
In het aurische wezen zit de wezenlijke mens, zijn levensbeginsel, zijn ziel.
Wanneer dit aurische wezen zich van het lichaam scheidt blijft het lichaam als een ledige zak achter. Niettemin werd de gevallen ziel bekleed met deze lichamelijke vorm om door middel daarvan God weder te vinden.
Het lichaam achterlaten voordat de ziel haar eigen hemelse lichaam wederom bezit is slechts experimenteren, voortijdig ingrijpen, een forcering, ontstaan uit het scherpe vóór-denken. De methode der religieuze bewegingen berusten meestal op natuurgebonden pogingen, methoden die binnen het bereik van het intellect dan wel van de emotie vallen.
Men kan niet aanvaarden dat er nog een andere vorm van religie bestaat, de Religio, die de directe binding tussen ziel en Schepper bevestigt. Het denken kan deze Religio niet in-denken, het hart haar niet in-voelen. Maar zij bestaat wel degelijk, doch slechts de individuele onderzoeker ontdekt haar.
Alle pogingen die uitgaan van het intellect dan wel van de emotie benaderen het Licht van Shiva niet. De ontdekking van de Religio die boven hoofd en hart uitstijgt, doet men pas wanneer de mens, het ego, aanvaard heeft dat het Shiva niet bereiken kan. Vele leringen onderstrepen deze waarheid, maar er zijn slechts weinig volgelingen die door de praktijk deze waarheid belevendigen.
Men kan niet ophouden met het invoeren van methoden; steeds nieuwe methoden meent men te vinden om de ziel uit haar gevangenis te bevrijden, om het hemelse Lichaam te scheppen, om het aardse lichaam te vernietigen.
Alles berust op het misverstand van de werkingen van Shiva: vernietigen en herscheppen. In een modern jeugdblad stond een tekening van Shiva met als onderschrift: "uit de ruïnen van de oude eeuw schept hij de komende eeuw."
Wel, dat gebeurt telkens, als een herhaling binnen deze natuur. Het is een reflectie van het waarlijke transfiguristische geheimenis. Uit de as van het zevenvoudige wezen komt het hemelse wezen voort, d.w.z. degene die boven deze zevenvoudigheid uitstijgt.
De intellectuele mens ziet Shiva binnen deze natuur, als de bestuurder van de natuurlijke wentelingen. Daarom meent men Shiva te bereiken, zodra men de begeerten en de zintuigen van het aardse lichaam dooft via een methode. Maar het verkrijgen van paranormale gaven betekent niet dat men Shiva kent. Shiva vertegenwoordigt een vuur of een Licht dat van buiten dit zevenvoudige gebied komt en dus verbreekt het de mens of de zevenvoudigheid.
Om deze reden fluistert men dat het betreden van een achtvoudig Pad gevaren en zelfs de dood met zich brengt!
Het is de angst voor de "vernietiging" van Shiva, de vrees voor de ver-assing van de alchemie, de afwijzing van het baantje van de poortwachter, uit de Chemische Bruiloft van Christiaan Rosencreutz.
Men wil door een methode iets bereiken, een plaats krijgen op de eerste rij in de hemel, de heerlijkheid van Shiva zien!
Maar men ziet niets en men ervaart niets, er is slechts de sensatie van méér te zien dan de grof-stoffelijke mens en méér te horen dan de materieel ingestelde mens. Men maakt zichzelf sensitief, omdat men meent dat een oversensitiviteit Shiva naderbij brengt. Sensitiviteit is een bezit van de heilige, zegt men. Maar er is méér. Men begint niet met sensitiviteit om als heilige te eindigen, maar men begint als heilige en wordt daardoor geheiligd, verfijnd.
Een mindere of meerdere mate van sensitiviteit is een aangeboren kwestie, een erfenis uit een verleden.
Sensitieve mensen behoeven geen heiligen te zijn, mensen worden wel sensitief, echter op een andere dan de occultisten dit verstaan.
