Een religie zou zich moeten uitdrukken in de bewustwording van de ziel via het inzicht van het denken en de zekerheid van een oerherinnering, die het aloude denken des harten - Gnosis - levend houdt.
De logica die bij vele Vissentypen ontbreekt wanneer het op handelen aankomt, zou zich in deze twaalfde aeon moeten openbaren in het hart. Dit lijkt waarschijnlijk in tegenspraak met iedere bekende ziens-wijze.
Logica, zo wordt ons geleerd, is een denkscholing.
Laten we echter nooit vergeten dat de basiswetten van de kosmos volkomen logisch zijn, voortkomende uit een oerkennis waaraan iedere leugen en iedere schijnmanifestatie ontbreken.
In deze maatschappij betekent de logische rede: een barricade opwerpen tegenover de leugen.
In de twaalfde aeon betekent dit echter: oeroude beeltenissen rangschikken op de enig mogelijke wijze.
De zodiakale Vissen-mens doet dit ook dikwijls instinctief: hij rangschikt, na een miserabele ervaring, zijn experimenten en ondervindingen.
Hetgeen soms tot gevolg heeft dat hij, evenals de teruggeworpen Waterman-mens, verzinkt in het verleden, situaties in zijn denken herscheppende, omzettende, nogmaals doorlevende.
Eén verschil onderscheidt echter de Waterman-mens van de Vissen-mens: de eerste wil dat verleden uitdragen, terwijl de laatste het innerlijk verwerkt en zich zo in zichzelf opsluit.
Beide typen worden omvat door de saturnale ring: de eerste in het eigengereide betweterige beleren, de andere in het onbeheerste, dikwijls zelfbevredigende herleven van oude levenssituaties. Zo in de greep van Saturnus, hoewel zij de mysterie planeten zouden kunnen vertolken, zien zij de sprong over de afgrond tussen het voorbijgegane en het komende Leven niet meer.
Beide typen onderscheiden zich in of een sterk zielsgericht leven, dan wel een sterk ik-gericht leven.
En hoewel de Vissen-mens dikwijls mystiek of filosofisch gevoelig is, wil dat beslist niet zeggen dat hij niet sterk zelf-bevredigend zou zijn.
De Pisces-era is voorbijgegaan, waarin de mens de kans kreeg zich te wijden aan een belangeloos en ikloos dienaarschap.
Hetgeen echter niet betekent dat zulk een dienaarschap in de Aquarius-era nutteloos zou zijn.
Onverschillig in welke era de mens leeft: alle facetten van de twaalf aeonen moeten worden gerealiseerd!
Elke era heeft echter zijn specifieke instraling. waardoor bepaalde kwaliteiten gemakkelijker verwerkelijkt kunnen worden.
In deze era van de hoogmoed komt men veel moeilijker tot een belangeloos dienen, hoewel het overwinnen van de twaalf aeonentrawanten deze eis eveneens stelt.
De individualistischer moderne mens zou echter het belangeloze dienaarschap, zo hij spiritueel bewust is, beter kunnen uitdragen dan de sterk emotioneel beroerde mens uit de Pisces-era.
Dienen is nl. iets geheel anders als zich laten ontledigen zonder enig nut.
Het zichzelf wegschenken valt de huidige mens zwaarder, maar ziet hij in waartoe dit onontkoombaar is, dan brengt hij zijn offer bewust en volkomen beheerst.
De misleidende lichtkracht van de aeonen-trawanten doet de Pistis Sophia uitroepen:
"Hij hulde zich in duisternis als in een gewaad en dit doordrong hem gelijk water en zijn krachten gelijk olie.
Moge hij zich te allen tijde in chaos hullen gelijk een kleed en zich met duisternis omgorden, als met een lederen gordel."
In deze aeon van Neptunus komt het ziele-element, als water, in beweging: het verzet zich tegen de elektromagnetische trilling van het valse of zichzelf handhavende vuur van de ik-zucht en daarom zou er slechts één oplossing daarvoor zijn:
"....moge hij zich in chaos hullen gelijk een kleed en zich met duisternis omhullen."
Het verlangen dat de macht der chaos, die losgebroken is na de indaling en rebellie der Lichtzonen, zich weer in zichzelf zou op-sluiten, spreekt daaruit.
Elke gedachte aan een herhaling voor haarzelf en de haren van de doorleden ervaringen, boezemt haar angst in en dus schreeuwt zij haar doorstreden pijnen uit.
"Mijn God! Mijn Licht!
Ik heb in het midden van mijn innerlijke kracht niet rechtop kunnen staan. Ik ben gelijk de gevallen materie geworden, hier- en daarheen geworpen gelijk een demon, die in de lucht is."
Duidelijk is hier de Pisces-invloed herkenbaar.
Zij herinnert zich hoe zij, lichtloos geworden zijnde, nergens hou-vast vond, gelijk de onbeheerste Pisces-mens door de gedachten-stromen van anderen her- en derwaarts geworpen wordt.
