Te worden als een bloeiende levensboom, zoals deze in het Boek Henoch beschreven staat, is eigenlijk de verborgen wens van iedere spirituele mens, zijnde vol leven, stralende in oneindige geestelijke schoonheid, gevende van zijn geestelijke vruchten.
En aan de voet van deze Levensboom, staande in het paradijs, gaat de "Heer binnen op de geheime plaats."
Zo staat het geschreven in het Boek Henoch en zo herkennen wij dit eveneens in het Evangelie van de Pistis Sophia, een immer wederkerende eenheid, een hecht fundament, die helaas in deze hedendaagse tijd nauwelijks meer te bespeuren is in mens en wereld.
De Godsrivier ontsprong uit één bron, de geestelijke oceaan van Ea.
Heden stuiten we op ontelbare zijrivieren, die hun water hebben vergiftigd en waarvan de oorsprong niet meer te herkennen is.
Ontelbaren drinken uit deze vergiftigde wateren en vergeten de oerwaarheid, verzieken zichzelf, vertroebelen hun denken en vernederen hun gevoelens.
Indien de enkeling nog slechts de oerwaarheid herkennen kan, nadert het ogenblik waarop de kosmos zichzelf herstelt van de menselijke onwaarachtigheid.
Het is een noodzakelijke ingreep, die geen mensenhand kan tegen-houden, omdat de kosmos, zoals de natuur, zichzelf beschermt.
Zoals een chemische verdichting boven een grote stad deze belet frisse lucht op de nemen, zo kan een miljoenenvoudige etherische menselijke vervuiling de kosmos beletten zichzelf door aanvoer van etherisch geestelijke trillingen te vernieuwen of te herstellen.
De wisselwerking tussen geest en natuur is een noodwetmatig gegeven.
Wordt zulk een wisselwerking tegengehouden, dan volgt er een ingreep of een situatie die uit een noodtoestand voortvloeit.
Zelfherstel ligt in de natuur ingeschapen.
Ook in de mens!
De huidige nostalgie komt voort uit de innerlijke noodtoestand van de mens. Hij zoekt naar zelfherstel.
En bij een consequent zelfonderzoek zal hij deze wet tot zelf-herstel zeker vinden, geestelijk en lichamelijk.
Dat wat wij meestal een catastrofaal einde noemen, bergt altijd een nieuw begin in zich.
In de aeonengang zien wij dit met de Pistis Sophia gebeuren.
In de kosmos gebeurt hetzelfde met planeten, sterren en wereld-delen.
Elke schepping heeft een eigen, specifieke ziel.
Ontzield men hen, dan worden zij zelfdodend.
Herstelt men die ziel, dan is er sprake van een nieuw begin of een wedergeboorte.
Een gebeuren waarop Jezus doelt in zijn woorden tot Maria:
"Het pand van het eerste Mysterie is bij u binnengekomen en door dit pand zullen allen op de aarde en in de hoogten gered worden, en dit pand is het begin en het einde."
Hier ziet men dus duidelijk dat onze geestelijke ziel, ons pand, geen bezit van ons is, maar iets dat "bij ons is binnengekomen" en ook iets dat vergeleken kan worden met "begin en einde".
Met deze ziel is al het geestelijke leven begonnen en met die ziel zal ook het geestelijke leven eindigen.
Ons waardevolste onderpand is die ziel.
Iemand, die zulk een pand te bewaken en te bewaren krijgt, heeft "genade gevonden" in de ogen van zijn Schepper.
De aeonengang wordt dan ook gegaan onder leiding van dat "pand".
Iemand, die zulk een "pand" niet bezit, behoeft die gang niet te gaan, omdat dit totaal nutteloos zou zijn.
Begin en einde van die aeonengang liggen in de ziel: het pand is het begin en het einde.
De ziel daalde in de chaos in.
De ziel zal ook uit die chaos weer tot het Eerste Mysterie terugkeren. Daartoe moet zij zichzelf van de materie reinigen.
Die reiniging is als de aeonengang.
Zodra een ziel - en met hem de mens - deze aeonengang gaat, vraagt hij niet naar het einde, omdat hij - via dit pand - begin en einde kent.
Staat er niet in het gnostieke Thomas-evangelie:
"U vraagt mij naar het einde en u kent het begin nog niet!"
Velen vragen naar het einde, maar zij kennen dit begin, het ziele-begin, nog niet.
Zij; kennen de consequenties van de val in de chaos nog niet.
Zij beseffen niet dat zij "uit de geestelijke Hoogten" kwamen.