Geen enkele paranormale gave brengt heiligheid met zich mede. De heilige acht de paranormale gaven niet, hij gaat eraan voorbij. Zo kan geen enkele wet en geen enkele discipline de heiligheid naderbijtrekken, maar de heilige stijgt boven deze wetten uit en volgt dan de innerlijke Wet van de individuele Religio.
Dit is een wet die ingrijpender is dan welke methode ook en zij verandert de mens intensief.
De godin van Shiva is Satî en haar naam betekent: deugdzaamheid, vroomheid.
Zodra de deugdzaamheid en de vroomheid de ziel overschaduwen is zij gereed om Shiva te ontmoeten.
Vandaar dat vele religieuze vormen de deugdzaamheid en de vroomheid als eerste vereisten zien om God te kunnen ontmoeten en zij dwingen hun volgelingen in een harnas van uiterlijk vrome methoden, en uiterlijk deemoedige handelingen. Men moet nederig werk doen en bidden.
Deze beide handelingen brengen de mens tot God. Het is een yoga, uitgedacht door de scherp intellectuele mens, die vroomheid en deugdzaamheid als een resultaat van armoede, nederigheid en bidden zag.
Het hart is vroom zodra het niet meer van God te scheiden is en het denken daardoor in een lichtend bad onderdompelt.
Het hart is deugdzaam wanneer het geen enkele vernietigende, disharmonische emotie meer kent, waardoor het denken wordt vergiftigd. Dan baadt het zich in de reinheid van de schone ziele-lotus en zo bewandelt de mens automatisch het pad der deugdzaamheid.
Deugd is in harmonie zijn met het goddelijke; deugd heeft niets te maken met een dogmatische, puriteinse levenshouding, want wie kent de wegen des harten of de hoogten en diepten van het denken?
Deugdzaamheid en vroomheid bezitten, wil zeggen: helder, vredig en roerloos worden als een meer waarop de lotus rustig kan voortdrijven, totdat de zonnestralen van Shiva haar vangen. Onberoerd blijven wil ook niet zeggen: stoïcijns worden, maar neutraal de middenweg blijven bewandelen.
Wanneer men dan zo tot de conclusie moet komen dat iedere methode in beginsel reeds foutief is, omdat zij is uitgedacht door het intellect, dan wel geanimeerd wordt door het geëmotioneerde hart, blijft de mens niets anders over dan niet-te-doen.
De bekende instelling van de wijsgeren.
Niet-doen, zo zeggen de wijzen, vergt de meeste krachtsinspanning. Het is hetzelfde als het "wie zichzelf overwint is sterker dan hij die een stad inneemt "
Alle methoden zijn erop ingesteld een "stad in te nemen", de stad van Shiva.
De wijze hoopt niets en hij verwacht niets. Zijn wezen is niet ingesteld op "hebben", hij is slechts gericht op "zijn".
"Zijn" in de betekenis van bestaan in de harmonie Gods, zichzelf levend houden binnen die harmonie. Daarin existeert hij niet, zoals de stoffelijke mens in het aardeveld, maar hij leeft, hij ademt in en uit de trillingen der goddelijke sfeer.
Deze deugdzame en vrome levenshouding is het gevolg van een zielegroei, die gestimuleerd werd door een ziele-hunkering die niet gericht was op: Ik wil hebben, maar: "Hier ben ik, wat wilt Gij - Shiva - dat ik doen zal!"
De lotus-ziel, drijvende op de rimpelloze, klare wateren des harten wordt door Shiva gevangen genomen, niet de ziel snelt op Shiva toe, maar Shiva daalt neder tot de ziel, zodra zij gereed gekomen is.
Er blijft de spirituele zoeker niets anders over dan minimaal meedoen aan de noodgedwongen existentie in de natuurorde en zijn bestaan aanpassen bij de wetten der natuur, en tegelijkertijd zichzelf bezig houden met de dingen van de ziel, hetzij via literatuur, hetzij via bezinning, hetzij via het beluisteren, hetzij via de daad. Of via al deze praktijken tezamen.