Zij gevoelt zich momenteel vormloos, gezien de woorden:
"....mijn materie is verdwenen vanwege mijn licht."
Zij is in de twaalfde aeon een bewuste ziel, maar de beelden der herinnering trekken aan haar voorbij en soms lijken deze haar te overweldigen.
Maar zij is veilig, omdat het slechts beelden zijn die aan haar geestesoog voorbijtrekken, terwijl zij reeds in de bescherming van het Licht staat.
De behoefte aan offeren en dienen komt eveneens duidelijk tot uitdrukking:
"Mijn knieën zijn zwak geworden door het vasten en mijn vlees heeft zich door de olie veranderd."
Vasten is altijd een bewijs van de ene of andere vorm van onthechting en het "veranderen door de olie" duidt op het ontvangen van geestelijke voeding. De balsem der koningen, de olie der gezalfden is altijd een symbool van de heilige spijze des Verbonds.
Daarom gevoelt de ik-mens zich zwak.
Hij aanschouwt de gruwelijke beelden uit het verleden en gevoelt zichzelf als reactie daarop zwak en veranderd en bemerkt dat hij toch niet mede-gesleurd kan worden door die beelden, zij kunnen hem niet ver-nietigen.
Het zwak worden van de ik-mens en het "veranderen door de olie der gezalfden", zijn de signatuur van de twaalfde aeon.
Aan het einde van de uitspraak van de apostel Andreas leest men de mededogende woorden:
"Mogen zij beseffen dat dit Uw hand is en dat Gij, O Heer, hen geschapen heeft."
Al die trawanten die zich verkocht hebben aan Authades en die medespelen in zijn spel:
"Mogen zij inzien dat zij uit U gekomen zijn, O Heer!"
Het is het simpele gebed ten behoeve van de Lichtzonen:
"Mogen zij inzien dat het Uw Hand is, die hen tot de aeonengang dwingt!"
Gelijk zij in een vroegere boetezang eens omtrent zichzelf zei:
"Het is Uw hand, O God, waardoor ik in deze situatie geraakt bent"
Dat is geen beschuldiging aan het adres van het Licht, maar de conclusie van de mogelijkheid tot boete.
Het is Uw opdracht dat ik deze gang doormaak, maar waar bent U nu? Maak U aan mij bekend!
In de twaalfde aeon zegt hij:
"Maak dat de duisternis uit hen vlucht en zij U wederom herkennen en U als hun oorsprong, hun Leidsman zien."
Hij, die de aeonengang gaat zegt nooit: Gij zijt de schuldige, Heer!
Maar wel, als hij in diepe nood komt: Om U te zoeken bevind ik mij hier, maar waar zijt Gij?
Hij beseft nu dat al die trawanten, in velerlei vormen, in slaafse gebondenheid aan Authades, één ding missen dat hijzelf bezit: de herinnering aan hun afkomst, zij zijn hun mysterie verloren.
De instraling van Neptunus bewerkt dat zij sterk de noden van anderen ondergaat, hun pijnen etherisch absorbeert en zo herkent zij de oorzaak van hun lijden, hoewel zij een masker van oppermacht dragen.
Dan kan zij zichzelf uitstorten in mededogen, haar eigen Licht-kracht schenkende, hopende dat iets van haar kracht in hen zal overvloeien.
Dat is de laatste offerande alvorens deze ziel opnieuw opgenomen wordt achter de sluier van de dertiende aeon.
De Vissen-mens, indien geestelijk zoekende, verkommert zodra hem de Lichtkracht ontbreekt, hij wordt dan gif voor zichzelf en zijn naasten.
Hij wordt als het donkere diepe water, waarin de zon niet kan doordringen en dat een tehuis biedt aan afgrijselijke monsters.
Hij wordt als besloten water dat gaat stinken en giftig wordt.
Wee hen, die daarvan drinken.
Hij wordt zuiver H20, een onnatuurlijk product, dat de elektromagnetische kosmische trilling mist en daardoor dodelijk wordt, voor zichzelf en voor anderen.
Wil de Pisces-mens zichzelf behoeden tegen een terugval in de excessen, dan moet hij met de geest verbonden blijven, met de zon, met Het leven.
Zoals de onevenwichtige Aquarius-mens zijn "wezen verliest", zo verliest de onevenwichtige Pisces-mens eveneens de controle over zijn wezen. Hij gevoelt dan een neiging naar het onbeheerste, het teugelloze op allerlei gebieden.
Het is de drang om zichzelf te verliezen, die samenspeelt met zijn natuurlijke instincten en zo wil hij zich heerlijk laten medevoeren op de stromen, onverschillig welke.
Als een vis, maar niet als de vissen uit de Oceaan van Ea, die wijsheid overdroeg.
De woelige stromen moeten stil worden; de verborgen diepten moeten doorlicht worden door de zon des geestes.
Zo verkrijgt men het evenwicht tussen water en vuur, hart en denken, waarin de ziel gedijen kan.