Indien de pelgrim een directe binding heeft met de goddelijke energie, zal hij in staat zijn om binnen de dertiende aeon een lichtaureool rond zijn hoofd te vormen.
Hier is meer geestelijk licht aanwezig en aldus zal het ge-makkelijker zijn dit te bundelen en dit aureool kan worden gevoed vanuit het individuele lichtveld van de pelgrim.
Deze uitstraling zal een heling zijn voor zijn omgeving, omdat geestelijke naastenhulp slechts mogelijk is door middel van zulk een lichtende kracht.
Zodra men echter gebruik wil maken van het eigen magnetische lichtveld moet er wel sprake zijn van een absolute edele reinheid, zodat men de naasten niet belast met zijn eigen, eventueel onzuivere, trillingen.
Vandaar dat in het moment van naastenhulp iedere gedachte van eigen belang, of persoonlijke problematiek moet warden uit-geschakeld.
In deze dertiende aeon komt men tot een loskomen van zichzelf, een magnetische neutraliteit, waardoor de geestelijke energie volkomen tot zijn recht kan komen en een bescherming biedt tegen de hier aanwezige plutonische trillingen.
Pluto, als mysteriekracht, grijpt de mens aan en zuivert hem van de nog aanwezige ik-centrale of materiële bindingen; dat betekent dat er dus een andere kracht moet overblijven, wil deze pelgrim niet ten gronde gaan.
Pluto was in de oudheid de god van de verborgen rijkdommen. Hij brengt boven hetgeen van buitenaf onbemerkt is gebleven.
Al hetgeen uiterlijk en materie is, komt in hevige beroering.
"Wanneer al de materie zich beweegt, ik zal mij niet bewegen",
zegt de Pistis Sophia.
"En wanneer al mijn materie te gronde gaat en in de chaos blijft, ik zal niet te gronde gaan."
Zo men Pluto wel eens een "oordelende godheid" noemt en dit in afschrikwekkende zin bedoelt, slaat dit uitsluitend op de materie
"..... die naar de rijken van de onderste chaos wordt teruggezonden."
De plutonische kracht is erop gericht - evenals die van de andere mysterieplaneten Neptunus en Uranus - de ziel te belevendigen en koste wat het kost tot activiteit aan te zetten.
Hij zal de pelgrim zodanig tot bewogenheid brengen dat deze door de harde realiteit zal ontdekken, wat hij in werkelijkheid innerlijk bezit.
Pluto werkt daarom altijd ontmaskerend, en dit kan een vreugde voor deze pelgrim worden, maar ook een teleurstelling.
Gaat men echter de Pluto-aeon binnen, de laatste aanraking tussen hemel en aarde, dan wil dat zeggen dat men bereid is om zich aan deze plutonische werking over te geven.
Als er nog vrees aanwezig is, bewijst dit dat de waarheid nog schrik aanjaagt, omwille van het verborgene dat niet getoond kan of mag worden.
Men vreest dan de ledigheid of de verschrikkingen in het ver-borgene van de eigen aarde, het lichaam.
Met deze "verborgen diepten der aarde" werden de kandidaten tijdens de Eleusische mysteriën geconfronteerd, een dikwijls ontluisterende en onvergetelijke ervaring.
Angst volgt op het weten omtrent de dingen die men niet dan wel innerlijk bezit.
De eerste vorm ziet men dikwijls bij de door natuurdrift gedreven mens, die totaal geen geestelijke achtergrond bezit, de tweede vorm komt voor bij de pelgrim die schijnbaar op de geestelijke weg wandelt, en zich in schijnheiligheid hult.
De angst verbergt zich achter velerlei maskers.
In de dertiende aeon wéét de pelgrim dat het Licht nu in hem en met hem is, want zegt de Pistis Sophia niet: "Want het Licht is met mij, en ik zelf ben met het Licht!"
Zij is nu zeker van het Licht der Lichten.
Zij kent het uit eigen ervaring en weet dat het haar nooit in de steek zal laten.
Daarom is de ontmoeting met Pluto de laatste ontmoeting binnen deze aeonengang.
Hij, die vreesloos is, kan de ontmoeting met de godheid der verborgen werelden doorstaan.
De astrologie brengt Pluto in verband met materiële macht, machtswellust door goud en geld, meedogenloze zelfhandhaving. Geldbezit brengt angst met zich, men is bang het te verliezen, omdat geld en macht samen gaan in onze samenleving.
In het geld - gevormd uit de delfstoffen uit de schoot van de aarde - verhardt Pluto zich tot de vernietiger.
De drie mysterieplaneten, die eigenlijk hun geestelijke gaven uit-sluitend aan de geestelijke mens uitdelen, worden tot afschrik-wekkende goden bij hen, die nog niet aan hun geestelijke aanrakingen toe zijn.