De kwelling van de aeonengang neemt voor de Pistis Sophia in de dertiende boetezang een einde; zij heeft het verborgen gelaat van Pluto herkent. zij weet dat hij kwam om de zevenkoppige draak te verslaan.
Deze universele gedachte van Michaël en de Draak herkennen we ook in de Pistis Sophia: het zichzelf offeren voor de naasten.
Het onaantastbaar worden voor de vurige adem van de draak, het in bezit hebben van een onoverwinnelijk zwaard om die draak te verslaan.
"Ik echter", zegt Jezus, "was boven de chaos."
Iedere ziel die de aeonengang tot het einde toe doorstaat en de aeonen overwint, komt boven de chaos uit.
Het is de alchemische vereniging van ziel en geest.
Ook in het gnostieke Thomasevangelie herkent men dit begrip:
".... het einde is gekomen als de twee één zijn geworden..." en ".... iedere vrouw die zich zal 'vermannen', zal ingaan tot het Koninkrijk der hemelen."
Oppervlakkige lezers kunnen allerlei profane betekenissen hieraan geven, maar laten we het toch zien in de esoterische betekenis:
"als het linkse wordt als het rechtse en het rechtse als het linkse" zal het einde gekomen zijn.
In het aloude gnostieke evangelie van de Pistis Sophia vinden we geen profane aanduidingen!
De woorden van een geestelijke boodschapper of wijze, onverschillig hoe zijn naam is, zijn altijd bestemd voor degenen die het "pand" in zich omdragen en hun woorden verwijzen naar dat "pand", omdat dit het "begin en het einde" is.
De ziel is een negatief geestelijk principe, aldus vrouwelijk, deze ziel moet zich "vermannen", doordat zij de "geest aandoet".
Waarachtig spirituele mensen maken van esoterische woorden geen tragisch komische profane verwikkelingen.
Zodra wij met een innerlijk gehoor luisteren. kunnen we ons losmaken van alle profane betekenissen en zullen we altijd de geestelijke geheimen achter de woorden der wijzen doorgronden.
Het geestelijke profaneren, bewust of onbewust, is als de geest verjagen en zich sieren met ledige vormen.
Hetgeen in onze tijd zo veelvuldig voorkomt. De geest of het licht schenkt zichzelf niet weg aan profanen. Hetgeen we duidelijk kunnen opmaken uit het evangelie van de Pistis Sophia.
Wij gaan heden ten gronde aan profanering.
Zoals eeuwenlang generaties verstoken bleven van de geest, doordat het geestelijke meer en meer werd geprofaneerd.
Als de ledigheid ons tot een hel wordt, zullen we de volledigheid weer zoeken.
In het evangelie van de Pistis Sophia vertolkt Maria Magdalena de apotheose van het slot van de aeonengang door de woorden:
"Genade (het recht dat om niet ontvangen is) en de Waarheid (de trilling van het Absolute, de logos) verenigden zich en daardoor voltrok zich de eenheid van de Gerechtigheid (de overwinning van het algoede) en de volmaakte Harmonie (de Diepe Vrede van Bethlehem)."
Door de "vrede" wordt aan de emanaties van Authades hun lichtkracht ontnomen, dan is dat in modernere terminologie, dat de vrede is wedergekeerd, omdat het lichte is ingegaan in het lichte en het duistere wederom wetend is geworden, aldus de chaos weder-om in zichzelf besloten werd.
Slechts de wetenden zoeken naar weten; onwetendheid is afwezigheid van weten.
Slechts de "pandbezitters" gaan een pand-aeonengang, de "pand-lozen" talen er niet naar, omdat het "pand" hen niet bezield.
In het "Nuctemeron" van Apollonius van Tyana wordt gesproken over "het nederknielen van de demonen" en demonen, oorspronkelijke goden, knielen neder als zij hun Heerser herkennen.
Als de materie in opstand komt tegen de geest, omdat zij een vonk des geestes bezit en zich dus goddelijk waant, ontstaan de aeonen-situaties, zoals wij die in de gang door de dertien aeonen her-kenden.
De geestelijke weg, onder leiding van de ziel, is niet moeilijk, maar wel tegengesleld aan een buitenissig egocentrisch streven.
Slechts een geprononceerd egocentrisch mens zal die weg daarom moeilijk en tegennatuurlijk vinden.
De deemoedige, bescheiden natuurlijke mens, die als bewaker en bewaarder van het "pand" is aangesteld, zal die weg normaal vinden, omdat ook in hem de natuur zich schikt naar haar Schepper, de geest.
Mogen daarom vele oprechte mensen een geestelijke weg bewandelen, opdat hun ziel vertroost worde!