Hij moet zich daarmede niet bezighouden, omdat het een voorwaarde, een methode, of een plicht zou zijn, maar hij doet het omdat zijn hart zich daartoe gevoelt aangetrokken.
Het hart is degene die onderscheid maakt tussen methode en inspiratie. Men kan zich door de ziel geïnspireerd gevoelen om spirituele onderwerpen te onderzoeken.
Men kan zich echter ook door het intellect gedwongen gevoelen tot spiritueel onderzoek, omdat men zichzelf of anderen iets wil bewijzen. Er ligt een bedoeling aan ten grondslag.
De ziel inspireert de mens, omdat zij haar weg zoekt langs spirituele trillingen en de mens volgt die inspiratie zonder er een bedoeling, een doel mee na te streven.
Het ego bezit geen doel in de spiritualiteit.
De ziel kent zulk een doel wel, maar zij kan dit doel niet aan het ego overdragen, noch het daarin dwangwetmatig betrekken.
Zodra dwang gebruikt wordt trekt de ziel zich terug. Daarom bewijst de levensinstelling van de spirituele zoeker in hoeverre de ziel hem leidt.
Ieder mens kent in zijn leven een zwaartepunt, het interesse-gebied waar zijn hart zich volkomen aan geeft. Daar bevindt zich zijn ziel; hetzij goddelijke ziel, zoals in de spiritualiteit, hetzij ego-ziel, zoals in alle vormen van materialisme, en intellectueel en emotioneel spiritualisme.
De lotus-ziel opent zich pas voor het Shiva-licht wanneer zij prijsgegeven wordt aan de reine wateren. Vóór die tijd droomt de ziel van deze "reine wateren" en uit die ziele-dromen, die ziele-herinnering, ontstaat dat rusteloze zoeken van de mens.
De archaïsche Upanishads meent dat alle methoden nutteloos zijn en wij onderstrepen dit gaarne, hoezeer wij ook begrijpen kunnen dat de mens - zijn gehele persoonlijkheid - hunkert naar een methode om Het Doel der Ziel te bereiken. De methode of het volgen van de Weg moet uit de ziel zelf voortkomen, dat is een innerlijke groei en ontwikkeling.
Juist het vervolmaken van deze innerlijke ziele-weg is die hoogste methode, waarnaar iedere onderzoeker verlangt, maar die hij nimmer naderbij kan forceren. Men kan bepaalde levenswijzen volgen, omdat men deze van binnenuit in overeenstemming vindt met een harmonische denkrichting.
Hij, die de levende God wil toebehoren, neemt geen leven om zichzelf daarop te verhogen of zichzelf daarmede te bevredigen. De levende God is de Enige die nemen kan en hij neemt het levende tot zich, nooit het dode. In deze vereniging bestaat geen dood in de zin van deze natuur, er is slechts het wegebben, wegsterven van het onvolmaakte, het vrijwillig ver-assen van het onvolmaakte.
Dit geschiedt pas wanneer het ongoddelijke uitgevibreerd is in zijn ongoddelijkheid, gestorven is in zijn drift. Vóór die tijd kan het ongoddelijke zich niet vrijwillig laten ver-assen, omdat de drift tot het tijdelijke leven nog in hem oplaait.
Leef daarom zoals u meent te moeten leven, pelgrim, de inspiratie van uw ziel zal u de weg wijzen, zo niet, dan wijst het ego u de weg en komt u eveneens dáár terecht waar u behoort te zijn.
Niemand oordele zijn naaste, want laat hij, wiens ziel levend in hem is, bewijzen wat de vereniging met Shiva betekent.
Uit het gouden zwijgen komen de zilveren klanken als een reflectie van de geestzon. Het grote goddelijke Zwijgen wordt omkranst door het gouden aureool van de geest (de zon), waaruit de wetende pelgrim getuigt als een "koningin des hemels (de maan) in deze nacht der tijden.
Want deze beiden, de zon en de maan, god en godin, sterven niet in de ver-assing, maar zij getuigen, zoals het goden des hemels betaamt, van het Lichaam.
Moge deze rijkdom uw deel worden, pelgrim!