Pluto wordt dan Hades, die Persephoné opsluit in zijn zonloze spelonken gedurende de wintertijd, wanneer het water verhard is tot ijs en de emoties of de gevoelens hun intuïtieve vermogens hebben verloren.
Zulk een Hades ontzielt de mens, d.w.z. sluit de zieletrillingen volkomen af door een gevangenis van grove materiële trillingen.
Zo kan deze ziel zich terugtrekken in haar eigen geestelijke gebied, terwijl haar stoffelijke persoonlijkheid verder existeert in de lagere levensvelden, natuur uit natuur, materie uit materie. Pluto brengt de ongeestelijke mens tot machtswellust, waarbij geen enkel middel wordt geschuwd.
Daarom zeggen de astrologen dat Pluto de oorzaak kan worden van krankzinnigheid en wel in de betekenis van een mateloze begeerte, die de mens opzweept tot uitzinnigheid, de grens-overschrijding van het zelf, zijn natuur en zijn mogelijkheden, zonder dat daartoe de voorwaarden aanwezig zijn.
Dit kan dus catastrofaal worden.
In het Evangelie van de Pistis Sophia lezen we hoe Jezus Maria wijst op haar vermenging van geest en stof:
"Ook gij, Maria, hebt een materiële gestalte ontvangen, die in Barbelo, en één die de Lichtmaagd is, gevormd naar het Licht.
Gij en die andere Maria, de Zalige."
Hier is de christelijke invloed uit later tijden goed merkbaar, hoewel de oorspronkelijke gnostieke gedachte nog herkenbaar is.
Maria bestaat uit Barbelo, de stof en de Lichtmaagd, de pure zieletrilling.
Maria en Maria Magdalena vormen samen een symbool van hetzelfde principe.
Maria de "moeder van Jezus" en Maria Magdalena "zijn geliefde".
Zij zijn beiden aspecten van het ontvankelijke zieleprincipe en van de dienende natuur, die zich graag offeren wil.
Maria "baart" Jezus - als Lichtmaagd - en Maria wordt één met Hem als zijn "geliefde", zoals enkele oude overleveringen summier vertellen.
Martha is degene, die in deze dertiende aeon, de eerste uitleg uitspreekt en zij is degene die de "kleine Davidskracht" als eerste omzet in Salomo-wijsheid, zoals later Maria, Maria Magdalena en Salomé getuigen.
Zij werd eerder in het Evangelie "de deemoedige" genoemd, de deemoed die haar zal vervullen met de geestelijke Hoge Moed.
Als antwoord op haar uitleg, zegt Jezus, Martha, gij zalige!"
En verheft haar tot Zijn gelijke.
Vier vrouwen zijn aanwezig bij het einde van deze aeonengang, vier symbolische vrouwen, vier gereinigde natuur-elementen, vier heiligende etherische krachten.
Martha voltrekt de zelfverloochening;
Maria draagt de geestelijke Liefde uit;
Maria Magdalena verenigt wijsheid en Liefde;
Salomé bestendigt de eerste drie in de stof of de natuur.
Zij vormen tezamen het vergeestelijkte vierkant, dat zijn wederstand opgegeven heeft en waarop de ziel zich verheffen kan: Inzicht, Liefde, Wijsheid en Verwerkelijking.
Deze vier gaven zijn eveneens aanwezig in de alchemische samenvoeging van natuur en geest. Inzicht en Liefde leiden tot overgave aan Wijsheid en Verwerkelijking.
In de dertiende aeon komt direct vanuit de Hoogten de kosmische energie omlaag om de gevangen ziel, nu rijp en ontvankelijk, bij te staan in zijn beslissende ontmoeting met Pluto.
Jezus zegt dus hier: "Ik zond - zonder het eerste mysterie - een Lichtkracht uit mijzelf omlaag."
Het eerste mysterie houdt bemoeienis met de worstelende ziel, maar in de dertiende aeon is deze ziel gelijk aan Chrestos, zij is een chrestoswezen en dus ontmoet zij direct deze trilling.
Het gelijke hervindt het gelijke.
De vier aanzichten van de reine natuur en de reine ziel, Martha, Maria, Maria Magdalena en Salomé verstaan dit.
Ook Salomé draagt hiervan kennis, gezien haar woorden: "Gevlochten is voor mij de ware krans, en hij heeft uw twijgen in mij laten ontspruiten."
Zo is hier de pelgrim van buitenaf en van binnenuit verbonden met het Licht der Lichten, dat zijn krans rond zijn hoofd heeft gevlochten en zijn twijg in zijn ziel ontspruiten liet.